Denkend aan Ed van Westerloo

Gisteren las ik het bericht dat Ed van Westerloo is overleden. Ik herinner hem vooral als het gezicht van het progressieve actualiteitenprogramma Brandpunt van de KRO. Dit bericht wierp mij terug in de tijd, naar het jaar 1969 toen ik even met Ed van Westerloo te maken heb gehad. Hieronder volgt het verhaal dat ik in 2016 eerder publiceerde. Andere tijden. Waar blijft de tijd...
Slide1

 

Afgelopen zaterdag was het eerste deel van de VPRO-serie Ondersteboven over het Nederland van de jaren zestig te zien. Voor mij was het een feest van herkenning, hoewel ik ook en ongemakkelijk gevoel kreeg door de opeenhoping van clichés. Zaterdag a.s. zal het tweede deel gewijd zijn aan de ontwikkelingen in het onderwijs en het studentenprotest in die jaren. Dan zullen wellicht ook beelden van de Maagdenhuisbezetting van mei 1969 worden getoond.

Daar ben ik wel benieuwd naar. Op  de Polygoon-filmopnamen, die van de Maagdenhuisbezetting zijn gemaakt, kom ik zelf heel even vluchtig in beeld. Bovenstaande iconische foto verscheen in de Volkskrant van 8 oktober 2011. Ook daarop ben ik te zien samen met Hans Kraan die naast mij onder de paraplu zit. Ik droeg een zwarte bril met getinte glazen en had een plastic regenjas aan. De foto is genomen op de hoek van het Spui en de NZ Voorburgwal.

Het is 15 mei 1969. Een overvalwagen met waterkanon reed over het Spui. Even later zou het Maagdenhuis worden bezet. Hans en ik hebben de eerste nacht ook in het Maagdenhuis doorgebracht. Hans bleef. Ik ging daarna naar huis. Hans werd later ook gearresteerd en veroordeeld tot 200 gulden boete. Die boete werd later betaald door professor Hemelsoet, die Gerard Reve in 1966 het colloquium doctum heeft afgelegd, voordat Reve werd gedoopt.

Mede naar aanleiding van deze bijzondere foto schreef ik een paginagroot artikel in De Volkskrant met als provocerende titel ‘Wij babyboomers zijn bij de eerste afslag het spoor al bijster geraakt.’ Dat artikel leverde een aantal furieuze reacties op onder meer van Max Pam (’Wij babyboomers hebben gefaald? Spreek voor jezelf, zak! ) en Marcel van Dam (‘De generaties na de babyboomers zijn niet slechter af‘). Ik had de poppen aan het dansen. Wat ik geschreven had was heiligschennis. De kroonjuwelen van de babyboomers waren in het geding. Het artikel hangt nog altijd ingelijst bij mij op de wc.

Schermafbeelding 2016-03-23 om 14.53.02

Ik begon mijn betoog met een opsomming van retorische vragen:

‘Waar zijn de idealen van de jaren zestig en zeventig gebleven? Waar is het vergezicht op een andere samenleving? De spreiding van kennis macht en inkomen? Waar is de vergaande democratisering die ons, babyboomers, voor ogen stond? Waar is de groene aarde met schoon water en schone lucht? Waar zijn de Kabouters met hun onbespoten groente? Waar zijn de kunstenaars die voor hun kunst de straat op gingen en niets van galeries en musea moesten hebben? Waar zijn de nieuwe samenlevingsvormen?

Waar zijn de krakers? Waar zijn de communes? Waar is de gelijkheid van minderheden? Waar is de afschaffing van oorlog en geweld? Waar is de minachting voor geld en rijkdom? Waar is het respect voor creativiteit? Waarom is de verbeelding nooit aan de macht gekomen? Waar is de bevlogenheid, de bezieling? Waar is de droom van Martin Luther King? Waar zijn de opstandige jongeren? Waar zijn de dropouts? Waar is het paradijs op aarde dat heel even in aantocht leek?’

.. …en kwam toen zelf met met een venijnig antwoord:

‘Geert Wilders heeft de wind in de zeilen door de eurocrisis. Ik denk dat heel wat babyboomers met een eigen huis, een dubbele hypotheek, een alimentatie en een waardevast pensioen het diep in hun hart eens zijn met het standpunt van de PVV over Griekenland: ‘Geen cent meer in die bodemloze put.’ First things first and Wilders for president!’

…om te besluiten met een verzuchting:

‘Wij babyboomers waren even op weg naar dat beloofde land, maar bij de eerste afslag al zijn we het spoor bijster geraakt. Het is aan een nieuwe generatie dat spoor terug te vinden. Misschien slaagt ze daarin, maar beslist niet door te rade te gaan bij degenen die de weg zijn kwijtgeraakt. De babyboomers hebben hun kans gehad. Het enige dat ons nog rest, is om precies te vertellen hoe onze idealen schipbreuk leden. Misschien heeft iemand daar nog wat aan. Zoals Boudewijn de Groot over de idealen van zijn generatie in zijn Testament: ‘Wie ze hebben wil, die mag ze komen halen, vooral jonge mensen vinden ze nog fijn’.

Zo keerde sfeer van de Maagdenhuisbezetting heel even terug in het heden. Ik had het imago van ‘de rebellerende babyboomer’ letterlijk ondersteboven gezet, de geest van mijn generatie indachtig. Maar babyboomers willen dit soort rebelse geluiden tegenwoordig niet meer horen. Ze zwijmelen liever weg in nostalgie. ‘Ondersteboven‘, zoals de VPRO-serie heet, is een begrip uit het verleden waar je een goed gevoel van krijgt, vooral als er van die rebelse muziek uit the sixties als smaakmaker wordt onder gezet. Nostalgie maakt alles mooi. En wat is er mooier om jezelf als ouwe zak nog altijd een rebel en een provo te wanen. Iedereen was provo in the sixties, vooral met terugwerkende kracht.

De jaren 1965-1970 vormen een hectische periode in mijn leven, waarvan ik zelf totaal geen foto’s heb. Het heden eiste destijds kennelijk alle aandacht op. En toen verscheen ineens die foto van Hans en mij onder de paraplu, compleet out of the blue. Ook ik was weer even die ouwe zak die dacht dat hij nog altijd een provo was. Het was een waanzinnige tijd, dat wel. In 2009 schreef ik een brief aan mijn psychiater Dr. A.F.C. Overing, bij wie ik destijds in behandeling was en die inmiddels is overleden. Ik kreeg een brief terug die als volgt begon:

‘Om een voor mij onduidelijke reden denk ik bij Uw naam Mous altijd Uw voornaam Huub erbij. Fragmentarisch kwam Uw naam wel eens naar
boven als in een of ander medium de bezetting van het Maagdenhuis om een of andere reden werd genoemd. De meest duidelijke herinnering aan U die bij mij boven komt is het feit dat U meedeed met 
de bezetting van het Maagdenhuis op het Spui. Ik vond dat toen
 niet zo prettig, omdat ik twijfelde aan Uw integratieve mogelijkheden bij de warrigheden die bij zo’n bezetting allemaal meespelen. Ik geloof dat alles goed is gegaan.

Onderstaande tekst publiceerde ik eerder op mijn weblog van 1 mei 2007. Alleen het slot heb ik iets veranderd. In het boek De Maagdenhuisbezetting ’69, dat in 2009 verscheen naar aanleiding van een fototentoonstelling in het Amsterdams Historisch Museum, is een citaat van mij opgenomen, dat afkomstig is uit onderstaand verhaal.

photoq-bookshop-de-maagdenhuisbezetting-69-paul-van-riel-669x672

***

Ik mag de oorlog dan niet hebben meegemaakt, de jaren zestig heb ik redelijk intensief beleefd. Sterker nog, die jaren zitten als dikke ringen in de boomstam van mijn leven. Eigenlijk is dat roerige decennium niet alleen het keerpunt geweest voor mijn generatie. Het is achteraf bezien ook een soort lakmoesproef om te testen of je wel deugt. ‘Wat deed jij in de oorlog, papa?’, vroegen wij babyboomers aan onze vaders? Wat deden wij in de jaren zestig, dat zouden wij onszelf moeten afvragen. Het decennium waarin alles op zijn kop kwam te staan. Het was, zoals Bob Dylan zei, alsof ergens een vliegende schotel was geland. Niet dat mijn bijdrage aan de revolutie van destijds zo opzienbarend is geweest, maar ik hoef in ieder geval niet te zeggen, dat ik mijn kop in het zand heb gestoken. Maar ach, wat stelt het allemaal voor. Jongens waren we, maar aardige jongens.

Eind jaren zestig raakte ik bij toeval betrokken bij een aantal historische gebeurtenissen. Zo heb ik de nadagen van de mei-revolutie van 1968 in Parijs als ooggetuige kunnen meebeleven. In mei 1969 raakte ik me min of meer per ongeluk verzeild in de bezetting van het Maagdenhuis in Amsterdam, waarvan ik de eerste nacht heb meegemaakt. Maandagavond 16 mei 1969 hoorde ik dat het Maagdenhuis bestormd zou worden. Inzet van de strijd was het medebeslissingsrecht op alle niveaus in het bestuur van de universiteit (one men, one vote). Eenmaal ter plekke zag ik Ton Regtien aan de voorkant een raam forceren en naar binnen kruipen. Naast hem stond Paul Verheij, de zoon van de toenmalige CPN-wethouder van Amsterdam: Harry Verhey. Het generatieconflict in een notendop. De politie stond erbij en keek er naar. Professor Belinfante, de rector magnificus, probeerde de bezetters nog met een megafoon van gedachten te doen veranderen. Vergeefs.

Ik ben mee naar binnen gegaan. Dat deed iedereen trouwens die daar bij was. ‘s Nachts was het een dolle boel binnen. Er werd gezongen (‘we shall overcome’) en urenlang gediscussieerd. De volgende ochtend ben ik weer naar huis gegaan om wat te eten. Toen ik terugkwam kon je nog via een loopbrug aan de achterkant het Maagdenhuis binnenkomen. Het was een grote puinhoop inmiddels. Iedereen liep in en uit en je kon alles zomaar meenemen. Ik weet nog dat ik mijn voormalige leraar Latijn van het Ignatiuscollege – pater Bremer SJ tegenkwam die inmiddels aan de universiteit doceerde. Hij was diep geschokt, vooral ook omdat hij zag dat ik meedeed aan dit barbaars gebeuren. (‘Et tu Brutus?’, maar dat zei hij niet). Iedereen jatte van alles mee. Ik heb nog altijd een nummer van Scientific American, dat ik toen uit een leeszaal heb meegenomen. Het was de tijd van het proletarisch winkelen, dus daar deed je niet moeilijk over.

Ik ben niet lang meer gebleven en toen ik terugkwam was het pand hermetisch afgesloten door een cordon ME-ers. Op een van de opnamen van het Polygoonjournaal, die van de bezetting zijn gemaakt, ben ik nog te zien, staande achter dit cordon. Achteraf mag ik van geluk spreken, dat ik uiteindelijk niet in het belegerde Maagdenhuis ben beland. Mijn gedrag was in die tijd nogal onvoorspelbaar. Ik slikte veel medicijnen (o.a. Trilafon, een antipsychotisch middel) en ik weet niet hoe het was afgelopen, als ik de redelijk gewelddadige ontruiming had moeten meebeleven. Een enorme politiemacht maakte op 21 mei een einde aan de bezetting. Ik ben dus ook niet veroordeeld in het latere proces. Dat heb ik altijd wat jammer gevonden, want het was destijds een eer als je de Maagdenhuisbezetting op je strafblad had.

Minder onschuldig was mijn bemoeienis met de bezetting van mijn parochiekerk, de Martelaren van Gorkum in Amsterdam Watergraafsmeer. Die vond een maand eerder plaats in de Paasnacht op 6 april 1969. Samen met studiegenoot, de marxist Hans Kraan (die later wel veroordeeld zou worden voor de Maagdenhuisbezetting) was ik het brein van deze actie. We waren met zijn vijven dacht ik: Hans Kraan, Herman Klink, Jan Roos, Jet Tocila en ik. Na afloop van de Mis ben ik de preekstoel op geklommen. Ik heb toen alle kerkgangers uitgenodigd om naar de sacristie te komen, die door ons was bezet en waar gediscussieerd zou worden over de rol van de kerk in Zuid-Amerika.

De koster draaide al snel het geluid weg. Ongeveer tien mensen kwamen naar de sacristie, waar we ongeveer een half uur gediscussieerd hebben. Toen vond de koster het welletjes en belde de politie. Die heeft ons – geweldloos – uit de kerk verwijderd. Ik weigerde om zo maar weg te gaan en eiste een proces verbaal. Zo kwam het, dat ik als enige nog eventjes heb vastgezeten op het politiebureau in de Linnaeusstraat. Het politierapport leidde er toe, dat onze actie de volgende dag de krant heeft gehaald. Ik werd als enige met initialen genoemd. Na afloop hebben we nog de hele nacht bij mij thuis verder gediscussieerd. Die discussie heb ik op band opgenomen, maar ik heb hem al jaren al niet meer gehoord, want mijn oude bandrecorder is stuk.

De volgende ochtend zijn we teruggegaan naar de kerk en hebben we grote pamfletten op de kerkdeuren geplakt. Deze hebben er niet lang gehangen. Een en ander heeft er wel toe geleid dat er enige weken later (ik dacht op 10 juni 1969) een discussieavond is gehouden in de kerk over de problematiek in Zuid Amerika. Deze discussie stond onder leiding van Ed van Westerloo en werd voorbereid door de actievoerders in nauwe samenwerking met de parochieraad. In 1979 heeft de jeugdsociëteit Omega, nog een reünie gehouden in de kelder onder het koor van de kerk.

Die kelder van Omega werd in 1971 verbouwd. Omega week toen een tijdje uit naar de Christus Koning kerk. In dat jaar heb ik ook mijn latere vrouw Marijke ontmoet. Wij trouwden in 1974 in de Martelaren van Gorkum. Bij de huwelijksmis, geleid door pastoor De Reus was popmuziek te horen, wat in die tijd nog niet zo gebruikelijk was. Marijke en ik vertrokken in 1977 naar Leeuwarden. Hans Kraan woonde jaren in Maastricht en tegenwoordig weer in Amsterdam. Herman Klink is in maart 2011 overleden.

Reageer

Vervreemding

Gisteren voor het eerst gewerkt aan mijn verhaal voor het symposium Stranger in the city dat eind augustus in Rotterdam plaats zal vinden. Onderwerp van dit symposium is (en ik citeer): ‘The cicular relationship between alianation and psychose and the healing power of human reconnection.’ Vervreemding als oorzaak van psychose dus. Vreemd om daar andermaal mee bezig te zijn. Ik moet daar spreken over ‘Jihad en psychose’, een onderwerp dat mij een jaar lang intensief heeft bezig gehouden. Die fascinatie heeft geleid tot mijn boek Jihad of verstandsverbijstering. ‘Een boek is een huis, waar je een tijd lag in hebt gewoond.’ Dat heb ik Oek de Jong ooit horen zeggen. Dat is ook zo, maar ik woon inmiddels in een ander huis. Ik moet spreken over vervreemding, maar dat is een onderwerp dat inmiddels voor mijzelf vreemd is geworden. Was’nt it a strange way down?

Zie ook: hier

Reageer

Zomeravond

Gisteravond, 19.30 uur

Reageer

Ik geloof

Gisterochtend 10.30 uur

We willen God terug. God! Kom van dat dak af. Ik waarschuw niet meer. Ja ja, we gaan demonstreren. God, kom terug! Zelfs Thierry Baudet is vóór, maar die is wel voor meer dingen, zelfs voor het slachten van olifanten op Tweede Paasdag om zo de kleine spaarders te redden. Weg met die knoflooklanden. Luiwammesen zijn het! Potverteerders. Nee, geef mij maar de Jordaan, want dat is mooier dan Parijs. Afgelikte lolly’s, wat heb je eraan? Wat moet ik met die snolllen? Ik wil rollebollen. Maar die Baudet wil het nog steeds niet horen, zelfs niet met die uitgelubberde flaporen van hem. Ooit hoorde hij bij de bende van Oss, maar toen kwam Jan Nagel aan mijn doodskist. Vijftig Plus? Ik wil een kus! Ach, laat ook maar. Het hoeft ook niet meer. Het offer is opnieuw volbracht. Niemand had het in de gaten, maar het is gebeurd, zo waar als mijn vorm-naam Franciscus is. Jazeker. Ik ben gevormd door de bisschop. Hubertus Johannes Franciscus…. Franciscus! De naam van de paus! Die derde naam heb ik zelf gekozen toen ik van Pastoor Nolet alles moest leren over het Concilie van Nicea. De hernieuwing van de doopbeloften, dat is het vormsel. En bij de doop wordt de duivel uitgedreven die ik nu wil omarmen in een nieuw sacrament. Een wonder voor vijf cent! Integratie en individuatie, dat zijn de sleutelwoorden voor de toekomst van Europa. Ienemienemutte. Tien pond Rutte! Schoft! Een kurk in je reet dat je ploft. ’s Nachts midden op de bruiloft. Maar ik dwaal af. Timmermans moet weer gaan timmeren in Bethlehem. Onbevlekt en onbevangen en de oranje leeuwinnen worden wereldkampioen. De Heilige Maagd met vaginale kramp is ons ontstegen. En in de hemel is geen bier. Alleen alcoholvrij. God is van de blauwe knoop. De Schepper wordt nooit dronken. Alleen stoned, maar dat is Hij van nature al vanaf het begin der tijden. Eight miles high! Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde. Maar hoe moet het nu verder? Hé verdomd, ik hoor een stem. Het is Flip Bloemendaal van het Polygoon-journaal. We gaan de goede tijd tegemoet! Ik zie beelden! Een ober rekent af op het Campo Santo in Siena. Op het Piazza Navona wordt een foto genomen. Het gaat regenen boven Angoulême en er valt een porseleinen stilte. Tussen Gent en Brugge hoor ik de noordenwind in een chanson van Brel. Het is zomaar een zaterdag in juli. In de Dokkumer Ee drijft bij wijlen een kurk voorbij. De woorden gaan vanzelf. Er klopt iets niet. Ik zit in een nieuwe kamer met uitzicht op een rotonde. Ik geloof. Ik geloof. Ik geloof….! Wat kan ik anders! Ik geloof in de liefde, want meer is er niet! Minder Marokkanen! Ja, ja… daar komt zelfs Wilders mee weg. Meer liefde! Meer! Meer! Meer !!!

Reageer

Far West in Amsterdam

( Foto: Het geheugen van Nederland)

Het is eind jaren vijftig. Aan de rand van Amsterdam worden de Westelijke Tuinsteden gebouwd. Op een strook opgespoten land voetballen een paar  jongens.  Op de achtergrond zie je nog de oude bebouwing.  Op het zand zullen weldra moderne flats verschijnen. Kale woonblokken, steeds maar weer hetzelfde. Sommige achter elkaar, maar gaandeweg met meer variatie, afwisselend hoog en laag in een soort stempel-patronen rond binnenhoven met veel groen.  Een gedeelte van het landelijke Osdorp verdwijnt zo onder het zand voor de nieuwe woningbouw. Het resterende gebied wordt langzamerhand een soort rafelrand van de stad. Het dorp Osdorp verliest zijn naam aan de nieuwe tuinstad. Ter onderscheiding wordt het buurtschap voortaan Oud-Osdorp genoemd. De nieuwe wijken worden gegroepeerd rond een reusachtig meer, waarvoor men al voor de oorlog was begonnen met graven: de Sloterplas, de grootste waterplas van Amsterdam.

In die tijd – ik zat op de lagere school – verhuisde een klasgenootje van mij naar Slotervaart. Zijn ouders begonnen daar een apotheek. Woensdagmiddag voetbalden we vaak op het opgespoten land achter zijn huis. Op deze foto zou ik dus zelf kunnen staan. De jongen links lijkt wel wat op mijn vriendje van toen. De foto is genomen door Dolf Kruger en staat afgedrukt in het boek Amsterdam 1950-1959, 20 fotografen (1985). De beelden roepen bij mij veel herinneringen op. Een foto is een fossiel van de tijd. Een hele wereld zit erin versteend, maar komt ook zo weer tot leven. Na afloop van het voetballen was ik ruim een uur onderweg om weer thuis te komen in de Watergraafsmeer. ‘Nieuw-West’, want zo noemden we de westelijke tuinsteden, was het far west uit mijn jeugd. Als je er niet wezen moest, dan ging je er ook niet naar toe. Het was een ongenaakbaar gebied in wording, het toonbeeld van de wederopbouw, kaal en stenig met een oneindige ruimte tot aan de horizon.

Ook Gerard Reve had eind jaren zestig korte tijd een flat in de Westelijke Tuinsteden van Amsterdam. Hij kreeg die woning toegewezen, toen zijn oude huisje aan de Rozendwarststraat nummer 9, waar ook de schrijfster Aya Zikken woonde, plotseling instortte. Van het gemeentelijke woningbedrijf kreeg Reve toen een flat toegewezen in Osdorp. Het adres was Dubbelmondehof 2-II. ‘We wonen 12 kilometer van het centrum, vlak bij Halfweg en tram -17- doet er ruim een uur over,’ schreef hij 0p 27 oktober 1966 aan Wim Grossouw. Het was een kale flat met uitzicht op andere kale flats. Reve begon meteen alle ramen met kranten te beplakken zodat hij niet verstoord kon worden door dit troosteloze uitzicht. Ook in zijn woning in Weert later probeerde hij zich op deze wijze van de buitenwereld af te sluiten. Daar schilderde hij het raam van zijn kamer wit zodat hij zich volledig kon concentreren op het schrijven. Overigens heeft zijn verblijf aan de Dubbelmondehof niet lang geduurd. Een paar jaar later – in januari 1969 – kon hij door een woningruil een kleine woning overnemen aan de Plantage Kerklaan, schuin tegenover de ingang van Artis. Daar speelde zich onder meer de geschiedenis af die te lezen is in De Taal der Liefde.

Een paar jaar geleden moest ik in Oud- Sloten zijn. Dat ligt aan zuidwestelijke rand van Amsterdam, helemaal tegen Badhoevedorp aan, het begin van de Haarlemmermeerpolder. Sloten is een heel oud dorpje. Rembrandt heeft nog schetsjes getekend waarop het kerkje is te zien. Er zijn trouwens nog altijd twee kerkjes in het dorp, een katholieke en een protestantse. In de jaren vijftig lag Sloten nog helemaal op zichzelf. De oprukkende bebouwing van de Westelijke Tuinsteden had de dorpskern nog lang niet bereikt. Soms kwam ik er doorheen, als we met RKAVIC moesten voetballen tegen Sint-Pancratius in Badhoevedop. Dat was een heel eind fietsen, maar je zag nog eens wat. Ook het katholieke kerkje van Sloten, zo ontdekte ik nu,  is gewijd aan de heilige Pancratius.

Ik kwam nu naar  Sloten met tramlijn 2. Die had je toen nog niet, tenminste niet met dit traject. Lijn 2 rijdt tegenwoordig in één keer door vanaf het Centraal Station, dwars door Amsterdam. Deze lijn werd begin jaren negentig verlengd over een nieuwe trambaan die toen nog door een zandvlakte leidde. Eigenlijk is dit de mooiste tramlijn van Amsterdam. In drie kwartier tijd zie je de bebouwing langzaam veranderen: eerst de grachtengordel, dan Oud-Zuid met zijn prachtige huizen aan de Willemsparkweg en de Koninginneweg, zo kom je op het Hoofddorpplein en daarna beginnen de Zuidelijke Tuinsteden. Ik keek mijn ogen uit. Wat is het hier veranderd. De bomen zijn tot in de hemel gegroeid, maar ook allerlei grote kantoorgebouwen verrezen tussen de huizenblokken. Het Ziekenhuis Slotervaart lijkt en gigantische fabriek. Het verkeer raast over de rondweg, waar de tram onderdoor rijdt. Ik herkende  de kale huizenblokken van weleer, maar ze hebben ongenaakbare karakter allang verloren. De moderne leegte van deze wijken heeft plaatsgemaakt voor een doorleefd stadsbeeld. Te doorleefd naar mijn smaak. Ik zou hier in ieder geval nooit willen wonen.

De tram stopte in een stille buurt met vrije nieuwe en luxe bebouwing. Het is de woonwijk Nieuw-Sloten die begin jaren negentig is aangelegd tegen de rand van het oude dorp Sloten. Deze wijk had het Olympisch dorp moeten worden. De wijk Nieuw-Sloten was oorspronkelijk bedoeld voor de Olympische Spelen in Amsterdam die nooit zijn doorgegaan. Gelukkig maar, dacht ik. Oud-Sloten is een dromerig dorpje, waar de tijd lijkt stil te staan. Alleen de winkels zijn verdwenen. Begin jaren zestig was hier nog alles net zoals voor de oorlog. Sloten was een dorp alle andere dorpen in Nederland. Maar God verdween ook uit Sloten. De kerkjes staan er nog wel, maar de oorspronkelijke bewoners zijn voor een groot deel verdwenen. Midden in de dorpskern staat een bijzonder bouwsel: de banpaal uit 1794. Hij staat precies op de oude stadsgrens van Amsterdam, maar is tegenwoordig bijna helemaal ingebouwd tussen de huizen. Deze banpaal gaf tot 1795 de  grens van het rechtsgebied van de stad. Mensen die verbannen waren uit Amsterdam mochten niet voorbij deze paal komen. Ik stond erbij en ik keek ernaar. ‘Jongen, waarom ben je toch uit Mokum weggegaan,’ zo dacht ik even bij mezelf.

1 Reactie