Op 13 mei j.l. overleed de Oostenrijkse kunsthistoricus Werner Hofmann. In Nederland heeft zijn dood, voor zover ik weet, geen enkele aandacht getrokken. En dat is vreemd, want Werner Hoffmann wordt toch algemeen beschouwd als een van de belangrijkste kunsthistorici van de vorige eeuw. Ik kwam er toevallig achter dat hij overleden was, omdat ik gisteren zijn naam intypte op Google. Ik was op zoek naar zijn boek over Caspar David Friedrich. Hoffman schreef een monografie over hem die in 2000 verscheen. Maar eerder al verscheen een aantal spraakmakende boeken van zijn hand over de kunst van de negentiende eeuw, de Romantiek en het ontstaan van het modernisme. Ik citeerde hem in mijn blog Op zoek naar een zittende jongeling, dat ging over een beeld van Wilhelm Lehmbruck.
In 1975 kwam ik voor het eerst met het werk van Werner Hoffman in aanraking. Dat was nog tijdens mijn studietijd, toen we met een twintigtal studenten onder leiding van Frank Reijnders een excursie maakten door Duitsland en Zwitserland. Zo bezochten we onder meer het Museum Oskar Reinhart in Winterthur. De verzameling Oskar Reinhart, die in dit museum is ondergebracht, behoort tot de belangrijkste privéverzamelingen van de 20ste eeuw. Hier is onder meer een aantal absolute meesterwerken uit de Duitse Romantiek te bewonderen, zoals het schilderij Kreidefelsen auf Rügen van Caspar David Friedrich. Dit schilderij dat talloze malen is afgebeeld is in werkelijkheid maar een klein doek, maar toch is het een sensatie als je er voor staat. Ik kan me herinneren dat Frank Reijnders destijds een gloedvol betoog hield over de betekenis van dit werk, waarbij hij uitgebreid verwees naar de ideeën van Werner Hofmann die juist dit schilderij als een sleutelwerk van de Romantiek heeft bestempeld.
Cruciaal hierbij is – en ik ga nu even af op mijn geheugen, want ik heb het niet gecheckt – dat in dit schilderij het klassieke perspectief, zoals dat door de vroege Renaissance-schilders was ontwikkeld, voor het eerst werd opengebroken. Om het ontzagwekkende uitzicht op de Oostzee vanaf de hoge krijtrotsen zo indrukwekkend mogelijk weer te geven zou Friedrich gebruik hebben gemaakt van twee verdwijnpunten. Een optische truc dus uit puur effectbejag. De sublieme ervaring van de afgrond moest met een special effect worden geïntensiveerd. Zo kijkt de man rechts op de voorgrond naar het imaginaire verdwijnpunt in de verte, dat opvallend genoeg niet samenvalt met de horizonlijn – in casu de scheidslijn tussen zee en lucht – zoals dat in het klassiek perspectief gebruikelijk is. Het is alsof de blik van de kijker een ander verdwijnpunt heeft, namelijk dat van de zittende figuur in het midden, die over de rand van de afgrond in de diepte kijkt. Daardoor wordt de afrond dieper dan hij in werkelijkheid kan zijn, en de zee hoger dan hij vanaf dit punt in werkelijkheid gezien kan worden.
Ik kan me herinneren, dat ik jaren geleden deze theorie eens tijdens een lezing uit de doeken deed, waarbij ik onmiddellijk gecorrigeerd werd door de kunstenaar Ramon van de Werken die zich veel met perspectief heeft beziggehouden. Volgens Ramon klopt dit verhaal niet. Er is gewoon één verdwijnpunt in dit schilderij, en dat is het verdwijnpunt van de toeschouwer die in feite hoger staat dan de man rechts. Daardoor valt dit ene verdwijnpunt gewoon samen met de scheidslijn tussen zee en water. Dit standpunt van de toeschouwer valt per definitie samen met gezichtspunt van de schilder, de plek dus waar Caspar David Friedrich heeft gestaan, toen hij dit uitzicht in werkelijkheid zag. Inmiddels is bekend dat de knielende figuur in het midden van de voorstelling Caspar David Friedrich zelf is, die met zijn bruid – die links staat afgebeeld – in 1818 op huwelijksreis was en hier op Rügen belandde. Ik las overigens dat Friedrich waarschijnlijk op locatie meerder schetsen heeft gemaakt, zoals hij dat vaker deed. Het schilderij is dus geen ‘fotografische’ weergave van het uitzicht vanaf deze plek, maar een synthese op basis van meerdere schetsen die op locatie zijn gemaakt.
Gisteren was ik op bezoek bij Anne Feddema en het toeval wilde dat dit schilderij van Friedrich ter sprake kwam. Anne bleek niet alleen het originele schilderij in Winterthur te hebben gezien, maar ook in mei vorig jaar op het eiland Rügen zelf te zijn geweest, op de locatie waar Friedrich destijds heeft gestaan. Anne vertelde me dat de plek in werkelijkheid lastig te herkennen is, omdat er in de afgelopen twee eeuwen heel wat van de krijtrotsen in de zee verdwenen is. Het exacte uitzicht, dat Friedrich heeft gezien, bestaat dus niet meer, maar in grote lijnen is er ter plaatse nog wel iets herkennen. Maar wat belangrijker is, de illusie van ‘het dubbele verdwijnpunt’ – om het zomaar te noemen – is ook exact wat je ter plekke ervaart. Sterker nog, de horizon in de verte lijkt hier zelfs enigszins te gaan bollen. Niks Romantiek dus. Friedrich heeft zo exact mogelijk proberen weer te geven wat hij in werkelijkheid zag, al heeft hij dan waarschijnlijk meerdere schetsen gemaakt, waarmee de ideale compositie mogelijk werd.
Een en ander roept de vraag op of Werner Hofmann destijds ook ter plekke is gaan kijken om te zien of zijn theorie klopte. Om iets zinnigs te zeggen over de relatie tussen verbeelding en werkelijkheid moet je niet alleen de verbeelding kennen maar ook de werkelijkheid zelf. Anne stuurde me nog een reeks foto’s die hij vorig jaar op locatie heeft gemaakt en die ik hieronder met zijn toestemming laat zien. Het blijft een beetje een raadsel wat er nu precies aan de hand is op het schilderij van Friedrich, want ook een foto vertekent de werkelijkheid, al naar gelang de brandpuntsafstand van de lens en het gekozen diafragma. Bestaat er wel zoiets als ‘de werkelijkheid’? Alles wat we zien is een optische representatie van iets wat in feite niet als zodanig bestaat. Het wordt ergens tussen netvlies en cortex in elkaar gefabriekt. Dat was ook precies de ontdekking van de Romantiek, die in die tijd door filosofen als Kant en Fichte nader is uitgewerkt. ‘Sehen is nicht sehen. Sehen ist erkennen’, schreef Conrad Fiedler later in de negentiende eeuw (zie mijn blog De bezielde vorm). Met die woorden werd de basis gelegd voor de abstracte kunst en daarmee voor het modernisme. Om terug te gaan naar het allereerste begin van de moderne kunst, moet je misschien wel terug naar de geboorteplaats van de Romantiek, daar bij die gapende afgrond op de krijtrotsen van Rügen.
Foto’s : Anne Feddema