Postmoderne filosofen hebben de neiging om concepten uit de exacte wetenschap uit hun verband te rukken en alleen metaforisch te gebruiken. Vooral de zogeheten Franse postmodernisten hebben hier een handje van. Dergelijke praktijken werden enkele jaren geleden genadeloos ontmaskerd door twee natuurkundigen, Alan Sokal en Jean Bricmont, die – door close reading toe te passen op een aantal teksten van hedendaagse Franse filosofen – lieten zien hoe deze meesterdenkers van de beeldspraak exacte concepten misbruiken voor hun eigen duistere redeneringen.
Hun boek Intellectueel bedrog, postmodernisme, wetenschap en anti-wetenschap is nog altijd een ontluisterend voorbeeld van hoe je filosofische onzin door kunt prikken. De postmoderne Franse filosofie werd hierin geportretteerd als het ‘Columbia van het het hedendaagse denken’. Het gedachtegoed van Derrida en Lacan (zie foto) zou een soort nieuwe drugshandel zijn. In plaats van crack en heroïne is het exportartikel: ‘Derridium’ en ‘Lacanium’.
Met name Jacques Lacan moet het in hun kritiek ontgelden. Lacan (1901-1981) probeerde de psychoanalyse te ‘mathematiseren’, maar zijn analogieën tussen psychoanalyse en wiskunde zouden willekeurig zijn gekozen en geen enkele empirische grond hebben. Lacan pronkt met oppervlakkige eruditie op het terrein van de exacte wetenschap door de lezer voortdurend geleerde woorden naar het hoofd te slingeren, maar wat hij op deze manier wil verduidelijken wordt alleen maar duisterder. Laat staan dat hij zelf een duidelijk beeld heeft van de theorieën waarnaar hij verwijst. Zo zou hij van de getallenleer, de optica, de verzamelingenleer of de topologie zelf geen bal begrepen hebben.
De latere teksten van Lacan worden steeds cryptischer, maar voor veel hedendaagse kunstbeschouwers geldt Lacan nog altijd als een onaantastbare goeroe. Discipelen schrijven aandachtige exegeses van alles wat hij heeft bedacht. Je kunt je met recht afvragen, zo concluderen Sokal en Bricmont, of hier niet sprake is van een nieuwe religie die dolende gelovigen aantrekt buiten de traditionele religieuze instituties. Lacan zou een vorm van ‘lekenmystiek’ bedrijven, omdat zijn teksten mentale effecten willen sorteren ‘die niet puur esthetisch zijn, maar zich ook niet tot de rede richten’.
Ik heb het boek Intellectueel bedrog met aandacht gelezen en raakte behoorlijk onder de indruk van deze kritiek. Het geeft voer aan iedereen die beweert dat het postmodernisme een vergissing zou zijn geweest. Zo blijven veel redeneringen van Lacan niet overeind als je ze langs de ijkmaat van de harde wetenschap legt. Toch vind ik de kritiek van Sokal en Bricmont niet in alle gevallen terecht.
Ten eerste maken de beide auteurs op geen enkele wijze duidelijk wat Lacan nu eigenljk wilde aantonen. Stel dat al zijn analogieën tussen de psychoanalyse en de exacte wetenschap mank gaan, maar zijn hypotheses over de structuur van de menselijke psyche op zich zelf genomen juist zijn, dan staat het weer gelijk. Lacan gaat een stap verder dan Freud. Hij is geen wetenschapper, maar een soort zielkundig ingenieur. Gewone wetenschap moet het bij feiten houden en probeert de fictie doorgaans zo veel mogelijk buiten de deur te houden. De psychoanalyse onderzoekt geen feiten maar ficties en probeert de verbeelding daarbij juist zo veel mogelijk vrij spel te geven.
Het is tegenwoordig bon ton om alles wat met Freud van doen heeft als onzin te bestempelen. Toch lijkt Freud ook nieuwe waardering te ondervinden, met name onder psychologen. Het psychoanalytisch gedachtegoed is aan een herontdekking toe. Binnen de menswetenschappen is de psychoanalyse de laatste poging geweest om een mensbeeld te creëren, een tragisch mensbeeld weliswaar, maar wel een visie op het bestaan die een fundamentele kritiek inhoudt op de louter op nut en consumentisme gerichte moraal van de moderniteit.
De psychoanalyse, zo beweert Antoine Mooij – een groot kenner van het werk Lacan – dient de niet-instrumentele pool van de moderniteit, te weten de sfeer van de subjectiviteit en de verdeeldheid, te belichten. ‘Het is de taak van de psychoanalyse die dimensie levend te houden zodat, als in de toekomst de vraag ernaar weer rijst, deze vraag beantwoord kan worden’.