Benedictus en de dolle mens

De blunder van paus Benedictus XVI met zijn uitspraak over de islam krijgt verstrekkende gevolgen. Het Vaticaan heeft de bewaking van de paus opgevoerd tot de hoogste staat van paraatheid. Libische terreurcellen hebben gedreigd met een aanslag op de Sint Pieter. De symbolische waarde van een dergelijke kalamiteit zou die van 9/11 verre overtreffen. Eén vliegtuig in de koepel van Bernini en de hele wereld vliegt in brand. De tijd van de kuistochten breekt weer aan. De oprukkende Moren moeten gestuit worden. De eindstrijd om God is nog niet begonnen.

De redevoering, die de paus van de week in Regensburg hield, munt uit door naïviteit. Deze begaafde theoloog gaat er van uit dat een redelijk debat met de islam tot de mogelijkheden behoort. Alsof imams te overtuigen zijn met een citaat van een middeleeuwse keizer. Alsof met woorden te bewijzen valt dat het concept van de Drie-eenheid superieur is aan de absolute transcendentie van het islamitische godsbegrip. Alsof de eeuwige waarde van het christendom überhaupt in een theologisch debat valt aan te tonen.

Deze paus heeft een gruwelijke hekel aan het cultuurrelativisme. Het westen zou naar de knoppen gaan door begrip te tonen voor wat niet te begrijpen valt: het incommensurabele van een premoderne religie. Vanuit die optiek zou de islam juist een grote bedreiging vormen voor de westerse waarden die gemunt zijn door jodendom, christendom en humanisme. Wij moeten strijden voor deze waarden, en niet zwak en tolerant zijn, dat lijkt Benedictus ons duidelijk te willen maken in de paar jaar van zijn pontificaat die hem gegeven zijn.

Het kan een rampzalige onderneming worden die deze paus is gestart. Wie als christen de dialoog met de islam aan wil gaan zal zich eerst moeten vergewissen van de diepe kloof die deze twee religies van elkaar scheidt. Islamieten zien de wereld als één groot spiritueel universum. Het alledaagse is nog doordrenkt met het sacrale. De spirituele horizon van de Middeleeuwen is nog niet met een spons weggewist. De islam heeft de dolle mens van Nietzsche nog niet gezien, de lantaarnopsteker die op klaarlichte dag een licht opstak, op de markt ging lopen en onophoudelijk riep: ‘Ik zoek God, ik zoek God!’

Het christendom heeft die dolle mens wél gezien. Sterker nog: het waren de christenen zelf die deze waanzinnige lantaarnopsteker hebben voortgebracht. ‘God is dood, God blijft dood. En wij hebben hem gedood!’, riep de dolle mens. Christenen hebben God eerst tot een mens laten incarneren, daarna tot een ‘Zijnde’ verklaard en uiteindelijk laten vervluchtigen in metafysische oneindigheid van de wetenschap. God werd een ‘Zijnde die er niet meer kon zijn’. Dat zou deze paus van alle daken moeten roepen in plaats van zijn haarkloverijen te prevelen in doortimmerde theologische betogen. Het christendom zelf heeft er alles aan gedaan om God om zeep te helpen. ‘Het heiligste en machtigste’, zo riep de dolle mens, ‘wat de wereld tot dusver bezeten heeft is onder onze messen verbloed – wie wist dat bloed van ons af? Met welk water kunnen wij ons reinigen’

Deze paus lijkt te vergeten dat Nietzsche geen nihilist van huis uit was, maar de zoon van een godvrezende dominee. Het waren de christenen zelf die de zee hebben leeg gedronken. ‘Vallen wij niet aan een stuk door? En wel achterwaarts zijwaarts, voorwaarts, naar alle kanten? Is er nog wel een boven en beneden? Dolen wij niet door een oneindig niets? Ademt ons niet de ledige ruimte in het gezicht? Is het niet kouder geworden? Horen wij nog niets van het gedruis der doodgravers, die God begraven? Ruiken wij nog niets van de goddelijke ontbinding?’ (Nietzsche, De vrolijke wetenschap).

Op zondagmiddag 17 september 2006 vloog een gekaapte Boeing 747 die onderweg was van Rome naar Tripoli de koepel van de Sint Pieter binnen. Drie dagen later volgde een Amerikaanse aanval met kruisrakken – geladen met atoomkoppen – op Teheran. De eindstrijd om God was definitief begonnen.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)