Een stip in het niets

Afbeelding(45).jpg

De dood zit elk mens op de hielen, ook al probeert iedereen krampachtig aan die laatste afspraak te ontkomen. Daartoe zijn er heel wat listen bedacht. De kunst bijvoorbeeld. Als we Nietzsche mogen geloven heeft de mens de kunst uitgevonden om niet aan de waarheid te hoeven sterven. Eén van de listen die de kunst ons biedt is het geschilderd portret. Ook na de dood van het model zal de schildering immers verder leven. Een portret laten maken is zoiets als een hypotheek nemen op de eeuwige roem. Je gezicht lift mee in de verf van de schilder, misschien wel tot het einde der tijden.

De Sint-Paulus buiten de Muren is een van de oudste basilieken van Rome. In deze fraaie kerk zijn de portretten van alle pausen te zien, vanaf Petrus tot nu. Veertig jaar gelden heb ik ze met eigen ogen kunnen aanschouwen. Deze pausportretten zijn in chronologische volgorde afgebeeld in een soort ‘medaillons’ die tussen de bogen en de lichtbeuk aan beide wanden van de basiliek zijn aangebracht. Wat meteen in het oog springt is niet de indrukwekkende lengte van deze reeks – in totaal zijn het er nu 265 – maar de enkele medaillons die nog niet zijn ingevuld. Die zijn op één hand te tellen. De conclusie is onontkoombaar: het einde der tijden is nabij. Dat is ook zo niet zo vreemd. Al in de twaalfde eeuw is door Malachias voorspeld dat er tussen de huidige paus en het laatste oordeel nog maar twee pontificaten te gaan zijn.

De apocalyptische voorspelling kwam bij mij in gedachten toen ik gistermiddag aanwezig was bij de onthulling van het portret van Abe de Vries, dat door Dinie Boogaart in opdracht van Tresoar is geschilderd. Het einde van de Friese literatuur dient zich onontkoombaar aan, zo dacht ik bij mezelf, toen ik de nog enige witte plek op de muur zag, waar de haak voor het laatste schrijversportret al was aangebracht. De gehoorzaal van Tresoar fungeert sinds enige tijd als een soort Pantheon van de Friese letteren. Of beter gezegd, de Sint Paulus basiliek van Rome, maar dan in het klein. Elke Friese schrijver die ook maar iets te betekenen heeft – of heeft gehad – is hier door een schilder voor de eeuwigheid vastgelegd.

De reeks, die ooit begonnen is met de schrijversportretten die Sjoerd de Vries in de jaren zeventig en tachtig in opdracht van het FLMD heeft gemaakt, heeft inmiddels een indrukwekkende lengte gekregen. Zo is een bonte verzameling ontstaan van de meest uiteenlopende schilderstijlen die de twintigste eeuw heeft opgeleverd. Het is een eregallerij van wisselende kwaliteit, maar ook met enkele fraaie uitschieters zoals het portret van Piter Boersma dat Douwe Elias heeft geschilderd en natuurlijk het door Paul Citroen getekende portret van Douwe Tamminga.

Het schrijversportret dat gisteren aan deze illustere reeks werd toegevoegd behoort naar mijn smaak niet tot de uitschieters, maar wie ben ik en smaken verschillen. Je kunt als schrijver alleen maar hopen dat de naam van de schilder die jou vereeuwigt meer eeuwigheidswaarde zal verwerven dan die van jezelf. Van heel wat geschilderde portretten uit vervlogen tijden is degene die ooit model stond al lang in de vergetelheid verdwenen. Slechts zelden blijft een slecht geschilderd portret van een groot schrijver bewaard. Een slecht portret van een slecht schrijver belandt doorgaans op zolder, in een depot of eindigt als tochtwering voor een gebroken ruit.

Slechts bij hoge uitzondering schildert een groot schilder een portret van een groot schrijver. Maar ook dan zal de medogenloze tijd zijn sloperswerk gaan verrichten. Roem is niet in verf te bevriezen, net zo min als het leven zelf. De tijd tast alles aan en dekt uiteindelijk alles toe, ook al wil de kunst ons telkens weer iets anders doen geloven. De mens, zei Marcus Aurelius, is slechts een stip in het niets.