Pro en contra drietalig onderwijs
Mijn tirade gisteren tegen de uitspraken van Arno Brok over de voordelen van drietalig onderwijs heeft tot nogal wat beroering geleid. Zowel per mail als telefonisch kreeg ik reacties binnen. Zo werd ik er op gewezen dat veel mensen ten onrechte denken, dat kinderen maar een beperkte ruimte in het hoofd hebben om talen op te nemen. Dat is een misvatting. Bovendien blijkt dat er wel degelijk onderzoek naar de effecten van drietalig onderwijs is gedaan. Sterker nog, de resultaten van dergelijk onderzoek – zoals bijvoorbeeld recentelijk is uitgevoerd door de Fryske Akademy – geven aan dat kinderen, die gelijktijdig Fries, Nederlands en Engels taalonderricht krijgen, in de laatste twee vakken niet minder presteren dan andere kinderen. De beheersing van het Fries zou er zelfs beter van worden.
Een belangrijke bijdrage aan het onderzoek naar meertalig onderwijs is gedaan door Jim Cummins. Zijn conclusie is dat de wijze waarop het taalonderwijs ingericht wordt bepalend is voor het uiteindelijke niveau van de kennis. Zo plaatst hij ‘additive bilingualism’, waar twee talen elkaar positief beïnvloeden, naast ‘subtractive bilingualism’ waar talen elkaar negatief beïnvloeden. Simpel gezegd, het is belangrijk dat kinderen pas abstracte schoolse uitingen in de taal aankunnen als ze in de informele registers van die taal thuis zijn. Daarom scoren emigrantenkinderen vaak slecht op scholen die alleen in Nederlands onderwijzen. Dit soort resultaten zouden pleiten voor meer Fries in de klas. Ook werd ik gewezen op de volgende site http://www.kennislink.nl/web/show?id=147191
Welaan, dat zijn tenminste argumenten waar je wat mee kunt. Of ze ook overtuigen is vers twee. Ik blijf zitten met de volgende vragen:
(1) Ik vraag me af wat de uitgangspunten waren van het onderzoek van de Fryske Akademy. De onafhankelijkheid van de Fryske Akademy in dit soort kwesties is problematisch. Als een instelling die in het kader van het Friese taalbeleid door de overheid wordt gesteund roept dat op zijn minst twijfels op over de intentie van het onderzoek. Als het gaat om onbevangenheid bij het plegen van onderzoek, vind ik dat je elke schijn van twijfel moet vermijden. Je laat de Spoorwegen ook niet de oorzaken van een trainramp onderzoeken. Ik zou dus graag meer inzage willen hebben in de methode van het gehanteerde onderzoek en de keuzes die hierbij vooraf zijn gedaan.
(2) Het lijkt mij nog al verschil uitmaken of je kinderen onderwijst in een drietal talen, die ze ook buiten de lessen
(bijvoorbeeld thuis of op straat) kunnen opdoen, of dat het drietalig onderwijs is gericht op één enkele (moeder)taal en daarnaast twee talen die kinderen alleen in de klas (uit het boekje) kunnen leren. Simpel gezegd: hoe zit het met de Nederlandstalige kinderen (die dus thuis of op straat niet of nauwelijks Fries of Engels tegenkomen), die verplicht onderwijs krijgen in Nederlands, Fries èn Engels. Ik kan het me niet voorstellen dat voor die groep drietalig onderwijs ook voordelig is. Toch wordt die groep relatief steeds groter, omdat het actief beheersen van het Fries in Fryslân nog altijd terugloopt.
(3) Ik heb het niet het naïeve idee dat er te weinig ruimte in het hoofd van het kind aanwezig is om drietalig onderwijs aan te kunnen. Ik heb genoeg gelezen van Noam Chomsky om te weten dat het taalvermogen in de hersenen niet berust op opslagvolume, maar op grammaticale dieptestructuren die universeel zijn, en dus niet van één specifieke taal afhankelijk. Het gaat mij om de dwarsverbanden tussen de ene taal en de andere. Fries en Nederlands hebben idiomatische en syntactische verschillen. Het gelijktijdig onderricht in beide hoeft geen bezwaar te zijn als dat onderricht ook wordt ondersteund door permanent gebruik van de taal. Zo niet dan blijft het taalonderricht in abstracties hangen. In dat geval zullen de idiomatische en syntactische verschillen alleen maar obstakels opleveren in de verdere ontwikkeling.
(4) De bovengenoemde onderzoeken maken geen gewag van de gevolgen op lange termijn. Het is bekend dat de taalontwikkeling van het kind aan leeftijdsfasen gebonden is. Zo zijn er fasen waarin het kind sneller talen leert dan in andere fasen. De schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid op abstract niveau is een competentie die later wordt ontwikkeld. Het valt mij op dat veel Friezen problemen hebben met de schriftleijke uitdrukkingsvaardigheid. De eigen taal beheersen ze vaak al helemaal niet schriftelijk, en in het Nederlands hebben zij soms moeite met bepaalde formuleringen. Ik heb jarenlang in een omgeving gewerkt waar zowel in het Fries als in het Nederlands geschreven werd en dat leverde niet zelden in beide talen problemen op.
Ergo:
De stelling van Brok luidde: ‘Drietalig taalonderwijs aan kinderen komt de taalontwikkeling van kinderen ten goede’. Ik zie in de tot nog toe aangedragen argumenten nog geen overtuigend bewijs van die stelling. Integendeel, ik blijf van mening dat het verplicht stellen van drietalig onderwijs bij alle basisscholen in Friesland (want dat wil Brok!) een rampzalige maatregel zal zijn. Drietalig onderwijs zal alleen in specifieke omstandigheden wellicht voordelen op kunnen leveren voor de taalontwikkeling van het kind, maar bij een groot aantal kinderen, dat buiten de school slechts één taal tegenkomt, zal het tegendeel het geval zijn.