Waarom Ed geen Fries spreekt

Bij de eerste openbare debatavond in het kader van Fryske Fiersichten, die donderdagavond in Sneek werd gehouden, ging het er wonderlijk aan toe. Dat valt tenminste op te maken uit het verslag van Pieter de Groot in zijn rubriek Dwêrs in de LC van vrijdag. Niemand van de aanwezigen durfde Fries te spreken, zelfs de voorbeeldfries Arno Brok niet. Hij sprak alleen ‘yn eptige Hollânske stedhûstaal’, als ik Pieter de Groot mag geloven. Die betreurde dat ten zeerste. ‘Fryske Fierschten, Hollânske fiertaal’ zo luidde dan ook de titel van zijn column, die hij besloot met een wanhoge verzuchting. Het zal toch niet zo zijn dat Brok omgeturnd is door “ús ‘anarchist in loondienst’ Huub Mous, d’t op syn hiemside it Brok-Frysk bespottelijk makke hat.”

Inderdaad, dat zal toch niet waar zijn, dacht ik toen ik dit las. Brok in één keer bekeerd en niemand die nog Fries durft te spreken als het over de toekomst van Fryslân gaat. Toch vrees ik dat deze veronderstelling iets teveel invloed toekent aan mijn weblog. Overigens is ‘anarchist in loondienst’ een door mijzelf gekozen epitheton, dat niet voor gebruik door derden is bedoeld. Zelfspot laat zich immers niet zo best citeren. Maar los daarvan, de werkelijke reden voor de plotselinge bekering van Brok lag natuurlijk niet bij mij. Ik kan me niet voorstellen dat deze vermetele bestuurder zich opeens zou generen voor zijn curieuze dictie. Zo ja, dan moet hij dat vooral niet doen. Spreek vrijuit Fries, Arno! Ik wil nog tot in lengte van dagen van jouw bijzondere tongval kunnen genieten.

Nee, de werkelijke reden van Broks plotselinge fobie voor het Frysk lag natuurlijk bij de voorzitter. Ed Nijpels heeft zijn belofte van destijds, dat hij snel het Fries actief zou beheersen, nooit waar kunnen maken. Ik hoor nog het gejuich van een uitzinnige Friese menigte bij het slotconcert van Simmer 2000, toen deze net aangetreden CdK zonder enige verspreking twaalf woorden in het Fries sprak. Dat was voor veel Friezen een teken van hoop op een betere toekomst. Maar één zwaluw maakt nog geen lente. Nadien heb ik Ed in het openbaar nooit meer op één woord Fries kunnen betrappen. Hij heeft het volledig afgezworen, zo lijkt het. De goede voornemens zijn radicaal aan de kant gezet. Een Brabander blijft eeuwig een Brabander moet Ed hebben gedacht. En natuurlijk, gelijk heeft hij. Wat is immers het geval?

Iedereen, die wel eens in het Provinciehuis rondstapt, weet de ware reden waarom Ed het Fries nog steeds niet actief beheerst. Hij heeft het tijdenlang geprobeerd. Dat wel, stilletjes alleen op zijn kamer. Het noodlot wilde echter dat Ed een draak van een privélerares had getroffen. Om wat voor reden dan ook vond de Afûk het kennelijk opportuun om haar meest onsympathieke docente af te vaardigen voor het wekelijkse privé-onderricht ten Provinciehuize. Deze kenau presteerde het om Ed – binnen de tijdspannne van luttele maanden – de grootst mogelijke weerzin tegen de toch o zo mooie Friese taal bij te brengen. ‘AFUK, Fryske learmiddels’, stond er vroeger boven de Afuk-winkel te lezen. Ik heb lang gedacht dat het een aanduiding was voor een seksshop met SM-artikelen.
.
Hoe dan ook, het Fryske taalonderricht kent zijn sadistische trekjes. Daar zou Pieter de Groot nou eens een column aan moeten wijden. Het heeft er alle schijn van dat het Fries alleen met verzuurd chagrijn bij een Hollander door de strot kan worden geduwd. Ik kan me van alles voorstellen bij de bijna fysieke weerzin die hier uit voort kan komen. Zo zat ik zelf jarenlang opgescheept met een uiterst onsympathieke, bijna sadistische mondhygiëniste. Telkens weer dramde zij van voor af aan alle poetslessen bij mij er weer in. Zo moet het ook bij Ed met de Fryske twalûden zijn gegaan. Totdat hij het spuugzat was natuurlijk. ‘D’ruit met dat mens!’, schalde het door de gangen van het Provinciehuis. Menig ambtenaar spreekt er nog altijd schande van.

Sindsdien gaat het weer een stuk beter met Ed. Hij is zijn haar gaan verven en nodigt weer mensen uit bij hem thuis. Hij zit ook niet meer urenlang boven op zolder met zijn spoortrieintjes te spelen. Nee, Ed is aan zijn tweede jeugd begonnen. Niet langer gekweld door de wekelijkse verplichting van zijn Friese les, ziet hij Fryslân weer helemaal zitten. Elke avond kijkt Ed uit over weidse water van het Koevorder meer, telt de torens in de verte en zet een CD op met Friese fado’s. Langzaam droomt hij dan weg in zijn Fryske fiersichten. Het is al weer bijna de 11de van de 11de, zo denkt hij wel eens bij zichzelf. Een paar nachtjes onderduiken in het carnaval van ’t Krabbegat en ik ben weer helemaal up to date. Laat dat Friese chragrijn toch barsten. Godverdulleme Ed, dit leven is waard om geleefd te worden. Van je amen en je gloria joeghee!