Gisteren werd voor de vierde keer het jaarlijks symposium gehouden van de Stichting Tijd. Dat gebeurt elk jaar op 31 oktober. Dat is niet alleen ‘Hervormingsdag’ waarop Luther wordt herdacht, maar ook de ‘Billy Graham van het onkruid’. Zo is deze andere hervormer immers wel eens genoemd. We spreken over Louis Le Roy. Gisteren werd hij 83 jaar. Op een steenworp afstand van zijn woning in Oranjewood, in een hotel dat de passende naam ‘De Koningshof’ draagt, waren zo’n vijftig bewonderaars bijeen om naar een aantal inleidingen te luisteren. En natuurlijk ook naar ‘de koning’ zelf, die een boek in ontvangst nam dat gisteren verscheen: ’Leven en werken in ruimte en tijd’ . Het is nu al de vierde publicatie op rij, die de Stichting Tijd heeft gewijd aan het werk van Le Roy en alles wat ermee samenhangt.
Johan van der Zee had in één dag tijd – op Frans Bromet-achtige wijze – een halfuur durende documentaire gemaakt over ‘De tuin van Le Roy’ aan de Kennedylaan. Daarna hield Rob Hendriks een boeiende inleiding over dit bijzondere project. Zo kwam ik veel te weten over de ontstaansgeschiedenis ervan. Het project is al in 1964 begonnen, toen de gemeente Heerenveen in het kader van de nieuwbouw van de wijk ‘Heerenveen Midden’ een kunstwerk gerealiseerd wilde zien. Aanvankelijk werd aan een standbeeld gedacht. Maar toen Le Roy zich er meer ging bemoeien, eerst als lid van lid van de ‘commissie ter verfraaiing van het stadsbeeld’ en later ook als vice-voorzitter van de net opgerichte Culturele Raad, kwam de zaak in een stroomversnelling.
Aanvankelijk gingen de gedachten nog uit naar een kunstwerk dat kon veranderen in de tijd, bijvoorbeeld door het wisselend inhuren van beelden. Maar al gauw kwam Le Roy met het plan van een soort ‘wilde tuin’ op de proppen – een strook van 1 kilometer lang en 19 meter breed – waaraan de bewoners zelf konden meewerken. Tegen zijn zin werd de realisering van de bewonersparticipatie uitbesteed aan de gemeentelijke plantsoenendienst. Dat was meteen al een valse start. Wat nadien gebeurde is eigenlijk één grote lijdensweg geweest. Er kwam veel verzet van de bewoners die het maar niks vonden zo’n troep voor de deur. Maar de waardering groeide ook, zeker toen de begroeiing wat meer gestalte kreeg. In 1968 maakt het gemeentebestuur een pas op de plaats bij de verdere ontwikkeling van het project, maar Le Roy zette door, ondanks de verminking van zijn basisidee. Uiteindelijk kan hij zich niet al langer vinden in de wijze waarop er met zijn gedachten werd omgesprongen. In 1972 wil hij zijn naam niet langer aan dit project verbonden zien.
Daarna beginnen de jaren van verval. De wilde tuin bleef bestaan, maar in een soort stationaire toestand die weinig meer met de oorspronkelijke opzet te maken had. Tot er midden jaren negentig een omslag volgde, met name door toedoen van D66 raadslid Tiemen Stuiver die veel lobbywerk verrichtte. In 2001 werd de Stichting Tijd opgericht, die voortaan – onder de bezielende leiding van voorzitter Peter Brinkman – als belangenbehartiger optrad. In 2005 resulteerde dit in een unieke overeenkomst met de gemeente. Er werd een gezamenlijke intentieverklaring getekend om het project van de Kennedylaan overeenkomstig de ideeën van Le Roy voor een periode van 100 jaar (!) zich verder te laten ontwikkelen. Zo kwam vorig jaar dan eindelijk de defiinitieve doorstart. De beschadigingen aan de stenen wallen werden hersteld en het vuil werd opgeruimd. Er werd puin gestort voor nieuwe bouwsels in het groen en er werd opnieuw gewerkt door bewoners, scholieren en vooral ook binnen een gemeentelijk herintegratieproject dat gelijktijdig werd opgestart.
De Kennedylaan ziet er nu weer prachtig uit. Er is nog een lange weg te gaan, maar wie er doorheen loopt waant zich voor even op de Hoge Veluwe, maar dan in een buitenwijk. Een lange strook van paden, bosschages, hoge bomen en wonderlijke planten en niet te vergeten de nieuwe bouwsels, spontaan ontstaan vanuit de vorm van de steen en voortbouwend op bestaande structuren. Het is het grootste kunstwerk van Fryslân, een uniek project in Europa, bedacht door een groot Europeaan die overal in de wereld erkenning ondervind, maar wiens grote verdiensten in Fryslân zelf nog vaak te weinig op hun waarde worden geschat.
Le Roy zag van de oorlog als een van de eersten het spookbeeld van een moderne stad opdoemen, een dode stad waarin de tijd is uitgeschakeld en waarin de participatie van de bewoners niet gewenst of zelfs verboden is. De tijd heeft hem gelijk gegeven. Alom wordt er tegenwoordig nagedacht over het inschakelen van creativiteit, over ‘human resources’, over de behoefte aan de vertraging van de tijd, over de mens zelf die een bron van creatieve vernieuwing kan vormen in een door technocraten, managers en andere droogkloten in toenemende mate doodgereguleerde samenleving. Le Roy is van al die goeroes uit de jaren zestig en zeventig misschien wel de enige overlevende die zijn idealen trouw is gebleven.
Sterker nog, hij heeft als enige de hoogdravende taal van toen omgesmeed tot een inspirerende visie voor de toekomst. Bovendien heeft hij die visie tot op de dag van vandaag met eigen handen in praktijk gebracht. ‘Utopisch gedacht’, zo schreef hij ooit in zijn stripverhaal Uilenspiegeltjes, ‘ben ik van mening dat iedere stad zou moeten ontstaan uit de creatieve potentie van al haar inwoners’. Architectuur is daarmee een voortdurend proces in de tijd geworden, waar iedereen aan deel kan nemen.
Ik heb weinig helden, maar Le Roy is er een. Lang leve de koning van de Kennedylaan!
.