Gisteravond zat ik opeens met Fred van der Wal aan tafel in de uitzending van ‘De Literatuerfabryk’ in boekhandel De Tille in Leeuwarden. Het was de bedoeling dat ik hem zou interviewen. Dat had ik vooraf niet zo begrepen. Ik had gedacht dat we samen geïnterviewd zouden worden. Wat doe je dan in zo’n situatie? Je denkt: ‘God zegen de greep.’
Fred van der Wal is een omstreden figuur in Friesland. Tegenwoordig woont hij in Frankrijk, in een soort kasteeltje, zo’n 50 kilometer van Nevers. Al heel lang schrijft hij op zijn weblog hele nare dingen over mij. Niet dat ik daar last van heb, maar er zijn soms mensen in mijn omgeving die me daarop wijzen. Weet je wel wat hij allemaal over je zegt? Ja dat weet ik. Ik ken Fred langer dan vandaag. Hij beoefent de publieke tirade al decennia lang en speelt daarbij rechtstreeks op de man door iemand openlijk aan te vallen of in een kwalijk daglicht te zetten.
Dat doet hij niet alleen met mij, maar met allerlei mensen in Friesland. Soms word ik wel eens gebeld door iemand, die me vraagt: ‘Wie is die Fred van der Wal?’. Dan voelt diegene zich gekwetst of zelfs bedreigd door wat Fred allemaal beweert. Ik probeer dan meestal wat geruststellende woorden te vinden zoals: ‘blaffende honden bijten niet’ of ‘woorden doen geen pijn’. Maar dat komt niet altijd goed over.
Fred van der Wal kan mensen soms heel diep raken. Hij vindt dat hij daar recht op heeft, omdat hem veel onrecht is aangedaan. Mijn eerste vraag aan hem was dan ook: ‘Waarom ben jij vaak zo boos op mensen? Weet je wel wat je allemaal met je woorden teweeg brengt?’ ’Hoezo?’, vroeg Fred en hij toonde zich oprecht verbaasd. Wat hierop volgde was een nogal verwarrend gesprek, waarin ik probeerde te achterhalen waarom hij zich zo gedraagt.
De oorzaak ligt – geloof ik – deels in een conflict, dat zich in 1985 heeft afgespeeld tussen een groep Friese kunstenaars enerzijds en de Provincie Fryslân en de Fryske Kultuerried anderzijds. Er werden in die tijd door de Provincie in no time veel kunstwerken aangekocht, waarbij veel zogeheten ‘vrije kunstenaars’ zich benadeeld voelden, omdat zij meenden dat kunstenaars die ‘in de BKR zaten’ werden bevoordeeld. Ook werd er werk van parters van leden van de adviescommissie aangekocht en zelfs van een lid van die commissie.
Daar zijn veel Friese kunstenaars toen heel boos over geworden en dat leidde tot een grote rel die zelfs de landelijke pers heeft gehaald. Fred van der Wal en ik kwamen in dat conflict diametraal tegenover elkaar te staan. Daarnaast voelde hij zich door meer mensen tegengewerkt, niet alleen door sommige collega-kunstenaars maar ook door kunstcritici van de Leeuwarder Courant.
Fred werd het slachtoffer van ostracisme. Dat is een procedure van collectieve uitsluiting. Deze term stamt uit het oude Griekenlad, toen mensen die teveel macht kregen door middel van een ‘schervenrecht’ voor tien jaar uit de gemeenschap van Athene werden verbannen. Ostracisme bestaat ook nog in onze tijd. Zo werden bewoners van een concentratiekamp soms door hun medekampbewoners collectief uitgestoten, omdat ze brood van een ander hadden gestolen. Ook in de politiek kan ostracisme nog voor komen, bij Pim Fortuin bijvoorbeeld of Geert Wilders. Het fenomeen kan zich in een werksituatie of een gezin voordoen. En soms in een grote gemeenschap als er een collectief orgaan is dat een monopolie heeft en dat uit naam van de gemeenschap iemand in de ban doet.
In Friesland heeft de Leeuwarder Courant een dergelijke machtspositie. Als men daar bepaalt dat iemand niet meer in de krant komt, dan komt hij of zij niet meer in de krant. Fred van der Wal had destijds een galerie in Garijp. Maar toen hij merkte dat hij in bepaalde kringen werd uitgestoten, werden zijn tentoonstellingen ook niet meer besproken in de Leeuwarder Courant. Ik heb zijn verhaal aangehoord. Ik kan niet checken of het klopt, maar het kwam me wel geloofwaardig voor.
In Friesland komen dergelijke processen nog steeds voor. Laats hoorde ik iemand, die in een bestuur van een belangrijke Friese organisatie zit, iets zeggen over een medebestuurslid die na een ruzie was opgestapt: ‘Die komt in Friesland nooit meer aan de bak.’ In deze provincie bestaan er nogal wat ondergrondse structuren die het realiseren van zo’n dreigement daadwerlelijk mogelijk maken. Het overlappen van twee collectieve geloofsystemen (bijvoorbeeld een politieke overtuiging en Fries chauvinisme) maakt ostracisme makkelijk uitvoerbaar. Bovendien is in Friesland politieke macht vaak met publicitaire macht verweven op een wijze die voor weinig mensen inzichtelijk is.
Ostracisme is een soort onhoorbare collectieve tam tam. Je ziet het niet, je hoort het niet, maar wie het slachtoffer wordt van dit magisch ritueel komt opeens nergens meer aan de bak. Dit soort tribale mechanismen zijn zo oud als wereld en komen overal voor. Toch blijf ik van mening dat de condities voor dit kwalijke fenomeen in Friesland sterker aanwezig zijn dan elders. Het is hier van oudsher een sterk corporatieve samenleving. ‘Met zijn allen en voor zijn allen’. En o wee als je jezelf te ver buiten de roedel begeeft, dan hoor je er opeens niet meer bij.
Dat wil niet zeggen dat ik Fred van der Wal een lieve jongen vind en ik alles goedkeur wat hij schrijft. Ik vind dat hij in veel opzichten te ver gaat met zijn woorden. Na het gesprek met hem vroeg ik me af of er wel objectieve criteria bestaan voor wat je allemaal over andere mensen mag zeggen en schrijven. Waar gaat een tirade over in een doelbewuste belediging of zelfs smaad? We hebben in Nederland nog altijd de rechter die hierover beslist, maar dat wil niet zeggen dat er geen ongeschreven morele regels bestaan die voor jezelf helder moeten zijn.
Later op de avond in De Bres werd ik door iemand aangesproken – haar naam doet er even niet toe – die kennelijk mijn weblog volgt. Ze vroeg of ik me wel eens afvraag of ik niet te ver ga met wat ik allemaal over andere mensen schrijf. Ik dacht even na en zei: ‘Jawel, maar dan schrijf ik het toch, want dan weet ik dat het goed is. Als je maar eerlijk bent en schrijft wat je ook recht in iemands gezicht zou zeggen.” Het klinkt misschien hard, maar ik geloof wel dat het zo zit .Wat gezegd moet worden, moet gezegd worden. Zeker in Friesland, waar de sfeer van ‘ons kent ons’ nog altijd niet van de lucht is. Een benauwde sfeer is dat, die niet zelden leidt tot een verwerpelijke vorm van ostracisme.