Ik merk dat mijn kritische opmerkingen over het internettijdschrift Farsk tot enige beroering hebben geleid. Op zich kan het geen kwaad dat er even een rimpeling verschijnt in de stille vijver van Friese letteren. maar mijn woorden moeten uiteraard geen aanleiding geven tot misverstand. Ik heb niets tegen Farsk, laat dat duidelijk zijn. Ik heb alleen bezwaar tegen ingeslapen periodieken die nodeloos teren op overheidsgeld. De Provincie Fryslân is er altijd als de kippen bij om allerlei zaken te onderzoeken, als het gaat om subsidiegelden voor Friese tijdschriften. Een onderzoekje extra kan dus nooit kwaad, dacht ik zo.
Gisteravond ontving ik een mailtje van één van de redactieleden. Hij maakte bezwaar tegen mijn bewering dat Farsk-redactieleden subsidiegelden in eigen zak zouden steken. Als dat waar was, zo stelde hij ferm, dan zou dat misdadig zijn, en dat is de redactie van Farsk niet. Op een bakje koffie en een potje bier na, die bij de redactievergaderingen geserveerd worden, zal niemand van de Farsk-redactie er een dubbeltje rijker van worden, zo werd mij verzekerd. Farsk heeft een stichtingsbestuur dat het subsidiegeld verdeelt. Voor zover mijn zegsman kan nagaan, gaat al het geld op aan de productiekosten van de Farsk-jaarboeken en de zogeheten Farsk-schriften over wisselende thema’s en tenslotte aan de vergoedingen van de auteurs, die in die twee gedrukte media publiceren. Als ik het precies zou willen weten, dan raadde hij me aan om contact op te nemen met Abe de Vries.
Achteraf begrijp ik uit deze woorden dat Abe de Vries (nog steeds) in het stichtingsbestuur van Farsk zit. Het staat er niet letterlijk, maar je kunt het er wel uit afleiden. Hij zou dus als een soort Johan Cruijff – als technisch directeur misschien – nog bij de oude club betrokken zijn. Als dat waar is, dan vraag ik me af, waarom hij zich dan niet met de kwaliteit van het blad bemoeit. Cruijff liep ook wel eens vanuit de tribune naar de dug-out, als het op het veld mis dreigde te gaan. Ik zou natuurlijk aan Abe de Vries zelf kunnen gaan vragen hoe dit allemaal zit, maar ik heb geen zin om een hele correspondentie te gaan voeren over dit onderwerp. Een weblog is een weblog nietwaar.
.
Ik mijn log ‘De miskende taaiheid’ heb ik in de eerste plaats mijn verwondering uitgesproken over het feit dat Farsk zijn auteurs niet betaalt en de Moanne wel. Die constatering was op feiten gebaseerd, want ik sprak uit eigen ervaring. Vorig jaar vroeg Abe de Vries mij een essay te schrijven over een boek van Jabik Veenbaas. Dat artikel moest aan zekere eisen voldoen (omvang en voetnoten) en zou mogelijk gehonoreerd worden, als het later in een gedrukte Farsk-publicatie zou worden opgenomen. Later begreep ik van Ytsje Hoekstra (die Abe de Vries als hoofdredacteur is opgevolgd), dat het uiteindelijk niet in het Farsk-jaarboek was opgenomen, omdat het essay te lang was. Ik vind deze gang bij van zaken bij nader inzien niet zo chique. Eerlijk gezegd voel ik me een beetje gepiepeld door dit gesjoemel met verwachtingen. Hou dan je mond over een mogelijke honorering. Nu worden auteurs vooraf lekker gemaakt, terwijl er in feite niets te makken valt.
Dat de redactieleden er niks aan over houden, mag dan heel nobel lijken, maar het is me niet duidelijk wie er nu wel en wie niet betaald wordt en waarom. Kennelijk worden er auteurs van buitenaf aangetrokken met het lokmiddel van eventuele toekomstige honoraria. Ik vraag me af of dat met alle auteurs zo gaat. Of is het zo dat Friestalige auteurs een streepje voor hebben en wèl lange artikelen voor het Jaarboek mogen schrijven. Overigens heb ik nog steeds geen vergoeding mogen ontvangen voor mijn bijdrage aan het Rembrandt-nummer, waarvoor ik door de nieuwe hoofdredacteur peroonlijk was uitgenodigd. Ik wist niet eens dat ik daar recht op had. Er is me ook nooit gevraagd om een rekening in te dienen of een bankrekening op te geven. Nee, daar zijn ze bij De Moanne toch echt een stuk secuurder in. Daar krijg je het geld al op je rekening voordat het volgende nummer verschenen is.
.
Nogmaals, het zal mij allemaal worst wezen. Ik heb een redelijk salaris, dus ik hoef niet van de pen te leven. Maar er zijn heel wat auteurs die zo’n vergoeding best kunnen gebruiken. Als het gaat om subsidiegelden, dan is het toch niet zo gek om te vragen hoe die gelden in de praktijk worden besteed. Misschien drinken ze wel ontzettend veel bier daar bij die redactievergaderingen van Farsk.