De teloorgang van transcendentie
In het bevrijdingsjaar 1945 wijdde De Vrije Katheder een themanummer aan Pablo Picasso. De Vrije Katheder werd in 1942 opgericht als verzetsblad van communistische studenten aan de Amsterdamse Universiteit. Tussen 1945 en 1950 fungeerde dit periodiek als platform voor linkse intellectuelen en kunstenaars. Picasso was als communist en modernist in 1945 het toonbeeld geworden van de nieuwe, vrije mens. Naast een aantal kunstcritici werd ook een tweetal psychiaters door de redactie van de Vrije Katheder gevraagd een tekstbijdrage te leveren.
Een van hen was Dr. C..J Schuurman (zie foto). Hij was als psychiater werkzaam in Amsterdam en stond bekend als een Jungiaan. Jan van Adrichem vermeldt dit feit in zijn boek ‘De ontvangst van de moderne kunst in Nederland 1910-2000.’ De beschouwing van Schuurman was bijzonder, omdat hij een verband legde tussen het werk van Picasso en de grote spanningen in diens onbewuste zielenleven. ‘Picasso’, zo schreef Schuurman. ‘had als een seismograaf gereageerd op het krankzinnige van zijn tijd en had dat vorm weten te geven zonder zelf krankzinnig te worden.’
Ik vond het een frappant gegeven omdat ik voor het eerst de naam Schuurman tegenkwam buiten de context van Gerard Reve. Zoals bekend ging Reve in 1945 bij Schuurman in therapie, nadat hij last had gekregen van psychische problemen die zelfs tot een zelfmoordpoging hadden geleid. De behandeling van Schuurman had baat. Zo raadde hij Reve aan om zijn verontrustende dagdromen en fantasieën niet te onderdrukken en zijn gedachten op te schrijven. Kennelijk herkende Schuurman de grote spanningen niet alleen in het onbewuste zieleven bij Picasso maar ook bij Gerard Reve. Het advies van Schuurman aan Reve om te gaan schrijven zou hebben geleid tot het ontstaan van de roman ‘De Avonden’ die in mijn geboortejaar 1947 verscheen.
Reve bleef Schuurman nog lang dankbaar. Dertig jaar lang stuurde hij hem trouw een exemplaar met opdracht van al zijn verschenen romans. Door de invloed van Schuurman ging hij zich in de jaren vijftig verdiepen in het werk van Carl Gustav Jung, dat waarschijnlijk ook van invloed is geweest zijn bekeringsproces, dat zich van 1959 tot 1966 heeft voltrokken. Door Schuurman en Jung is Reve dus van de waanzin gered en kon zijn syndroom worden omgezet in geloof in God, of beter gezegd, in een geloof in de Heilige Maagd.
Tegenover Tom Rooduijn verkaarde Reve later hierover het volgende: “Ik hield veel van vrouwen. Toen mijn moeder dood was (in 1959, HM), moest ik wéér een vrouw hebben. Dat werd Maria. Ik ben homoseksueel geworden, zei dokter Schuurman, omdat ik teveel respect heb voor vrouwen. En omdat mijn moeder een meisje wilde. Dus heb ik niet de oorspronkelijke homoseksualiteit; ik werd het omdat vrouwen heilig voor mij waren. Dat ik lichamelijk contact met vrouwen barbaars vind, komt ook voort uit mijn Mariaverering.’
Mijn eigen belangstelling voor Jung werd gewekt na mijn psychose in 1966. Niet dat mijn psychiater mij daar op wees. In tegendeel. Ik kwam in behandeling bij de katholieke zenuwarts Dr. A.F.C Overing – een freudiaan en leerling van Rümke – die niets moest hebben dieptepsychologische interpretaties. Dr. Overing, bij wie ik met tussenpozen tot van 1966 tot 1977 in therapie ben geweest, beschouwde de therapie als een strategie van non-interventie. Dit leidde tot wonderlijke tweewekelijkse sessies van telkens een uur, waarin vooral veel gezwegen werd. De relatie religie en psychiatrie was voor hem een taboe. Er werd in ieder geval nooit over gesproken. Psychische krachten kwamen voort uit de psyche zelf en daarmee uit. De gedachte dat ook vormen van geloof pathologisch kunnen zijn en een geloofscrisis op zich zelf tot een psychose kan leiden waren aan deze freudiaanse psychiater niet besteed.
Hoe dan ook, vanaf 1967 ben ik zelf boeken van Jung gaan lezen. Het eerste kocht in 1967 bij De Slegte in Arnhem: ‘De symboliek van de geest’. Daarna las ik ‘Psychologie en religie’ en ‘Psychologisch typen’ en vervolgens alles wat ik van Jung te pakken kon krijgen. Nog altijd heb ik zowat een meter ‘Jung’ in mijn boekenkast staan. Niet dat ik er nog veel inkijk, maar in kan niet ontkennen dat Jung in de late jaren zestig voor een groot deel mijn denken heeft gevormd. Jung was ook een belangrijke reden om in 1971 uiteindelijk kunstgeschiedenis te gaan studeren. Mijn kandidaatsscriptie in 1974, die begeleid door Jaffé was gebaseerd op theorieën van Jung.
Zoals Jung voor Reve de brug heeft gevormd tussen communisme en katholicisme zo wees deze omstreden psycholoog voor mij de weg naar een andere manier van denken. Hij heeft mij geholpen om los te komen van een dogmatisch geloof in God. Jung heeft geprobeerd om de kloof tussen religie en wetenschap te dichten. Ik denk dat hij daar uiteindelijk niet in is geslaagd. Hij blijft een groot denker, maar wel van de tweede garnituur. Toch heeft hij het in ieder geval geprobeerd. De teloorgang van de transcendentie is het grootste drama van onze tijd. Jung zag in dat dit drama tot grote psychische problemen kon leiden. Tot grote spanningen ook in het onbewuste. Spannigen die wonderlijk genoeg ook grote kunst voort kunnen brengen. De kunst van Picasso bijvoorbeeld. En misschien ook sommige teksten van Reve.