Rare dag vandaag. Vanochtend liep ik nog rond in de wondere wereld van Moriko Mori. In het Groninger Museum heeft zij haar softe New Age kunst uitgestald. Of is het toch meer dan dat? Wat moet je eigenlijk met deze technisch volmaakt gerealiseerde embryonale fantasieën die overgoten lijken met een oosters spiritueel sausje. Op een of andere manier is Moriko Mori helemaal van deze tijd. Ons diepe verlangen naar disclosure, naar een totale ontsluiting in de kosmische mystiek, het vruchtwater van het heelal, naar het zich oplossen in een technologische nirwana dat tegelijk herinnert aan de moederbuik. De sterrenhemel heeft iets van een gestolde moederkoek die ons eeuwig begeleidt. De technologie roept infantiele dromen in ons wakker, nu de transcendentie van de conventionele religies het definitief heeft laten afweten.
Moriko Mori heeft haar Japanse pubertdromen tot de tijdgeest verheven. Ze laat je even in de waan dat de wereld goed is. Zelfs de mens is goed. Kijk maar naar de sterren, droom maar weg in de brainwave die je wegvoert naar het protoplasma van de cellen. Je wordt ingeplugd in de verrukkingen van cyberspace. De diepte van het heelal valt samen met de intense verrukking van ons lichamelijk bestaan. Transcendentie hoeft niet persé aleen te verwijzen naar een buitenfysieke realiteit die ons bestaan te boven gaat, maar zou ook kunnen worden opgevat als een diepe trance van het lichaam zelf, waarin een kosmische verwijding zich kan manifesteren. Onze hersengolven resoneren met een kosmische golfslag van tijd en ruimte.
Mensen hebben tegenwoordig vreemde verlangens. Ze willen verslonden worden door chimpansees, wegzwijmelen op kussens met oceaangeluiden of in diep in het lijf de vibraties voelen van de oerknal. Ze hunkeren naar de ritmiek van het universum die ook in de vloeistof van onze cellen meevibreert. Daarmee wordt de transcendentie van een nieuwe betekenis voorzien, een betekenis die in de science fiction is geëxploreerd en nu in de technologie verwezenlijkt wordt. We staan op de drempel van een nieuwe religie van kosmische eenheid. De tentoonstelling in het Groninger Museum heet niet voor iets ‘Oneness’. Alles is één. Plotinus had gelijk. Er is één bron, één einde, één nu en één kosmisch wereldlichaam dat de technologie voor ons ontsluit.
We dromen ervan om steeds meer één te worden met het eindeloze lichaam van de wereld, dat is de boodschap van Moriko Mori. Niet ons verlangen staat voorop, maar een onnavolgbaar moment buiten het verlangen. Er lopen vreemde dwarsverbanden tussen de extase van de ruimtevaarder die zich zwevend buiten de capsule begeeft en de schuchtere debutant op een kinky seksorgie waar alle remmen van de drift ontgrendeld worden. Er bestaat een lichaamloze verrukking in de diepste spelonken van het lichaam zelf, die even etherisch is als de explosies in ver verwijderde sterrennevels. Aan de uiterste grenzen van het heelal liggen de scenario’s voor een individuele regressie naar paradijselijke cellulaire werelden. De ocean van het ene.
Dat soort ideeën doemen op in een tijd dat de technologie ons lot gaat bepalen. Sciencefiction opent een nieuw perspectief voorbij het aloude dualisme, voorbij de christelijke mythologie die nog altijd ons denken bepaalt. De verwevenheid van paradijs en embryo, de spiegelverhalen van Narcissus, het eeuwige keurslijf van het Oedipuscomplex dat aan de basis ligt aan elke theorie over de religieuze ervaring. We beleven de overgang van de transcendentie van de hoop naar de transcendentie van het heimwee. In het westen niets nieuws. In het oosten gaat de zon op. Moriko Mori is een profetes van een nieuwe technologische beschaving die diep in onszelf op het punt staat geboren te worden. In de trein naar Leeuwarden had ik een déja vu. Ik vond in mijn hoofd de woorden terug die ik zes jaar geleden geschreven heb:
Zo ben ik uiteindelijk op zoek gegaan naar de nieuwe vindplaatsen van transcendentie. Naar het sublieme moment van genade dat buiten het verlangen zelf zou bestaan. Naar een paradijselijke oertoestand, een soort preoedipaal nirwana, dat voor de geest toegankelijk is, niet alleen in de diepste ervaring van het lichaam zelf, maar ook buiten de grenzen van het lichamelijk bestaan. Zo raakte ik ver van huis, dromend van lichaamloze verrukkingen in de virtuele realiteit. Ik heb me verdiept in de Cyborg, de ultieme synthese van mens en machine. Ik heb me laten verleiden door de gedachte dat een denkbare wereld alles vloeibaar kan maken wat in een wereldbeeld is gestold. Dat het verschijnsel mens een mythe is, een constructie van gestolde gedachten. Wat hij nooit wilde weten is hij altijd geweest. Iets zonder ziel. Iets zonder geest. Iets zonder God. Door een gigantische walvis werd ik bijna verzwolgen op het holodeck van een ruimteschip. Zo heb ik het nieuwe Utopia aanschouwd dat gloort aan de horizon van de technologie: de meest goddeloze van alle denkbare werelden. Maar ook daar klonk nog altijd heel in de verte de schaterlach van Gargantua.