pensionado

nicolaas maes0001.jpg

We schrijven juni 1959. De vijfde klas van de Peeterschool ging op de kiek. Op de tweede rij helemaal links zit ik. Je kunt zien dat ik nodig naar de kapper moest. Mijn bril kwam pas twee jaar later. De foto is genomen op het schoolplein van de Nicolaes Maesschool, want daar had de Peeterschool dat jaar een extra klaslokaal gehuurd. Op de achtergrond – achter de schutting – liggen de huizen die grenzen aan De Lairessestraat. Helemaal rechts – hoek De Lairessestraat- Jacob Obrechtstraat – is het gebouw, waarin momenteel De Mondriaan Stichting is gevestigd.

Je kon daar uit het raam aan de achterzijde uitkijken op het schoolgebouw, waar ik als kind een jaar lang in de bankjes heb gezeten. Je moest in de Nicolaas Maesstraat door een tunneltje naar binnen en dan kwam je op een groot binnenterrein, waar een vierkant gebouw stond dat nog ontworpen was door De Klerk, de beroemde architect van de Amsterdamse School. Twee jaar geleden hebben ze het afgebroken met goedkeuring van de deelraad Oud Zuid. Schande, die afbraak sneed door mijn ziel.

Gisteren dacht ik, ik zal toch maar eens even op mijn mobieltje luisteren of ik nog een voicemail heb. En ja hoor, ik was al twee keer gebeld. Het was de secretaresse van mevrouw Gitta Luiten, de directeur van de Mondriaan Stichtig. Of ik even wilde terugbellen. Nou zul je het hebben, dacht ik. Die is loeiend. Op 9 november j.l. heb ik een niet zo’n leuk stukje over Gitta en ‘haar’ Mondriaan Stichting geschreven. Je denkt misschien, wie leest zo’n stukje nou, maar daar sta je tegenwoordig raar van te kijken. Dat komt allemaal door Google. Als je iets onaardigs over iemand schrijft – en je log wordt goed gelezen – dan vind je die tekst binnen de kortste keren terug op Google. Typ ‘Gitta Luiten’ in en mijn stukje staat al op nummer 14.

Ik werd een beetje zenuwachtig. Het zou niet de eerste keer zijn, dat ik door een boze lezer ter verantwoording word geroepen. Je moet daar wel zorgvuldig mee omgaan natuurlijk. Nazorg noem ik dat. De secretaresse van Gitta had haar ingesproken verzoek afgesloten met een wel heel familiair uitgesproken ‘Doooeeeii..!’ Ik begreep daaruit dat ook zij ‘not amused’ moest zijn door de kritiek die ik mij veroorloofd had op ‘s lands meest verheven bolwerk van de kunstadvisering.

Ik ben even door de kamer gaan ijsberen en heb uiteindelijk de stoute schoenen aangetrokken. Ik draaide het nummer van de Mondriaan Stichting. Gelukkig, het was niet die secretaresse die opnam, maar de telefoniste. Het duurde even voor dat ik werd doorverbonden met Gitta Luiten.

– ‘U had gebeld, ik hoorde het op mijn voicemail, ‘ zei ik met ferme stem.
– ‘Wij kennen elkaar niet, toch’, klonk het opgewekt.
– ‘Nee, wij kennen elkaar niet.’
Wat een wonderlijke intro, dacht ik nog.
– ‘Zullen we elkaar tutoyeren?’
Nou moet het niet gekker worden. Ik stond compleet met mijn mond vol tanden.
– ‘Ja, dat is goed’.
– ‘Ik wil je vragen of je zitting zou willen nemen in een adviescommissie van de Mondriaan Stchting.’
Het bleef enige tellen stil aan mijn kant. Toen gooide ik het er maar uit.
– Dat is een hele eervolle uitnodiging, maar je weet toch, hoop ik, dat ik mij vorig jaar nogal kritisch heb uitgelaten over de Mondriaan Stichting en de wijze waarop commissies daar tot stand komen.
– ‘Ja dat weet ik’, zei Gitta , ‘maar dat heeft niets met mijn verzoek te maken’.

Het bleek om een commissie te gaan die eenmalig adviseert over kunstenaarsinitiatieven. Ik weet niet eens of ik dit hier mag zeggen. Nou ja, in het kader van de broodnodige transparantie moet dat toch kunnen, dacht ik zo. En trouwens, die openbare aanklacht van mij sloeg de plank toch niet helemaal mis. Als je tegenwoordig leest wat er allemaal over het huidige systeem van de kunstsubsidiëring geschreven wordt – zelfs door de fondsdirecteuren – dan was mijn kritiek nog peanuts. Ik had nog willen vragen hoe Gitta dan wél bij mijn naam was uitgekomen, maar ik was te verbouwereerd om dat nog aan de orde te stellen.

Medio augustus zitten mijn uren bij Keunstwurk erop. Dan doe ik daar na dertig jaar de dicht. Ik ben straks – zoals dat heet – een ‘pensionado’. Niet dat ik mezelf achter de geraniums zie zitten. Ik heb het voorlopig druk zat. Maar ja, je hoopt toch altijd een beetje dat de telefoon blijft rinkelen. Laatst hoorde ik van Yvonne Bleize dat heel wat oud-wethouders van Leeuwarden dat ook wel eens hebben gedacht, maar die telefoon bleef vaak akelig stil toen ze eenmaal thuis zaten. Afijn, Gitta weet me in ieder geval nog te vinden.

Ik verheug me al op de vergadering in september in Amsterdam. De hele dag, met een diner ’s avonds. Toe maar, het kan niet op. Dan kan ik ook zien wat ze daar van mijn oude schoolplein hebben gemaakt. Niet veel goeds, vrees ik. Voor de deur van de Mondriaan Stichting – precies op de hoek van de Jacob Obrechtstraat en De Lairessestraat – heb ik als kind nog met een vlaggetje staan zwaaien, toen op een mooie ochtend in mei koningin Juliana langs kwam. Ook dat moet in 1959 zijn geweest. De koningin heb ik niet mogen zien. Ze zoefde voorbij in een grote zwarte limousine met daarachter een hele stoet volgauto’s, geflankeerd door gemotoriseerde politie. Nee, de koningin ging uit rijden. Niks zwaaien naar al die vlaggetjes. Ach, ik word echt een ouwe lul, geloof ik.