De waan van de werkelijkheid
Wat is de kern van de psychotische waan en waarin verschilt de wijze waarop een psychoticus aan zijn waansysteem is gehecht met de manier waarop wij de realiteit ervaren? Die vraag is onderwerp van tal van romans en beschouwingen waarin de illusoire werkelijkheid van de psychoticus wordt onderzocht. Hoe gek is een gek? En hoe normaal is een normaal mens? En belangrijker nog, verschillen die twee wel wezenlijk van elkaar? Er zijn mensen die beweren dat we leven in tijd waarin het een schizoïde bewustzijn regel wordt. Het normale bewustzijn – wat dat ook mag zijn – zou de uitzondering worden die de regel van de waan bevestigt.
Het is voor het gezonde verstand haast niet te vatten wat een psychoticus nu precies ervaart. Dat wil zeggen, het is moeilijk te vatten hoe een psychoticus kan geloven in zijn eigen gekte en tegelijk soms heel verstandige taal kan uitslaan. Psychiaters gaan wel eens LSD gaan slikken om iets van de psychotische waan van binnenuit te kunnen begrijpen. Maar de psychoticus zit niet in een trip, waaruit hij weer ontwaakt. Hij is totaal overgeleverd aan zijn waan en tegelijk lijkt het voor een buitenstaander soms alsof dat niet zo is. Zit hij verstirikt in een waanwereld of speelt hij alleen maar de gek? ‘Though this be madness,’ zegt Polonius over Hamlet, ‘yet there is method in it.’
Volgens Lacan herinnert de beleving van de psychoticus ons aan het vaak miskende feit, dat niet de waarneming het vermogen is, waardoor we de waan van de werkelijkheid kunnen onderscheiden, maar de zogeheten ‘libidineuze bezetting’ van de werkelijkheid. We zitten met tal van ‘zuignapjes van de lust’ vastgeklonken aan dingen die wij ‘werkelijkheid’ noemen. De taal bemiddelt in het vasthechten van de libinale zuignapjes. As die zuignapjes plotseling allemaal tegelijk losschieten, dan gaat er iets grondig mis. Dan schiet je in een psychose. De dingen, waar de zuignapjes – via de taal – aan vast zitten, zijn de objecten van ons verlangen. Die objecten kunnen ook immaterieel zijn. Sterker nog, misschien bestaan ze helemaal niet op zichzelf en worden ze door ons verlangen voortdurend voorgetoverd als een illusie van werkelijkheid.
Kortom, wat wij werkelijkheid noemen is in feite niets anders dan een illusoir product van ons verlangen. Taal is opgeschort verlangen, omdat de taal de onmiddellijke ervaring van de werkelijkheid zelf voortdurend wegduwt. De wereld is een worst die altijd voor ons uit beweegt. Hoe meer we denken naderbij te komen, hoe meer de wereld zich van ons verwijdert. Zo constitueert het verlangen ook de ruimte en de tijd, en niet andersom. Alles, wat wij verlangen, bevindt zich in ruimte en tijd, dat wil zeggen: in een voortdurende verglijdende uitgestrektheid waar wij geen directe toegang toe hebben. Dat is de tragische conditie van het menselijk bewustzijn.
Maar is dat wel zo? Voor de psychoticus zijn de barrières van ruimte en tijd juist weggevallen. De taal is voor hem geen ordenend principe meer, maar een soort vliegend tapijt voor de verbeelding, Het verlangen slaat letterlijk op drift. De waan is misschien wel een vergeefse poging tot reconstructie van de wereld, die door de terugtrekking van het libido verloren is gegaan. De psychose zou vanuit deze optiek een radicale vorm van regressie zijn. Maar wie ooit de psychotische waan van binnen uit heeft gekend, weet dat het normale bewustzijn in veel opzichten inferieur is aan de psychotische waan. Het normale bewustzijn is geïsoleerd, afgescheiden van de dingen. Het besef van ruimte en tijd, dat eigen is aan wat wij de realiteitservaring noemen, kan ook een barrière zijn om de onderliggende eenheid van de wereld daadwerkelijk te kunnen ervaren.
Arthur Schopenhauer beweerde dat ruimte en tijd de sluier van Maya zijn, dat wil zeggen: de illusie die de eenheid van de wereld afdekt. De vraag is natuurlijk of die achterliggende eenheid er werkelijk is. Misschien gaapt achter die sluier van Maya wel de afgrond van het totale niets en is zelfs de ultieme eenheid van alles een illusie. Hoe het ook zij, we zijn er voortdurend op uit om aan de ‘sluier van tijd en ruimte’ in ons bewustzijn te ontsnappen. Daarom hebben we godsdiensten van start doen gaan. Daarom gaan we nog altijd graag op in de extatische roes van de menigte. Daarom bouwen we stadions en luisteren we naar de basale ritmes van deejays die onze herinneren aan de organische eenheid van al wat leeft. Kortom, deep down verlangt elk bewustzijn naar de intrinsieke ervaring van eenheid in alles, een ervaring die ook eigen is aan de waan van psychoticus.
Bewustzijn doet pijn en wil daarom aan zichzelf ontsnappen. Het bewustzijn verdwijnt het liefst in een narcotisch bestaan in een tijdloos heden. Dat is ook wat de spektakelmaatschappij ons bewustzijn te bieden heeft, dat wil zeggen: de ontsnapping aan het bewustzijn zelf. ‘We zijn geabsorbeerd. Iedereen is geabsorbeerd’, schrijft de Amerikaanse schrijver Don DeLillo. ‘Het nieuws van een catastrofe is het enige echte verhaal is dat mensen nog willen horen. De terroristen en bommenmakers hebben het terrein van de schrijvers geannexeerd – zij zijn het die nu het innerlijk van een cultuur veranderen.’
Of in de woorden van Guy Debord. ‘Wat door het individu in het afgescheiden dagelijkse leven wordt geleefd, blijft zonder taal, zonder begrip, zonder kritische toegang tot zijn eigen verleden, dat nergens wordt opgetekend. Het deelt zich niet mee. Het is onbegrepen en vergeten ten gunste van de spectaculaire valse herinnering aan het niet-gedenkwaardige.’
In die illusoire toestand van tijdloosheid vallen de sluiers van ruimte en tijd langzaam weg en daagt het valse bewustzijn van de waan in de geabsorbeerde volheid van de schijn. De psychotische waan is ongemerkt een structurele toestand van het bewustzijn aan het worden. Het is de toestand van de slaapwandelaar die ogenschijnlijk wakker is, terwijl hij droomt. Of erger nog: de toestand van psychoticus die in een waanwereld leeft, terwijl hij denkt de werkelijkheid te ervaren. ‘Though this is reality, yet there is madness in it.’