Friese humor

‘Tenslotte houdt kunstpaus Huub Mous (om zijn Fries-nationale sympathieën ook wel Obe Mousma genoemd) een ingetogen lofrede op het werk van Le Roy.’ Aldus Eric Hoekstra (zie foto) – ex dit, ex dat en tegenwoordig ‘flaneur te Leeuwarden’ – gisteren op de site van ‘liwwarders’. Hij deed verslag van de uitreiking van de Gerrit Bennerprijs aan Louis G. Le Roy. Nu moet ik vooropstellen, dat ik goed tegen een grapje kan en de benaming ‘Obe Mousma’ dan ook best kan waarderen. Onze intellectualistische flaneur, die zich bij tijd en wijle als Diogenes in een ton aan het Friese publiek vertoont, heeft een subtiel gevoel voor humor. In het verleden heeft hij mij op het toenmalige Farsk-forum – onder het pseudoniem ‘Abe de Vries’ – al eens ‘Smous’ genoemd in plaats van ‘Mous’. Voor die uitglijder moest hij diep door het stof, nadat de echte Abe de Vries nogal verbolgen reageerde op deze antisimitische grap die onder valse naam gelanceerd was. Ik vond ook die poging tot humor destijds best geslaagd, net zo goed als ik het ook had kunnen waarderen als Eric Stiekema mij nu ‘Obe Smousma’ had genoemd, maar dat terzijde. Friese humor, ach praat me er niet van.

Waar ik echter absoluut niet tegen kan is het epitheton ornans ‘kunstpaus’. Een ieder in Friesland die het waagt om mij van nu af aan nog één keer ‘kunstpaus’ te noemen, hetzij ‘voormalig kunstpaus’, dan wel ‘directeur Keunsturk’, om maar te zijgen over ‘voormalig directeur van Keunstwurk’, zal door mij stante pede voor het gerecht worden gedaagd wegens smaad. Ik ben het zat. Het is genoeg geweest met dit gekoeieneer. Met dergelijke, ogenschijnlijk eervolle benamingen wordt in feite karaktermoord gepleegd. Dit soort etiketten kleven voor eeuwig aan je imago en brengen bij heel wat Friezen – zowel binnen als buiten de organisatie waar je werkzaam bent – een broeiend gevoel van kinnesinne teweeg. Als je je kop in deze contreien ook maar iets te ver boven het maaiveld uitsteekt, dan wordt hij onmiddellijk en vakkundig afgehakt. Die onhebbelijke gewoonte zegt overigens meer over de hoogte van Friese maaiveld dan over de mate waarin je je nek uitsteekt. In het land der blinden is nu eenmaal éénoog kunstpaus.

Laten de Friezen zich beperken tot carbidschieten en het pesten van Hollanders in de oudejaarsnacht, maar geen pogingen meer wagen tot humor, satire of andere vormen van kolderiek gedrag. De humor zit gewoon niet in de Friese genen. Het zit niet in de Fryske groun. Dat stroeve, uit de klei getrokken en tot taal opgewaardeerde dialect van hen leent zich ook niet voor grappige spitsvondigheden. Friese hersens zijn te traag voor de hoogste spirituele gaven die voor humor een eerste vereiste zijn. Friese humor is dan ook een contradictio in terminis: een onbestaanbaar product. Het kan niet er niet zijn, zoals er ook geen Friese champagne kan bestaan of Friese kaviaar. Friezen kunnen niet eens dansen, laat staan dansen met hun gedachten. Ze worden altijd weer naar beneden getrokken door een overschot aan zwaartekracht die de geest predestineert tot zwartgalligheid, gemopper, verzuring en chagrijn. Hoe komt het toch dat er zo vaak iets grondig mis gaat als een Fries lollig probeert te zijn? In zijn boek ‘Volg het spoor terug’ heeft de schrijver J.B. Charles deze netelige kwestie als eens proberen te doorgronden. Hij kwam tot de volgende slotsom:

‘Veel Friezen zijn intellectualistisch en daardoor relativisten. Velen hebben geen beschaving, bijna geen enkele geeft manieren. Al ontroeren zij zichzelf makkelijk, zij hebben geen hart. Zij gaan voor niemand dan zichzelf door het vuur. Zij zijn sentimenteel en missen echt gevoel. Daarom hebben zij ook geen gevoel voor humor. Als een Fries een goed verhaal wil vertellen, gaat dat verhaal gewoonlijk kapot. Het is of de Fries dit plotseling weet, terwijl het verhaal zijn mond nog verlaat. Wat moet hij doen? Hij blijft moedig tegen zichzelf vechten. Hij houdt vol en het verhaal raakt uit. Nu moet er geweld gebruikt worden, hij slaat zich daverend op zijn knie en de godverdommes zijn niet van de lucht, gelijk wij zo net nog zagen. Probeer nu vooral te lachen. Als je niet lacht heeft men in de Fries op slag een gekrenkte, verbitterde man voor zich: wij hebben niet gelachen omdat wij anti-Fries zijn.’

Sa is it en net oars.