Adolf Hitler, de kunstenaar

‘Politiek is de hoogste en meest alles omvattende kunst die er is. Wij, die de moderne Duitse politiek vormgeven, voelen onszelf kunstenaar. Het is de taak van de kunst en de kunstenaar om te scheppen, nieuwe vormen te bedenken om de zieken te verwijderen en vrijheid te creëren voor de gezonden.’

Joseph Goebbels in 1933

Geen enkele psychiater heeft Hitler ooit op de divan gehad, maar dat was ook niet nodig. Walter Langer die in opdracht van de Amerikaanse regering in 1943, op grond van psychoanalytisch onderzoek van bestaande bronnen, zich aan een prognose waagde over het verdere verloop van zijn ziektebeeld, gaf haarscherp aan hoe het af zou lopen. Een toenemende isolement, het opsluiten in de eigen waanwereld, het onvermogen om de naderende ondergang onder ogen te zien, het meeslepen van het hele Duitse volk in de finale catastrofe en uiteindelijk de zelfmoord. Alles gebeurde zoals deze psychiater had voorspeld.

Het ziektebeeld van Hitler zou zijn oorsprong vinden in een gestoorde seksualiteit die zijn wortels had in gezinssituatie, waarin hij opgroeide. De vader was bruut en gewelddadig, die moeder – die vroeg aan kanker zou overlijden – fijngevoelig en zachtaardig. Hitler was enigst kind, maar eerder was een zoon bij de geboorte overleden, die ook Adolf had moeten heten. Diep van binnen ervoer het kind Hitler zichzelf als een tweede poging om een mislukking te herstellen. Het trauma van het vroeg wegvallen van de moeder heeft de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid definitief verstoord. Er zou sprake zijn van een extreem oedipale binding met de moeder die in een onoverkomelijke libidinale fixatie bleef steken. En vervolgens onmacht om gevoelsmatige relaties aan te gaan. De traumatische afwijzing op de kunstacademie (waarin het conflict met de vader bevestigd werd) en de zelfmoord van zijn nicht, Geli Raubal, met wie hij een perverse seksuele relatie had, hebben het ziektebeeld verder versterkt.

Hitler werd een geniale zonderling die nooit seks had met een vrouw, zelfs niet met Eva Braun. De seksualiteit sloeg bij hem op hol in het hoofd. Het lege zelf, dat onmachtig was om zich gevoelsmatig te binden, sloeg om in almachtsfantasieën. De onderdrukte woede op zichzelf werd geprojecteerd op de ander, de zondebok: de eeuwige jood, de aan syfilis lijdende semitische woekeraar, het ultieme kwaad dat kost wat kost uit de wereld verwijderd moest worden. De obsessie met een raciale zuivering kwam voort uit een seksueel dilemma. De psychische nood, waarin Hitler verkeerde, projecteerde hij op de ‘nood van het Duitse volk’. Door zijn ziektebeeld werd hij niet alleen de leider van dit volk, maar ook het product ervan. Zijn gestoorde persoonlijkheid paste precies in het traumatische gat van de ‘Duitse volkziel’. Hij werd een willoos instrument van de massahysterie die hijzelf ontketende. Het meest beklemmende van het fenomeen Hitler is de gewaarwording die had van zijn eigen gedrag. Hij had het gevoel dat hij zelf niets deed. Een onzichtbare hand dreef hem voort. Hitler zag zich zelf als een slaapwandelaar. Alles ging vanzelf. Hij hoefde niet eens moeite te doen.

De conclusie is duidelijk. Hitler leed aan een Messias-syndroom. Je hoeft niet eens psychiater te zijn om tot die conclusie te komen. Maar volstaat een dergelijke diagnose? Psychiaters wijzen ook op een sterk narcistische persoonlijkheidsstoornis en aspecten van het Aspergersyndroom. De vraag rijst of het gedrag van deze uitzonderlijke tiran wel volledig te verklaren is vanuit de psychiatrie. Was er misschien meer aan de hand? Was hij paranormaal begaafd? Waren er occulte krachten in het spel? Om dergelijke veronderstellingen te onderbouwen wordt vaak gewezen op de wijze, waarop hij keer op keer aan aanslagen op zijn leven wist te ontsnappen. Maar ook zijn bijzondere charisma als redenaar zou ver buiten het normale hebben gelegen.

Hitler zou bezeten zijn door demonische krachten. Het begrip ‘daimon’, dat duidt op een bovenmenselijk wezen dat niet tot God is opgestegen en zowel goed- als kwaadaardig kan zijn, komt niet meer voor in het vocabulaire van de hedendaagse psychiatrie. Het demonische kwam opnieuw in de belangstelling in de Romantiek. Goethe beschouwde het als een geestkracht die het verstand en de rede te boven gaat. Maar wat verklaart dit woord? Door een andere term te gebruiken wordt het probleem niet opgelost, maar alleen in een andere context geplaatst. De vraag blijft bestaan, was Hitler alleen maar gestoord of misschien ook door bovennatuurlijke krachten bezeten? En de belangrijkste vraag is natuurlijk: wist Hitler op een of andere manier, dat wat hij deed in wezen moreel verwerpelijk was? Of was hij zich werkelijk van geen kwaad bewust?

Die vraag is misschien nog het meest verontrustend. Hoe dan ook, heel wat psychiaters hebben zich vertild aan een verklaring. Jung was een van de eerste die in de fout ging. Al is 1936 veronderstelde hij dat Hitler bezeten was door een Germaans archetype in het collectief onderbewuste. De God ‘Wotan’ zou bezit van hem hebben genomen en via zijn psyche zou het hele Duitse volk bezeten zijn geraakt. De gedachte dat een volk of cultuur ‘bezeten’ kan raken, of anders gezegd, dat er een psychopathologie van culturen of cultuurperioden zou kunnen bestaan, had eerder al Freud bezig gehouden. In zijn beroemde studie ’Het onbehagen in de cultuur’ (1936) stelt hij zich zelf de vraag of een cultuur neurotisch kan worden. En cultuurfilosoof Johan Huizinga wond er ook geen doekjes om. In zijn merkwaardige essay ‘In de schaduwen van morgen’ (1935) begint hij met de woorden: “We leven in een bezeten wereld. En wij weten het. Het zou voor niemand onverwachts komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit de arme Europese mensheid achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken”.

Hitler heeft de geest doen wijken en de razernij ontketend op een haast diabolische wijze. Hij heeft zijn eigen ziektebeeld overgedragen op het Duitse volk. Maar ook met die constatering wordt het raadsel alleen maar groter. Hoe kan een heel volk – of het merendeel daarvan – zich zo laten misleiden door het gedragspatroon van één individu dat zo overduidelijk de trekken vertoont van een psychische ontsporing? Het raadsel Hitler is niet pas na zijn dood ontstaan. Ook tijdgenoten hadden al gauw door met een uitzonderlijk persoon van doen te hebben. Hitler is niet alleen een ideaal studieobject voor de psychiatrie, hij heeft deze tak van wetenschap mede gevormd. Je kunt je zelfs afvragen of hij er zelf niet het ultieme product van was. Hitler zou en logisch voortvloeisel kunnen zijn van het freudiaanse Wenen met haar obsessie voor seksualiteit en waanzin. Maar ook het Wenen, dat volgens Karl Kraus het laboratorium was van moderniteit en vernietiging. Toen Kraus gevraagd werd waarom hij nooit iets over Hitler zei, antwoordde hij: ‘Ik zou niet weten wat ik over hem moet zeggen.’ Hitler was de blinde vlek, de zwarte zwaan, de absolute anomalie. Waar je niet over kon spreken, daar moest je over zwijgen. Het was het Wenen van Wittgenstein, waar Hitler kunstenaar wilde worden.

Het Wenen waar voor het eerst vermoed werd dat er geen brug tussen taal en werkelijkheid mogelijk was, alleen tussen taal en taal. In het Wenen ook waar gedroomd werd over een grote zuivering die de westerse beschaving zo nodig had. Het Wenen waar de wetten van de ratio, de ethiek en de esthetica definitief werden ontkoppeld. ‘De Rede is alleen instrument van het goede, als hij in handen is van een goed mens,’ zo stelde Wittgenstein, zonder nog te beseffen dat daarmee het omgekeerde ook mogelijk werd. In deze woorden schemert het beeld door dat Goya al had voorzien aan de vooravond van de moderniteit: ‘De droom van de rede brengt monsters voort’. En tenslotte was het ditzelfde Wenen, waar Hitler zijn aquarellen schilderde, ook de stad waar de psychoanalyse de kunst zelf tot een vorm van wetenschap verhief.

In dat Wenen ontdekte de jonge Hitler, die nog droomde van het kunstenaarschap, dat hij geen kunstenaar mocht zijn. Zijn aquarellen zijn droog en schools, zijn naakten levenloos. Hitler kon het niet. Hij had het gewoon niet in zich. Zijn vernietigende woorden over de kunstacademie, waarmee hij ‘Mein Kampf’ afscheid nam van dit ideaal, laten geen twijfel bestaan over de vernietigingsdrang die dit diepe trauma bij hem teweeg heeft gebracht: ‘De Academie? Een stelletje, fossiele ambtenaren en bureaucraten zonder enig begrip. Stompzinnige regenten zijn het. Die hele Academie zou men moeten opbazen!’ Zijn afkeer van de academie vertaalde zich later in de vloek waarmee de gehele moderne kunst als ‘Entartete Kunst’ in de ban werd gedaan. Deze ontaarde kunst was in feite het spiegelbeeld van Hitlers eigen beperkte talent.

Alles wat hij zelf als kunstenaar niet in huis had, werd voortaan van staatswege verboden. Het onvermogen tot affectie werd tot artistieke norm verheven. Het bloedeloze werd niet alleen een artistiek ideaal, maar ook de enige artistieke uitdrukkingswijze die nog was toegestaan. De lichamelijke vorm moest voortaan extreem geïdealiseerd worden tot op het glamourachtige af. Het koele en mannelijke schoonheidsideaal van het Griekse lichaam werd tot het prototype bestempeld van het Arisch ras. Elke deformatie of abstractie was uit den boze. Primitivisme of kunst van andere culturen waren taboe. Door de kunst van al zijn gevoelsmatige smetten te ontdoen, werd zij in feite pornografisch en pervers. Deze gezuiverde kunst werd de beeldtaal van een nieuwe, heidense religie, waarin de seksuele energie op een hoger plan vergoddelijkt werd.

Het moderne beeld van kunstenaarschap als een verhevigd mensbeeld, zoals dat door de psychoanalyse werd verheerlijkt, verklaart in menig opzicht het latere gedrag van Hitler. In zijn studie ‘Der Künstler’ schetste de psychoanalyticus Otto Rank voor het eerst een bijna faustisch beeld van de moderne kunstenaar. De kunstenaar, zo stelde Rank, heeft een sterke neiging om eigen wil te verheerlijken. Een kunstenaar wil de werkelijkheid naar eigen beeld hervormen. De ware kunstenaar streeft naar onsterfelijkheid. Dat doet hij door zich te vereenzelvigen met collectieve wil van een cultuur of religie. De creatieve daad van een de kunstenaar is een aanhoudende poging om zich van het geboortetrauma te ontdoen. Kunst is een constructieve hersteloperatie, een heilzame poging om de wond te helen die door het verlaten van de moederschoot is ontstaan. De neurose is een destructieve poging daartoe. In die zin zijn de kunstenaar en de neuroticus in wezen aan elkaar verwant. De neuroticus is een gemankeerd kunstenaar en de kunstenaar een opgewaardeerde neuroticus.

Zo werd ook de psychoanalyticus in navolging van de kunstenaar een artistiek ingenieur van de ziel, waarbij de methoden van de kunst tot empirisch bewijsmateriaal werden bestempeld. In het Wenen van 1900 werden niet alleen de moderne bruggen gebouwd tussen psychologie en kunst, maar ook tussen rede en waanzin. De kunst scheurde zich voorgoed los van de moraal. De moderne kunstenaar bouwt sindsdien wanhopig zijn eigen bruggen over al die onoverbrugbare ravijnen. Wat Hitler niet mocht zijn, zou hij de wereld op een heel andere wijze nog laten zien. Hij werd een geesteszieke kunstenaar die de ziekte van zijn tijd tot een subliem, gigantisch, maar ook desastreus kunstwerk zou gaan verheffen. De laatste vraag die Hitler oproept is ook de meest vernietigende. Waar ligt de breuklijn tussen de onmetelijke verbeelding van de kunstenaar en een grenzeloze barbarij? Adorno had gelijk. Auschwitz maakte voorgoed het verschil. Of beter gezegd, er is geen verschil. Na Hitler is het maken van een kunstwerk een daad van barbaarsheid geworden.