Blessuretijd

Een Kafka-achtige ervaring vannacht. Ik was ontboden op het Provinciehuis. Na een uur wachten in een kaal vertrek, waarin alle wanden waren bekleed met stalen lambriseringen, werd ik door een bode in zwart lakei naar binnen geroepen. Het volgende vertrek was met tropisch hardhout bekleed. Weer een uur later kwam er een nieuwe bode, nu getooid in een zeventiende-eeuws kostuum. Hij leidde me naar een grote zaal met een lange rode loper. Helemaal aan het eind zat Bertus Mulder als een koning op zijn troon. Hij zwaaide nog steeds met een scepter, ook al dacht iedereen dat hij allang was opgestapt. Ik herkende hem nauwelijks, want hij had een pruik op en sprak een vreemde taal die het midden leek te houden tussen Oud-Keltisch en Stellengwerfs. Toch kon ik hem heel goed verstaan. Zijn boodschap kwam er op neer dat ik van al mijn taken ontheven was. Het bevoegd gezag van Fryslân had besloten mij vogelvrij te verklaren en in die hoedanigheid zou ik geen verdere publieke functies meer mogen vervullen. Achter hem was een vreemd geluid te horen, zoiets als het instemmend gemor dat vaak opklinkt in het Britse Lagerhuis. ‘U bent een vrij man’, sprak Mulder, ‘u kunt gaan en staan waar u wilt.’ Ik maakte een diepe buiging overeenkomstig de etiquette en liep de zaal uit. Toen de zware deur achter me in het slot viel, hoorde ik dat het gemor aanzwelde tot een extatisch gejuich. Alsof Cambuur had gescoord in blessuretijd. Op straat deden mijn ogen pijn door de laagstaande voorjaarszon. In voelde in mijn binnenzak. Mijn portefeuille was weg. Ook de sleutelbos in mijn broekzak was opeens spoorloos verdwenen. Dit is het hiernamaals, zo dacht ik bij mezelf. Ik voelde me opgenomen in de gemeenschap der heiligen. Zachtjes begon het te regenen. Ik dwaalde door de stad en zo belandde ik op het Zaailand. Mijn bureau bleek midden op het lege plein te zijn gezet en daar ging ik gewoon door met werken, ook al werden alle papieren nat. Ik had zelfs drie bureaus. Overal lagen stapeltjes boeken, keurig opgestapeld. Eén stapeltje was helemaal gewijd aan Gerrit Benner: monografieën, tentoonstellingscatalogi, alles geordend op jaar van verschijnen. Tegelijk was het vrijdagmarkt, dus had ik moeite om de mensen duidelijk te maken dat de boeken niet te koop waren, maar dat ik hier gewoon aan het werk was. De reden voor mijn ontslag werd mij niet duidelijk. Het scheen voor iedereen een vanzelfsprekende zaak te zijn. Zelfs voor mijzelf. Dus deed ik maar of er niets aan de hand was.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)