Gisteren was een rampzalige dag. Alles liep mis wat er mis kon gaan. Ik heb geen zin om in details te treden, want dan wordt het alleen nog maar ingewikkelder. Vannacht heb ik onrustig geslapen. Heel wat dromen heb ik voorbij zien trekken, maar ze zijn er niet meer. Ik weet dat ze er waren, maar hoe weet ik dat dan? Dromen zijn rare dingen. Ze kunnen voorgoed wegschieten in een uithoek van het grottenstelsel dat onder de wereld ligt en toch een spoor nalaten van vage herinneringen. Of zelfs minder dan dat. Je weet dat ze er waren, maar meer ook niet. Misschien zijn dromen wel zoiets als God. Een zwart gat, waar alles uit voortkomt en uiteindelijk ook alles weer in verdwijnt. Om dat raadsel te begrijpen moet je kijken naar het geheel, naar het dubbele universum van droom en werkelijkheid samen. Niets gaat verloren. Alles blijft bestaan in een parallel universum waar geen zwarte gaten bestaan. In dat parallele universum wordt niet gedroomd. Soms vraag ik me af of zelfs dromen toch nog bewaard blijven, ook al kun je er niet meer bij. In een enorm geheugenarsenaal bijvoorbeeld, dat diep onder de wereld ligt, worden alle dromen misschien wel voor eeuwig opgeslagen. Sterker nog, ze zijn er al. Ze waren er altijd al en zullen er altijd zijn. Een mens gebruikt maar een fractie van zijn brein. Misschien is de rest wel een soort zwarte materie, een onbereikbaar droomuniversum. Als kind heb ik wel eens gedacht dat ook het leven eigenlijk een droom is die als een film wordt afgedraaid in je hoofd. De wereld is een virtuele werkelijkheid die zich achter een gigantische spiegel aan het plafond bevindt. Onder de spiegel dalen we af in het domein van de droom. We zitten dus gevangen in een besloten ruimte die eigenlijk niet bestaat. De droom is de ware werkelijkheid. De droom kent geen tijd. De toekomst bestaat al, maar je kunt haar alleen nog niet zien. Het hier en nu zou slechts een rimpeling zijn die voorbijtrekt in een hele grote vijver van tijd. Ik denk niet meer dat het zo in elkaar zit. Maar dromen brengen me wel vaak op die gedachte terug. De gelijktijdigheid van het ongelijktijdige lijkt onder de wereld te liggen als een spanlaken dat alles bijeenhoudt. Maar dromen zijn bedrog. Ze vormen slechts een vluchtroute uit het gesloten bastion van de realiteit.