150 jaar Lourdes

Lourdes leek het debat tussen wetenschap en religie tot een strijd tussen onverzoenlijke tegenstanders te maken. Maar uitgerekend op het moment dat t de wetenschap de overhand leek te hebben, verschenen er intellectuelen en artsen in het heiligdom die de onderzoekstechnieken, therapeutische methoden en filosofische grondslagen van hun werk ter discussie stelden. Over het algemeen werden zij niet bekeerd, maar ze waren onder de indruk, ontroerd en gedwongen zich rekenschap te geven van wat ze zagen. De arts Alexis Carrel kwam in 1902 met Marie Bailly, een patiënte die leed aan een tuberculeuze buikvliesontsteking, naar Lourdes en schreef later over haar genezing, hoewel hij die op dat moment weigerde te bevestigen tegenover Boissarie. Zijn geseculariseerde collega’s waren zo ontsteld over zijn ‘verraad’ dat hij naar Amerika emigreerde, waar hij in 1912 een van de eerste Franse Nobelprijzen won voor zijn werk op het gebied van het hechten van aderen.

Hoewel hij veroordeeld werd vanwege zijn ondubbelzinnige verklaring omtrent de realiteit van de genezing, was hij toch typerend voor velen van zijn generatie. De bereidheid nieuwe mogelijkheden te overwegen en het heersende positivisme van de vorige generatie ter discussie te stellen, maakte voor hem deel uit van zijn wetenschappelijke opdracht. Algemeen gesproken waren wetenschappers die een dergelijke tussenpositie innamen en religieuze, magische en spiritistische ervaringen onderzochten van essentieel belang voor de ontwikkeling van noties als het onbewuste en het vakgebied van de psychoanalyse. Met het verdringen van de geestelijkheid en de biecht en de verwerping van het religieuze geloof ten faveure van een therapeutische relatie en onderzoek van de fantasie, lijkt de psychoanalyse een typisch voorbeeld van het twintigste-eeuwse geseculariseerde denken. En toch is zij gebouwd op religieuze fundamenten, op de negentiende eeuwse poging tot herinterpretatie te komen van de fysieke en psychologische dimensies van de religieuze verbeeldingskracht.

Deze passage uit het boek ‘Lourdes, geschiedenis van en religieus fenomeen ‘ van Ruth Harris werpt een nieuw licht op de wonderbaarlijke genezingen van Lourdes. Tegenwoordig worden dat soort genezingen vrij algemeen als een vorm van bijgeloof beschouwd, thuis horend tussen huilende madonnabeelden en andere hysterische uitwassen van volksgeloof. Maar in de negentiende eeuw lag dat anders. De genezingen van Lourdes werden serieus genomen ook door een deel van de medische wetenschap. Sterker nog, het ontstaan van het fenomeen Lourdes was een reactie op het overtrokken zelfvertrouwen van het negentiende eeuwse positivisme en materialisme. ‘Ohne Kohlstoff keine Gedanken,’ zo luidde de materialistische mantra, maar haaks daarop stond het besef dat materie en geest meer onderlinge verbanden hadden dan het verstand kon bevroeden.

Het mesmerisme had al rond 1800 onverklaarbare verbanden tussen lichaam en geest aan het licht gebracht. Maar de groeiende kloof tussen natuurwetenschap en geesteswetenschap was het drama dat zich juist in de negentiende eeuw voltrok. Dat leidde overigens niet tot een verwerping van het bovennatuurlijke. Integendeel, het ontstaan van de psychoanalyse rond 1900 was schatplichtig aan de fascinatie voor de vroeg moderne vormen van religieuze extase en alles wat daarmee in het lichaam zelf gepaard kon gaan. Jung bijvoorbeeld nam het spiritisme aanvankelijk zeer serieus. Er werd rond 1900 heel wat gespeculeerd over het rijk van de geest dat het lichaam kan transformeren en dus ook genezen. De transformatie van het zelf door toedoen van het bovennatuurlijke, dat was iets wat men niet begreep, maar waar men wel belang aan hechtte. Patiënten kunnen zichzelf in de omgeving van bedevaartgangers omvormen tot een nieuwe identiteit, een nieuwe persoonlijkheid, een proces dat ingrijpende veranderingen in het lichaam teweeg kan brengen. Zelfs verlammingen kunnen op deze wijze worden doorbroken. Gezwellen kunnen verschrompelen. Een zieke verandert plotseling van een passief object van medische aandacht in een lijdende, maar intens levende mens die verlossing zoekt. Het lijden heeft ook een positieve waarde. Dat is de verborgen en vaak vergeten boodschap van Lourdes.

In de negentiende eeuw geloofde men vaak in een onbekende, spirituele kracht of een ‘vitaal fluïdum’ dat het lichaam beheerst. Gebedsgenezing is geen relict uit het pre-wetenschappelijke tijdperk. Integendeel, het is een fenomeen dat de moderne geneeskunde voor een deel heeft voortgebracht. Een plotselinge religieuze emotie, die gepaard gaat met een diep geloof in God en een grote verbeeldingskracht kan niet alleen een staat van religieuze extase teweegbrengen, maar ook het plotselinge verdwijnen van allerlei hardnekkige vormen van hysterie of andere psychische storingen en ontsprongen. Het kan zelfs daadwerkelijke veranderingen in het lichaam teweeg brengen. Dat is een vaak veronachtzaamd hoofdstuk uit de geschiedenis van de medische wetenschap. Lourdes is niet alleen een religieus heiligdom met een genezende bron, die een heidense voorgeschiedenis kent, maar ook een collectief ervaren krachtbron van sprirituele lichaamsbeleving. Het katholicisme heeft aan het lichaam altijd grote waarde gehecht. Niet voor niets zal de opstanding na het Laatste Oordeel plaatsvinden in een hernieuwd lichaam.

Lourdes is veruit de grootste katholieke bedevaartplaats in Frankrijk. In 1858 verklaarde Bernadette Soubirous, toen een 14-jarig meisje, tussen 11 februari en 16 juli verschillende verschijningen te hebben gezien van de Heilige Maagd Maria. Vier jaar tevoren had paus Pius IX in Rome het dogma van de onbevlekte ontvangenis van Maria afgekondigd, wat inhield dat de Moeder van God vrij van zonde, zelfs van de erfzonde was, toen zij de Zoon van God ontving en ter wereld bracht. Die gebeurtenis leidde in Europa tot een ware explosie van Mariaverering. Talloze verschijningen volgden overal, maar vooral in Frankrijk. Lourdes werd uiteindelijk de meest bekende plaats waar het wonder geschiedde. Dat is dit jaar dus 150 jaar geleden. Bedevaartgangers uit de hele wereld komen momenteel in Lourdes bijeen. Ik las gisteren dat een groep van ruim 1000 bedevaartgangers zondag deels vanaf vluchthaven Eelde naar Lourdes is vertrokken. Op vrijdag vertrokken er al bussen vol pelgrims vanuit Groningen en op zaterdag stapte een deel op de trein.

Als ik dit soort berichten lees, word ik bevangen door een diep gevoel van melancholie. Als kind ben ik meerdere keren in Lourdes geweest. Mijn ouders hadden iets met Lourdes. In de jaren twintig ging mijn moeder als ziekenverzorgster mee met de jaarlijkse treinbedevaart. En toen mijn ouders 25 jaar getrouwd waren gingen ze wederom naar Lourdes, maar nu met de touringcar van Jacques van Dijk. Dat was in 1958, toen het eeuwfeest werd gevierd van de Maria-verschijningen, alweer en halve eeuw geleden dus. Een paar jaar later reed ik met ze mee in de Fiat 600 D, waarover ik ooit verslag heb gedaan in mijn verhaal ‘Het was in Nevers’. Lourdes heeft iets. De lichtprocessie met lampionnen en met het Ave Marie, dat in alle talen telkens maar weer werd gezongen, heeft als kind een diepe indruk op mij gemaakt. Natuurlijk, de rest van de stad is totaal vergeven van het toerisme. Sterker nog, het is een karikatuur geworden van het hedendaagse massatoerisme, maar juist daardoor – omdat het compleet over de top is – kun je hier nog iets gewaarworden van wat ooit het Rijke Roomse leven is geweest. Sterker nog, Lourdes is bij uitstek het product daarvan. Lourdes onthult de historische verwantschap tussen de pelgrim uit het verleden en de hedendaagse toerist.

De bezoekers van de Pyreneeën zochten het verhevene van het landschap en het exotische van de bevolking, wat juist in deze onherbergzame uithoek van Europa nog volop te vinden was. Het ontstaan van Lourdes als bedevaartplaats vormde in feite een religieuze vervulling van een veel dieper liggend verlangen van de bourgeoisie. Het was het verlangen naar een verloren gewaande betovering. Bernadette Soubirous was de onschuld ten top die alleen in een verlaten bergdorp van de Pyreneeën direct toegang tot het bovennatuurlijke kon krijgen. De verschijning van Maria was dan ook tevens een oerkracht van de aarde. De zuiverheid van de natuur werd gezien als een heilig tegengif tegen het materialisme van de moderne tijd. En naarmate de secularisering van de wereld verder om zich heen greep, werd de helende werking van de natuur steeds meer verzelfstandigd tot een onaantastbare waarde om tenslotte te eindigen als een eigentijdse mythe van de moderniteit.

Ook de pracht en praal van het Rijke Roomse leven zijn in de negentiende eeuw ontstaan, tegen de verdrukking in van wetenschap en positivisme. De overlevingsdrang van een bedreigde geloofsgemeenschap leidde tot een hang naar traditie en een herstel van collectieve rituelen. De ideale samenleving werd in een ver verleden gezocht, in de tijd van organieke verbanden en spirituele samenhang. Het bovennatuurlijke werd ingezet als medicijn tegen de ontheiliging van de wereld. Kortom, een wondermiddel bij uitstek. Het spectaculaire succes van Lourdes was niet alleen gebaseerd op een goed geregisseerde mythe van onschuld, maar vooral op een maatschappelijke constructie die een genezende uitwerking had op de trauma’s van de vooruitgang. Lourdes was het Roomse Mekka, maar ook een bron van het mededogen. Het gaf een bovennatuurlijke troost in een onttoverde wereld. Veel mensen zoeken die troost nog altijd door op bedevaart te gaan.