Marssum, 26 juni, 17.00 uur
Nog nooit eerder waren in Friesland in één zomer zoveel beeldententoonstellingen in parken en tuinen te zien. Begin juni startte op vijf locatie verspreid in de provincie de manifestatie ‘Sterk Werk’ als een grote vlootschouw van actuele beeldhouwkunst. Begin augustus gaat in het park Groot Vijversburg in Tytsjerk voor de zesde keer een internationale beeldententoonstelling van start, onder de titel ‘Kort is de tijd en onherroepelijk’. Eind volgende maand vindt in Leeuwarden het internationaal congres ‘Bridges’ plaats, waar het thema ‘kunst en landschap’ centraal staat. En vandaag stelt hier het Poptaslot haar tuinen open voor een expositie van jonge kunstenaars uit alle windstreken van Europa. In dit soort manifestaties reageren kunstenaars op de natuurlijke omgeving, waarbij het woord ‘natuurlijk’ tussen aanhalingstekens staat. In Arnhem ging twee weken geleden – al weer voor de tiende keer – de manifestatie Sonsbeek van start. Ook daar is de vertrouwde omgeving van het kunstmatige aangelegde landschap van een park sinds jaar en dag de context van de beeldhouwkunst. Beelden in de tuin, het lijkt een eeuwenoude succesformule die niet stuk te krijgen is.
En toch is die succesformule niet zo oud als het lijkt. Pas kort na de oorlog duikt het fenomeen beeldentuin op in Nederland en elders in Europa. Al droomde mevrouw Kröller Müller al ver voor de oorlog van een beeldentuin in de nabijheid van haar museum op de Hoge Veluwe, haar droom werd pas in het begin van de jaren zestig verwezenlijkt. Maar de eerste beeldende tentoonstelling in een park was al in Sonsbeek in 1949 van start gegaan. Grote beeldententoonstellingen trokken in het begin van de jaren vijftig duizenden bezoekers. In 1952 werden er 100.000 bezoekers in Sonbeek geteld en twee jaar eerder in het park Middelheim bij Antwerpen zelfs 125.000. Zelfs bij de Keukenhof in 1952 werden met veel succes beelden geplaatst. Het waren vaak bronzen en stenen beelden die prachtig harmonieerden met historisch aangelegde perken en gazonnen. De natuur als louterend decor voor een kunst die de ‘taal van de natuur’ vaak als inspiratiebron nam, hetzij in de beeldtaal van de nazaten Mondriaan, strak en constructivistisch, hetzij in die van Henry Moore, rond en organisch.
De beeldentuin in de openlucht is een uitvinding geweest uit de jaren van de wederopbouw, toen kunst in een sfeer van optimisme en humanisme voor Jan en alleman toegankelijk moest worden. En waar kon dat ideaal beter worden verwezenlijkt dan buiten in de gedresseerde natuur van een park of tuin. Of anders wel in een route langs de weg door dorpen en langs vaarten en kanalen. Buitenkunst dus in de frisse lucht. Ook in Friesland werd in de jaren zestig de succesformule ontdekt. Na geruchtmakende tentoonstelling ‘Beeld en route’ in 1967 in Groningen volgde een lange reeks zomertentoonstellingen in de Prinsentuin die destijds veel bezoekers trok. Het ontstaan van het beeldenpark is ideologisch verweven met de idealen van de wederopbouw. Met Goed Wonen en de doorzonwoning, met volksverheffing en een betere wereld in de toekomst. Het was de tijd dat kunst nog een goed gevoel gaf, een gevoel dat in de aangeharkte natuur van een park alleen nog maat beter kon worden.
Dat harmonische huwelijk tussen kunst en natuur is vandaag de dag vaak ver te zoeken. Al wordt heel Nederland inmiddels elke zomer weer overspoeld door een vloedgolf van beeldentuinen en beeldenroutes, het goede gevoel van de jaren vijftig en zestig is inmiddels een beetje verwaterd. We verlangen er naar terug, dat wel, maar de natuur is allang geen optimistische bron meer voor verheven gedachten en mijmerij. De natuur mag dan een lucratieve bron zijn geworden ontspanning en recreatie, zij is tegelijk ook het decor van dreiging en verval. De natuurlijke energiebronnen raken uitgeput, regenwouden verdwijnen, de verstedelijking rukt op, diersoorten sterven uit, het klimaat verandert zonder dat we daar greep op krijgen en ook op microniveau sluimert het scenario van de vernietiging.
Bij de nieuwste deeltjesverller die deze week in Geneve in werking werd gesteld kunnen – als ik sommige deskundigen moet geloven – kleine zwarte gaten worden geproduceerd, waarin – als het proces van deeltjesbotsingen uit de hand loopt – niet alleen de directe omgeving van Geneve , maar uiteindelijk ook Zwitserland en zelfs de hele aardbol in het niet zullen verdwijnen. Kortom, de natuur is tegenwoordig niet meer het zorgeloze decor voor optimistische overpeinzingen over een nieuw wereld in een verre toekomst. De natuur geeft ons allang geen goed gevoel meer, zelfs geen zwitserlevengevoel.
Toen Anton Hammacher in 1964 een inleiding hield bij de openstelling van het beeldenpark bij Kröller Müller sprak hij over de uitgestalde beelden tussen het groen als een alfabet van plastische vormen in een universum van ruimte en licht. Het park zag hij als een menselijk landschap met figuren als symbolen van leven. De mens zou worden verrijkt door de de ruimtewerking van park en landschap te ondergaan. Als je leest wat Anna Tilroe te zeggen heeft op haar toelichting op de huidige Sonsbeek tentoonstelling, dan is de toon heel anders. De vanzelfsprekende heilzame werking tussen beeld en omgeving is verdwenen, de kunst moet weer worden teruggehaald in zijn natuurlijke omgeving, zo stelt zij. Tilroe lijkt bevangen door heimwee naar een voorbije tijd. Ze verlangt naar een kunst met een helende werking, Ze wil de grandeur van de kunst terugzien in deze duistere tijden, en spreekt over de kunst al ‘Lichtung’, zoals de open plek in het bos, het beeld dat Heidegger inspireerde als de metafoor van het oplichten van de waarheid. Die metafoor wordt nu tevoorschijn getoverd in een tijd, waarin menigeen niet meer gelooft dat er nog één waarheid bestaat, laat staan dat de kunst die ons nog bij kan brengen in de open plek van een park of tuin.
Ook in het concept van de tentoonstelling, die hier vandaag van start gaat, weerspiegelt zich de breuk die zich heeft voltrokken sinds de jaren dat het optimisme van de wederopbouw hoogtij vierde. Dit park is niet meer een harmonisch decor voor kunst die zich daar naadloos in voegt. Er wordt ook niet terugverlangd naar de tijd van harmonie en samenhang of naar het oplichten van een waarheid. Het gevoel van onbehagen, dat sindsdien geruisloos in de kunst is binnengeslopen, wordt hier juist openlijk aan de orde gesteld. ‘Paradox’, zo luidt het thema dat Christine Seghers voor deze manifestatie heeft bedacht. Veel kleiner in opzet weliswaar dan Sonsbeek, maar in de keuze en verantwoording scherp en doordacht. Een paradox – zo vertelt ons het woordenboek – is een ogenschijnlijk tegenstrijdige situatie, die lijkt in te gaan tegen ons gevoel voor logica, onze verwachting of onze intuïtie. Ogenschijnlijk, omdat de vermeende tegenstrijdigheid veelal berust op een denkfout of een verkeerde redenering. Hier in de tuinen van het Poptaslot, in deze omgeving van een geconstrueerde natuur, staat paradox voor de harmonie die schijnbaar aanwezig, maar er niet blijkt te zijn. Of omgekeerd voor de tegenstelling die zich op het eerst gezicht aandient, maar zich op een wonderlijke manier toch oplost in een samenhang op een ander niveau van betekenis.
De tuin lijkt hier gereduceerd te worden tot een bewaakt territorium. Dit is geen menselijk landschap met figuren als symbolen van leven, zoals Hammacher destijds de samenhang tussen kunst en natuur typeerde. De natuur is hier in de tegenaanval. Een waakhond gromt, de gieren staan verstijfd. Wat u in deze tuin zult aantreffen zijn ook geen beelden van brons of natuursteen, die prachtig kunnen harmoniëren met historisch aangelegde perken en gazonnen. Het zijn vooral goedkope en alledaagse materialen. Telkens opnieuw bekruipt je een unheimisch gevoel. Er zijn huisjes te zien, een wachtoren, tenten en kampementen. De dubbelzinnigheid tussen behuizing en ontheemding duikt overal op in al zijn ongemakkelijkheid. Deze sculpturen staan stil, maar lijken niet op hun plaats te vallen. Displaced sculptures in een beschutte omgeving, dat is telkens weer de paradox. Ze beloven beschutting, maar het dak lekt, er hangt een staketsel uit de toren of de natuur is weerbarstiger dan het lijkt.
En dat is toch het laatste wat je verwacht in deze meest vreedzame omgeving die je in Friesland kunt vinden, direct onder de rook van Leeuwarden als een gigantisch poppenhuis van oude adel, waar het grind zo keurig is aangeharkt, het onkruid is gewied, de perken zijn gemaaid, de heggen gesnoeid en waar de tuin voor deze zomer voor even door de kunst overhoop wordt gehaald. Als de oude Camstra’s, Heringa’s, Eysinga’s en Popta’s ooit hadden kunnen bevroeden dat de huidige voogden deze idyllische buitenhof van rust en verpozing zo hadden laten verstoren, dan zouden ze zich alsnog omdraaien in hun adellijke graftombe. En toch zal dat niet gebeuren. Misschien is dat wel de grootste paradox van deze tentoonstelling.