Ode aan de goede leraar

Volgende week, op 24 september, wordt Siem Veenstra (zie foto) 94 jaar. Hij is de oudste kunstenaar van Friesland. Gisteren ging een tentoonstelling van zijn werk van start bij Galerie BAS in Sneek. Siem Veenstra exposeert daar samen met zijn leerling Keimpe Tjalsma en diens leerling Martin Sijbesma, die zelf ook les geeft, onder meer aan zijn voormalige leraar Keimpe Tjalsma. Mij was gevraagd om de tentoonstelling te openen. Jarenlang was Siem Veenstra leraar, onder meer aan de ambachtschool in Sneek. Dat was ooit een hele goeie school, waar je nog echt een vak kon leren. Mijn vader heeft daar begin vorige eeuw nog in de schoolbanken gezeten om timmerman te worden. Onderweg in Sneek, dat bol stond van de shanty-koren, liep ik de burgemeester Arno Brok tegen het lijf. Hij vroeg me wat ik van de nieuwe cultuurwethouder van Leeuwarden vond, Isabelle Diks. ‘Koe minder,’ antwoordde ik diplomatiek. ‘Pas op, het is een stevige tante’, zei Arno, ‘ik heb haar nog getrouwd!’ Dan moet het goed zitten,’ zei ik en ik voelde me geheel gerustgesteld. Hieronder volgt de tekst van mijn openingswoord. Het werd een ode aan de goede leraar, een zeldzaam fenomeen tegenwoordig.

***

Het komt niet zo vaak voor dat drie generaties tegelijk exposeren. In een grijs verleden, zo kan ik mij herinneren, waren het de Friese kunstenaar Meinte Walta, die samen met zijn vader Jarich Walta en zijn zoon Klaas Walta gezamenlijk hun schilderijen op een tentoonstelling lieten zien. Wat we vandaag op deze expositie voorgeschoteld krijgen, is niet het werk van grootvader, vader en zoon, maar dat van een leraar en zijn leerling, terwijl die leerling op zijn beurt weer de leraar was van een andere leerling. Drie generaties dus, elk ruim twintig jaar van elkaar verschillend. Samen omspannen ze zowat een eeuw, de twintigste eeuw wel te verstaan.

Siem Veenstra is niet alleen de oudste van dit trio, met respectievelijk Keimpe Tjalsma en Martin Sijbesma als vertegenwoordigers van de generaties die na hem komen, maar hij is ook de oudste kunstenaar van Friesland, 93 jaar jong en nog altijd volop actief. Alleen al om die reden is deze tentoonstelling een unicum. Ars longa vita brevis. De kunst duurt lang, maar het leven kort, zeiden de Romeinen. Maar Siem Veenstra schijnt geen boodschap te hebben aan die oude wijsheid. Bij hem duurt niet alleen de kunst lang, maar ook het leven zelf, al kun je dat aan zijn kunst niet zien. Van de drie generaties oogt immers zijn werk het meest modern. Wie niet beter weet zou denken dat hij de jongste was van de drie. Zo lijkt deze tentoonstelling wel een omgekeerde perspectief te bieden: de tijd loopt hier achteruit van het heden naar het verleden. Maar het vreemde is: wat veraf is lijkt nog het meest dichtbij.

Ik kan me nog goed herinneren dat ik 21 jaar geleden al eens eerder een tentoonstelling van Siem Veenstra heb mogen openen. Die expositie vond plaats in het gemeentehuis van Burgum, waar hij samen met Dirk Hakze, een andere leerling van hem, exposeerde. Dat was in september 1987. Drie jaar eerder, in maart 1984, was Siem Veenstra voor het eerst als kunstenaar naar buiten getreden met een debuut-tentoonstelling in het Scheepvaart Museum, hier in Sneek. Let wel, hij was toen pas 69 jaar. ‘Een verrassend debuut, zo luide de kop in de Leeuwarder Courant. De destijds uiterst kritische recensent  Rudy Hodel schreef lovende woorden over deze nieuweling aan het artistieke firmament in Friesland. De voormalige tekenleraar was na zijn pensionering zelf gaan schilderen. Hij had de draad weer opgepakt na meer dan vijftig jaar.

Eind jaren dertig had Siem Veenstra zijn opleiding genoten aan de Rietveld Academie in Amsterdam, in een tijd dat de moderne kunstopvattingen van Mondriaan en het Bauhaus ook in het kunstvakonderwijs voor het eerst ingang vonden. Dirk Hakze was in 1987 afgestudeerd aan de Academie Vredeman de Vries en had in ook dat jaar – samen met anderen onder wie ook Siem Veenstra-  de kunstenaarsvereniging Beeldend Aktief Sneek opgericht. Siem Veenstra heeft dus ook mede aan de basis gestaan van dit kunstcentrum, dat na een rondgang in de stad uiteindelijk in dit pand is beland.

Over zijn voormalige leraar was Dirk Hakze destijds zeer te spreken, en datzelfde verhaal hoorde ik deze week opnieuw, maar nu uit de mond van die andere leerling: Keimpe Tjalsma. Die leerling zou later zelf ook leraar worden aan de LTS in Bolsward. Siem Veenstra heeft door de jaren heen kennelijk heel wat kunstenaars ingewijd in de geheimen van de moderne kunst. Als kunstenaar mag hij dan uiterst modern zijn, als leraar was hij er een van de oude stempel in de goede zin van het woord. Zo wist hij met veel kennis van zaken te vertellen over het werk van Piet Mondriaan en De Stijl, over de ritmes de tijd en in de ritme in de ruime, de getallenreeks van Fibonacci en al de pousserende ritmes die niet alleen in de natuur, maar ook in de muziek zijn terug te vinden. Misschien is het hele universum niets anders dan een voortdurend wisselende ritmiek in een eindeloze uitgestrektheid van vibrerende snaren.

Dat vermoeden had de oude Griek Pythagoras al, maar die gedachte zweeft ook in de hersenspinsels waarmee de hedendaagse natuurkundigen de krachten in het universum en het atoom op het allerkleinsten en het allergrootste niveau met elkaar weten te verbinden. Alles is ritme, de muziek maar ook het worden van de natuur zelf: ritme en tegenritme, melodisch en harmonisch variërend in de wisselingen van getalsverhoudingen en proporties. Het gaat niet zozeer om ‘het verbeelde’, of ‘het betekende’ of iets dat als een voorstelling oprijst in ons bewustzijn, maar om de ritmiek op zichzelf, waarin het bewustzijn zich als een geestelijk universum in de wereld ontvouwt

Siem Veenstra, Minimal music

Ritmiek is dan ook het wezen van de kunst die zijn bron vindt in de natuur. De belevingskwaliteit van spanningselementen, die in de temporele en ruimtelijke structuur van het universum verankerd liggen, resoneren kennelijk met een wonderlijk imaginair snarenstelsel op het grensgebied van lichaam en geweest. Kunst is ritme, en het gevoel daarvoor zit ook in jezelf. Je kunt het ontwikkelen door te oefenen, maar daar heb je wel een goeie leraar voor nodig en die worden steeds zeldzamer tegenwoordig.

Als Siem Veenstra iets heeft doorgegeven dan is het wel goed leraarschap. Siem Veenstra maakte soms zelfs leraren van zijn leerlingen, omdat hij grote eruditie had en zijn eigen verwondering op anderen wist over te brengen. Dat leraarschap is dan ook wat hij aan Keimpe Tjalsma heeft overgedragen, terwijl Keimpe uiteindelijk zelf bij zijn eigen leerling, Martin Sijbesma in de leer ging om van hem de fijne kneepjes van het schilderen met olieverf te leren. Ook Martin Sijbesma koos na de LTS voor het kunstenaarschap, waarin hij zelf als autodidact zijn weg wist te vinden.

In zijn werk keert de realiteit terug in de verbeelding van de fijnschilder die niet alleen stillevens tot leven brengt maar ook alledaagse straattaferelen gestoffeerd met auto’s uit de jaren vijftig. Zijn voormalige leraar Keimpe Tjalsma schildert nu zijn eigen universum als een telkens weer terugkerend openbreken van het licht in een voorwerelds landschap, het licht over de wateren komt schijnen als de kosmische lichtbronnen in het scheppingsverhaal van Genesis:. …om te heersen op den dag, en in den nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en tussen de duisternis. En God zag, dat het goed was…. En anders Keimpe wel.

Voor Keimpe Tjalsma vormt deze tentoonstelling zijn debuut. Als gepensioneerd leraar en conrector aan de LTS zet hij daarmee de traditie van Siem Veenstra voort door op een vergelijkbare – relatief jonge – leeftijd als kunstenaar naar buiten te treden. Ik heb Keimpe in de afgelopen jaren leren kennen als een bevlogen organisator van exposities in de Martinikerk in Bolsward. Iets van die bevlogenheid lijkt ook op deze tentoonstelling rond te waren. Misschien is dat het ook wel wat deze drie hier samenbrengt. Een ontmoeting van uitersten want een eenheid in het werk zelf lijkt op het eerste gezicht ver te zoeken.

Toen ik van de week hier voor het eerst rondliep, werd ik vooral getroffen door de grote diversiteit van het geëxposeerde werk. Het is niet makkelijk om een lijn te trekken die deze generaties doorkruist en als een mogelijke traditie wordt doorgeven. Nogmaals, de tijd loopt hier achteruit van het heden naar het verleden en wat veraf is lijkt nog het meest dichtbij. De traditie lijkt eerder terug te keren in de hang naar de voorstelling, die Siem Veenstra in het spoor van Mondriaan juist achter zich had gelaten.

In de moderne kunst ging het immers niet om het verbeelden, maar om het béélden. In het tegenwoordig stellen van het ritme in de beeldende middelen zelf. Siem Veenstra doet dat door een heldere procedure van eenvoudig gekozen beeldelementen op zijn gevoel te moduleren tot telkens nieuwe organisaties van het vlak. Dat doet hij met grote precisie die ook van een grote liefde voor het ambacht getuigt. Het is een wijze van schilderen als een uiterst geconcentreerde, telkens herhaalde handeling dier als ‘minimal music’ zich voortzet in het vlak. Het is die liefde voor het ambacht die het werk van deze drie exposanten uiteindelijk met elkaar verbindt.

Niet voor niets leerden zij het vak een ‘ambachtsschool’, waar voorheen de overdracht van kennis en vaardigheden bij uitstek in het persoonlijk contract tussen leraar en leerling zijn beslag kon krijgen. Kom daar vandaag nog maar eens om. Tegenwoordig wordt je op zo’n school geen vak meer bijgebracht, laat staan een ambacht. In plaats daarvan worden er met de leerlingen trajecten afgesproken, waarlangs zij zelf – individueel of in een groep – kennis en vaardigheden kunnen verwerven. Competenties heet dat tegenwoordig, want ambacht is een ouderwets woord geworden, een woord uit een vervlogen tijd. Voor een ambacht had je goede leraren nodig en nogmaals: die zijn zeldzaam tegenwoordig.

Deze tentoonstelling is misschien ook wel een ode aan dat ouderwetse leraarschap, een eerbetoon aan de goede leraar van wie je nog een echt vak kon leren met alles er op en eraan. Beter een goede leraar dan een slecht hoogleraar, zo wordt wel eens beweerd. Deze tentoonstelling laat zien wat goed leraarschap op termijn teweeg kan brengen. De kunst van het lesgeven brengt zelf kunst voort. Dat is een les die een heel leven mee kan.