De idoot in het bad

Met opgetrokken schouders, toegeknepen ogen,
haast dravend en vaak hakend in de mat,
lelijk en onbeholpen aan zusters arm gebogen,
gaat elke week de idioot naar ’t bad.

De damp, die van het warme water slaat
maakt hem geruster: witte stoom…
En bij elk kledingstuk, dat van hem afgaat,
bevangt hem meer en meer een oud vertrouwde droom.

De zuster laat hem in het water glijden,
hij vouwt zijn dunne armen op zijn borst,
hij zucht, als bij het lessen van zijn eerste dorst
en om zijn mond gloort langzaamaan een groot verblijden.

Zijn zorgelijk gezicht is leeg en mooi geworden,
zijn dunne voeten staan rechtop als bleke bloemen,
zijn lange, bleke benen, die reeds licht verdorden
komen als berkenstammen door het groen opdoemen.

Hij is in dit groen water nog als ongeboren,
hij weet nog niet, dat sommige vruchten nimmer rijpen,
hij heeft de wijsheid van het lichaam niet verloren
en hoeft de dingen van de geest niet te begrijpen.

En elke keer, dat hij uit ’t bad gehaald wordt,
en stevig met een handdoek drooggewreven
en in zijn stijve, harde kleren wordt gesjord
stribbelt hij tegen en dan huilt hij even.

En elke week wordt hij opnieuw geboren
en wreed gescheiden van het veilig water-leven,
en elke week is hem het lot beschoren
opnieuw een bange idioot te zijn gebleven.

Vasalis, Parken en Woestijnen, 1940

***

Ik kan me nog goed herinneren dat mijn leraar Nederlands dit gedicht voordroeg in de klas. Hij vroeg ons wat het te betekenen had en toen niemand het antwoord wist, volgde een lang verhaal over het heimwee naar de moederschoot. Hoezo heimwee naar de moederschoot? Als puber wist ik niet, dat zoiets kon bestaan. Later kwam ik daar wel achter. Het is een bekend gegeven dat stervenden bij voorkeur de foetushouding aannemen. De door de lava vereeuwigde lijken uit Pompeï ogen als ongeborenen die bevroren zijn in de tijd. Ook bij het inslapen nemen veel mensen die houding aan. Alsof de slaap iets van doen heeft met het tijdloze zweven in het vruchtwater. Vasalis was psychiater, dus ze moet er meer van geweten hebben. Ze wist van ‘het oceanisch gevoel’ en de ’thalassale regressiedrang’ waar psychoanalytici als Otto Rank en Sándor Ferenczi over geschreven hebben. Idioten hebben die kennis van zich zelf. Ze hebben de wijsheid van het lichaam niet verloren. Sterker nog, ze keren terug naar de warme, moederlijke zee, elke keer als ze in bad worden gestopt. En elke keer weer worden ze opnieuw geboren.

Ze kruipen dan op de vaste wal, zoals ooit, in voorwereldse tijden de vissen ons voor zijn gegaan, toen ze een zoogdier werden, een dier dat mens werd en uiteindelijk zelfs bewust ging denken. Idioten denken niet. Ze ondergaan gewoon wat hen overkomt. Het heimwee naar die gedachteloze toestand van het eerste vruchtwater moet de psychiater Vasalis ook als dichter hebben herkend. Het volledig opgaan in het heden, zonder de splitsing van het woord dat losbreekt uit de tijd. Het bad is de gedroomde werkelijkheid die de dichter herinnert aan haar eigen verlangen om tot een hereniging te komen met een volledig geleefd moment met een open horizon. De idioot, dat zijn wij allemaal, verbannen uit het paradijs van het eeuwige nu, en telkens weer aarzelend tussen heimwee naar een verloren moederschoot en het verlangen naar een beloofd vaderland. Maar de idioot in bad heeft daar geen weet van. Of juist wel. Elke week wordt hij opnieuw geboren en huilt hij even.