Er bestaat een beoordelingsfout die zo vaak voorkomt, dat het een wonder is dat hij pas zo laat is ontdekt. Pas in 1977 werd door de Amerikaanse psycholoog Lee Ross een cognitieve fout omschreven als de ‘fundamentele attributiefout’. Hij ontdekte dat mensen op een heel rare manier omgaan met hun eigen en andermans fouten. Mensen hebben namelijk de neiging om zelf gemaakte fouten anders te interpreteren dan fouten die door anderen zijn gemaakt. Fouten die mensen zelf maken associëren ze doorgaans met de situatie waarin de fout gemaakt is, terwijl fouten die door anderen gemaakt zijn, vooral toegekend worden aan een persoonlijk gebrek van die persoon. De attributiefout werd door Ross ‘fundamenteel’ genoemd, omdat iedereen hem maakt. Alleen Aziaten schijnen er minder mee behept te zijn dan westerlingen. Waarom dat zo is, is niet bekend. Misschien omdat Aziaten minder gefixeerd zijn op de mens als uniek individu en meer aandacht schenken aan de wisselende situationele omstandigheden die het leven bepalen (bron: Wikipedia).
Toen ik eenmaal van het bestaan van de attributiefout had gehoord, ging ik overal om me heen de bevestiging zien van dit wonderlijk fenomeen. Inderdaad, de hele wereld lijkt behept met attributiefouten. Het is net als je een nieuwe fiets hebt gekocht, dan zie je opeens overal om je heen nieuwe fietsen. Opmerkzaam geworden op dit eigenaardig gedrag van de mens, stuitte ik op een cognitieve fout die wellicht nog basaler is dan de attributiefout. Of misschien is het wel de moederfout van de attributie. Mensen zijn geneigd om het redelijkheidgehalte van een uitspraak of een mening eerder te verbinden aan de vraag wie het zegt dan aan de vraag wat er in feite gezegd wordt. Een mening die discutabel is bijvoorbeeld wordt eerder aanvaard van iemand die bekend is dan van iemand die onbekend is. Hoe vaak ben ik al op die fout gestuit? Ik hou ervan om af en toe uitspraken te doen die controversieel of discutabel zijn. Telkens weer valt me dan op dat mensen, die deze mening of uitspraak ongemakkelijk vinden, eerst kijken wie het gezegd heeft en dan pas naar de exacte inhoud van de uitspraak en de geldigheid van de gehanteerde argumenten.
Om een recent voorbeeld te noemen. Enige weken geleden lanceerde ik op deze site de stelling dat Gerrit Achterberg een overschat dichter is. Ik kwam tot die conclusie naar aanleiding van een zwak gedicht van hem, getiteld ‘Deisme’. Ik onderbouwde mijn stelling met argumenten die niet alleen betrekking hadden op dit gedicht in het bijzonder, maar ook op de poëzie van Achterberg in het algemeen. Mijn tekst werd overgenomen door de site News4All. Dat is een site met nieuwsberichten en andere wetenswaardigheden uit de christelijke wereld. Het komt wel vaker voor dat deze site – overigens met mijn toestemming – teksten van mij overneemt. Daarna nam de nationale poëzie-site De Contrabas mijn tekst over Achterberg over van News4All. Vervolgens ontstond er een felle discussie op De Contrabas waarbij meerdere poëziedeskundigen zich nogal opwonden over het feit dat mijn bewering over de waarde van de poëzie van Achterberg was verkondigd op een christelijke site. Iemand vond het zelfs een gotspe dat ik het gewaagd had om Nietzsche te citeren, nota bene op een christelijke site. Dit was natuurlijk de attributiefout in optima forma. Als onafhankelijk reli-watcher heb ik niets met News4All, laat staan met het christendom. Wonderlijk genoeg waren de meesten het uiteindelijk inhoudelijk redelijk met mijn stelling eens. Alleen, ik had het niet mogen zeggen en zeker niet op een dergelijke wijze en nog wel vanuit een vermeend christelijk perspectief of vooroordeel.
Ook binnen de Friese gelederen stuit je vaak op de attributiefout. Toen ik een tijdje terug kritiek uitte op de Friese canon bijvoorbeeld, werd ik eerst door jan en alleman voor gek verklaard en zelfs in het zwartboek van het FFU (de Fryske Underwiis Uny) weggezet als ‘de Friese canon-clown’, totdat professor Goffe Jensma tot de conclusie kwam ik met mijn kritiek de spijker op zijn kop had geslagen. Maar ook Friese professoren kunnen zich wel eens bezondigen aan de attributiefout. In 1996 werd ik uitgenodigd om een toespraak te houden op het derde lustrum congres van de FNP (de Fryske Nasjonale Partij) in Theater Romein in Leeuwarden. Mijn betoog deed destijds nogal wat stof opwaaien en gaf zelfs aanleiding tot een hoofdredactioneel commentaar in de Leeuwarder Courant. Professor Tony Feitsma, die in de zaal aanwezig was, reageerde furieus op mijn verhaal en noemde mij later in een van haar columns ‘een handige jongen’, zonder ook maar op één van mijn argumenten inhoudelijk in te gaan. Zo trapte ook zij op jammerlijke wijze in de val van de attributiefout. Ik was geen Fries en mijn kritiek op de krampachtige wijze, waarop Friezen met hun taal en cultuur omgaan, was dus bij voorbaat verkeerd. Op zo’n moment kun je wel eens wanhopig wegzinken in een peiloos diepe verwondering over de hardnekkige domheid van de mens. De mensheid gaat aan domheid ten onder. De enige hoop is nog dat ook deze tragische conclusie wellicht op een attributiefout berust.