De katholieke neurose
Van 1964 tot 1972 correspondeerde Gerard Reve met prof. W. K. Grossouw. Willem Grossouw was in Nijmegen hoogleraar in de exegese van het Nieuwe Testament. Werkend aan de herziene, vijfde druk van de Willibrordvertaling van het Nieuwe Testament raadpleegde hij Reve, die hem allerlei suggesties aanreikte. ‘De Bijbeltaal moet eenvoudig zijn’, schreef Reve, ‘maar behoeft niet gemeenzaam te worden. Het is een religieuze, dat wil zeggen bezwerende tekst, die gestileerd moet zijn. Verhevenheid en eenvoud zijn allerminst tegenstellingen.’ Dat advies aan Grossouw lijkt ook in een notendop het literaire credo van Reve te zijn. Als geen ander wist hij religieuze taal in alledaagse taal om te zetten, zonder gemeenzaam te worden, al dachten anderen daar wel eens anders over. Grossouw getuigde voor Reve in de eerste zitting van het zogeheten ezelsproces. Ze waren een aantal jaren nauw met elkaar bevriend. Ze hadden ook veel met elkaar gemeen, al was het maar een hoge waardering voor een goed glas wijn of sterkere spiritualia.
Willem Grossouw (1906-1990)
Onlangs las ik de autobiografie van Grossouw die in 1980 is verschenen, ‘Alles is van U’. Het is het verslag van het bewogen leven van een niet alledaags theoloog. Grossouw kreeg in 1968 – hij was toen al 62 – Van Rome dispensatie voor het verbreken van zijn celibaatsgelofte als priester en huwde vervolgens de 33-jarige Will Holland. Dit huwelijk, waaruit twee kinderen voortkwamen, was geen lang leven beschoren, want Will Holland overleed in 1975 aan borstkanker, nog geen 39 jaar oud. Van deze dramatische gebeurtenissen vind je niets terug in de correspondentie tussen Reve en Grossouw. Ook heeft Reve überhaupt weinig aandacht besteed aan het drama van het katholicisme dat zich in de tweede helft van de jaren zestig voltrok, en waarbij het probleem van de seksualiteit (het celibaat, de pil) een centrale rol speelde. Het lijk erop dat de vriendschap tussen Reve en Grossouw gaandeweg is verwaterd. Grossouw noemt Reve ook nauwelijks in zijn autobiografie. Reve had in de tweede helft van de jaren zestig wellicht ook andere dingen aan zijn hoofd, zoals het ezelsproces en zijn stagnerende literaire productie. Maar ook Grossouw worstelde met zijn eigen problemen.
Een cruciaal moment in zijn leven is de korte vakantie in Korfu, die hij eind juli 1968 maakte. Hij was daar vergezeld van zijn latere vrouw naar toe gegaan, nadat hij lang getwijfeld had of hij zijn vriend Anton van Duinkerken, die stervende was, achter zou kunnen laten. Grossouw zou spreken op diens begrafenis, zo was afgesproken. Van Duinkerken stemde in met zijn vertrek, temeer omdat hij zich telkens weer herstelde, als de doktoren hem hadden opgegeven. Op 27 juli 1968 overleed Van Duinkerken alsnog redelijk onverwacht in het Radboudziekenhuis in Nijmegen. Het telegram van zijn dood bereikte Grossouw te laat, zodat hij zijn begrafenis miste. Twee dagen later verscheen de encycliek Humanae Vitae van Paus Paulus VI, die als een donderslag bij heldere hemel een einde maakte aan alle verwachtingen onder katholieken over een veranderende opstelling van het Vaticaan ten aanzien van de huwelijksmoraal en het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Grossouw reageerde verbijsterd en machteloos op beide gebeurtenissen.
Vooral wat Grossouw over het ontstaan van de encycliek Humanae Vitae in zijn autobiografie te melden heeft is uiterst interessant. Het werpt een wonderlijk licht op de rol die Anna Terruwe heeft gespeeld bij het solistisch besluit dat Paus Paulus VI in deze historische kwestie heeft genomen. Aan deze encycliek was twee jaar van stilte voorafgegaan, na het uitkomen van een het rapport van een adviescommissie van theologen en deskundigen, die door de paus was ingesteld. Een ruime meerderheid van deze adviescommissie (slechts 5 van de 63 leden waren tegen) koos voor gewetensvrijheid eigen verantwoordelijkheid van de echtelieden. Zoals ook tijdens de behandeling van deze kwestie in de slotfase van het Tweede Vaticaans Concilie een overgrote meerderheid van de daar aanwezige bisschoppen voor de gewetensvrijheid was geweest.
Grossouw verklaart de finale beslissing van Paulus VI niet alleen door de sterke interne druk van de curie, maar ook door de indringende adviezen van Anna Terruwe, die al vanaf 1963 meerdere persoonlijke gesprekken met de paus over deze problematiek zou hebben gevoerd. Zij zou hem zelfs min of meer in therapie hebben genomen, op dezelfde controversiële wijze waarvoor zijn in 1956 door een monitum van de Paus veroordeeld was en waarvoor zij later – in 1965 – werd gerehabiliteerd. Terruwe was gestuit op de psychische nood van geestelijken, die te zeer hun seksualiteit in hun drang naar ascese hadden veronachtzaamd. Zij ontwierp een therapie, gebaseerd op de passieleer van Thomas van Aquino, waarbij de defectueuze persoonlijkheid ten volle geaccepteerd werd. Kort gezegd kwam het erop neer, dat de patiënt zijn seksuele aberraties in eerst instantie ten volle accepteert, alvorens de macht daarover te kunnen heroveren.
In de jaren vijftig kreeg Terruwe priesters en kloosterlingen in behandeling die niet alleen dwangmatig veel masturbeerden, wat tot allerlei schuldcomplexen leidde, maar ook vreemde gedragingen gingen vertonen, zoals het dwangmatig roepen van schuttingwoorden tijdens het opdragen van de Heilige Mis. Gerard Reve sou hier geen problemen mee hebben gehad. Hij trok zich immers af – zelfs tot twee keer toe – bij het beeld van Onze Lieve Vrouwe ter Nood in Heiloo. Hoezo verdrongen seksualiteit? Daar hoef je toch niet voor in therapie. Integendeel, dat is een goudmijn voor de literaire verbeelding! Grossouw noemt het woord ’therapie’ niet letterlijk als het gaat om de intieme gesprekken tussen Terruwe en de paus, maar je kunt het wel afleiden uit wat hij te melden heeft. Paus Paulus VI was in zijn optiek een ’tragische persoonlijkheid’, met een ‘rijk maar gefrustreerd gevoelsleven’. Ook de paus leed kennelijk aan de katholieke neurose. Letterlijk stelt Grosouw dat deze paus ‘door angst en besluiteloosheid’ gekweld werd, en ‘door liefde (in de zin van Terruwe) bevestigd en bevrijd moest worden’ (!)
Anna Terruwe (1911-2004)
Met die woorden kenschetst Grossouw niet alleen het verstoorde gevoelsleven van deze wankelmoedige paus, maar ook dat van zichzelf. Zijn relaas laat eens te meer zien hoe groot de invloed van Terruwe in de jaren vijftig en zestig is geweest. Ze had niet alleen een groot deel van de katholieke geestelijke intelligentsia in Nederland in therapie, maar zelfs de paus zelf. Alle hoofdrolspelers in deze kwestie hadden last van neuroses die samenhingen met een niet geïntegreerde seksualiteit. Ook Grossouw zelf heeft hier zwaar onder geleden, zoals hij op meerder plaatsen in zijn autobiografie onthult. Telkens weer vloeit het woord ‘neurotisch’ uit zijn pen, als hij zijn eigen onvolgroeide gevoelsleven beschrijft, dat niet alleen te lijden heeft gehad van een sterke moederbinding die zijn seksuele ontwikkeling remde, maar ook door een neurotiserende vooroorlogse priesteropleiding, waarbij alle nadruk werd gelegd op de contra-reformatorische ‘versterving van de zinnen’, of anders gezegd: het agere contra (het bedwingen van alle lust) van Ignatius van Loyola. Hoewel hij het niet met zoveel woorden zegt, is het voor de goede verstaander duidelijk, dat hij zelf ook bij Terruwe in behandeling is geweest. Hij dankt haar expliciet voor het goede dat zij voor hem heeft gedaan in persoonlijke ontmoetingen lang geleden.
Het is al met al een treurige geschiedenis, niet alleen dit leven van Grossouw, maar ook het verhaal over hoe het met het katholicisme in de jaren zestig is gegaan. Nogmaals, in de brievenboeken van Gerard Reve lees je daar niets of nauwelijks wat over. Die ergerde zich in die tijd alleen maar aan al die linkse, langharige baardapen die het binnen de kerk in toenemende mate voor het zeggen kregen. Hij had geen oog voor het drama van de bevrijding van het katholieke taboe op de seksualiteit dat zich onder zijn ogen afspeelde. Een revolutie die bijna uitliep op een schisma en uiteindelijk hardhandig vanuit Rome in de kiem werd gesmoord. De ommezwaai die Anna Terruwe in dit proces heeft gemaakt – van ‘geestelijk bevrijder’ tot wegbereider van Humanae Vitae – is een film waard. De verreikende invloed van haar psychiatrische opvattingen verklaart ook haar latere goeroe-gedrag, toen zij als ‘geneesvrouwe van de onvoorwaardelijke liefde’ zich een bijna Jomanda-achtig aura verwierf. Het drama van dit ongelooflijke scenario werpt tot op de dag van vandaag zijn schaduwen op het katholicisme, niet alleen in Nederland, maar ook ver daarbuiten. Maar de Nederlandse kerkprovincie was het speelveld bij uitstek, waar zich dit allemaal afspeelde.