Humanae Vitae en de seksualisering

Zo’n 100 miljoen vrouwen op de wereld gebruiken tegenwoordig de anticonceptiepil. Met recht kun je zeggen dat de pil een product van de wetenschap is geweest dat de vorige eeuw enorme sociale gevolgen heeft gehad. Vanaf 1960 kwam de pil grootschalig op de markt. Nederland volgde twee jaar later. De pil heeft grote verschuivingen gegeven binnen het gezin en de emancipatie van de vrouw in een stroomversnelling gebracht. De seksuele revolutie van de jaren zestig is moeilijk denkbaar zonder de pil. De verandering, die de pil met zich meebracht, verbrak eeuwenoude tradities. Inmiddels zijn bijna vijf decennia verstreken. De preutse maatschappij van de jaren vijftig ligt ver achter de horizon. De huidige samenleving is sterk geseksualiseerd, zo word alom beweerd. ‘Pornoficatie’ is een nieuw woord dat niet meer weg te denken is.

Zelfs de regering maakt zich er druk om. Als het aan de Minister van Onderwijs, Ronald Plasterk, ligt moeten scholen voortaan meer aandacht gaan geven aan het omgaan met seksueel getinte beelden in de media. Hij wil dat jongeren meer nadenken over de stereotypen die op zenders als MTV worden getoond. Veel jongeren zouden door die seksualisering vrouwen zien als ‘lustobject’ en denken dat wat in pornofilms gebeurt, ook in bed gewoon kan. Minister Plasterk noemde de seksualisering van de samenleving in 2007 in zijn Emancipatienota ‘een van de belangrijkste uitdagingen van het emancipatiebeleid’. Dat alles is natuurlijk niet rechtsreeks te herleiden tot de uitvinding van de pil, maar dat de opvattingen over seksualiteit sindsdien ingrijpend veranderd zijn, staat buiten kijf.

Door recente discussie rondom de uitspraken van paus Benedictus XVI in Afrika over het condoomgebruik in relatie tot de Aidsproblematiek is de encycliek Humanae Vitae uit 1968 opnieuw in de belangstelling komen te staan. Het was immers deze encycliek, waarin de katholieke geloofsleer ten aanzien van de geboorteregeling definitief werd vastgelegd. Zonder de uitvinding van de pil was deze encycliek er waarschijnlijk niet gekomen. De moraal-theologische discussies over dit nieuwe anticonceptiemiddel liepen destijds zo hoog op, dat een officieel standpunt van het Vaticaan onvermijdelijk werd.

De encycliek spreekt zich niet alleen uit over de pil, maar over alle middelen en methoden van anticonceptie, dus ook het condoom. Eigenlijk was alleen de periodieke onthouding in de optiek van het Vaticaan geoorloofd. Alle andere middelen zouden onrecht doen aan het goddelijk plan dat aan de menselijke liefde ten grondslag ligt. Er is de laatste tijd nog al eens beweerd dat de Encycliek Humanae Vitae verouderd is, omdat destijds nog geen sprake was van de Aidsproblematiek en de noodzaak van het condoomgebruik om die epidemie terug te dringen. Ook ministers Koenders liet zich in dergelijke bewoordingen uit, in zijn felle kritiek op de uitspraken van de paus in Afrika.

Ik heb de letterlijke tekst van Humanae Vitae er gisteren nog eens op na gelezen. Wat je ook van dit staaltje Vaticaanse moraaltheologie beweren kunt, één ding is zeker, vanuit het standpunt van het Vaticaan geredeneerd is de inhoud van de Encycliek niet verouderd. Er wordt een aantal algemene en universeel geldende uitspraken gedaan over de seksualiteit en anticonceptie, die zo fundamenteel zijn dat hij niet door pragmatische overwegingen weerlegd of door de tijd achterhaald kunnen worden. Een paar citaten:

Verre van dat het huwelijk dus uit het toeval of uit een blinde samenloop van natuurkrachten voortkomt, is het een wijze en voorzienige instelling van de goddelijke Schepper om zijn liefdesplan in de mensen tot werkelijkheid te maken. Daarom streven de echtgenoten door de wederzijdse overgave, die aan hen en uitsluitend aan hen beiden eigen is, naar de persoonsgemeenschap waardoor zij elkaar vervolmaken om met God samen te werken aan de verwekking en opvoeding van nieuwe levens.

Vervolgens, wat de instincten en hartstochten betreft, betekent verantwoord ouderschap de noodzakelijke beheersing die verstand en wil daarover moeten uitoefenen.

Want evenmin als de mens in het algemeen een onbegrensd beschikkingsrecht heeft over zijn lichaam, heeft hij dat over zijn vermogen tot voortplanting als zodanig, en wel om een bijzondere reden, aangezien dit naar zijn wezen gericht is op het verwekken van menselijk leven, waarvan God de oorsprong is. Het leven van de mensen is heilig, herinnerde onze voorganger Joannes XXIII, daar het vanaf zijn allereerste begin de scheppende daad van God veronderstelt.

Daar is dus geen speld tussen te krijgen. ‘Het zwaarste moet het zwaarste wegen’ was de lijfspreuk van Ignatius van Loyola, en die lijkt ook hier te gelden. De leer is sterker dan de praktijk. Het kan ook nooit zo zijn, dat het doel de middelen heiligt. Er kan niet een beetje water bij de wijn worden gedaan, om zo wellicht miljoenen levens in Afrika te sparen. Daarmee zou een veel grotere ramp ontketend worden: het liefdesplan van de Schepper zou worden doorkruist, de noodzakelijke beheersing van de driften door het verstand zou niet meer voorop worden gesteld en de heiligheid van het menselijk leven zou worden ontheiligd. Einde discussie dus. Of hiermee de barmhartigheid wordt gediend is natuurlijk een ander verhaal, maar je kunt niet stellen dat de redenering op zichzelf niet deugt. Ze heeft een intrinsieke logica en daar is het thomistische denken binnen Vaticaan altijd sterk in geweest.

Er komt ook een passage voor in de encycliek, waaruit duidelijk blijkt dat Paulus VI het pragmatisch argument vóór het gebruik van voorbehoedsmiddelen destijds heeft voorzien. In de inleiding wordt expliciet verwezen naar het probleem van de overbevolking. Ook was men zich kennelijk bewust van de positieve motieven die de uitvinders van de pil voor ogen moeten hebben gehad. Men meende destijds dat de pil abortus zou terugdringen, het huwelijksleven zou verbeteren, de vouw zelfstandiger zou maken en een bijdrage zou leveren aan de totstandkoming van een meer humane samenleving. Kortom, het doel heiligt de middelen, maar ook hierin is de tekst van de encycliek klip en klaar:

Want al kan het in werkelijkheid soms geoorloofd zijn een geringer moreel kwaad toe te laten om een groter kwaad te vermijden of om een hoger goed te bevorderen,nooit is het echter geoorloofd, zelfs niet om zeer ernstige redenen, het kwade te doen, opdat het goede daaruit zou volgen: dat wil zeggen, dat men niet positief mag willen, wat in zijn wezen een overtreding van de morele orde betekent en dus mensonwaardig is, ook al bedoelt men daarmee het welzijn van het individu, van het gezin of van de maatschappij te verdedigen en te bevorderen. Het is dus een volkomen dwaling te menen, dat de opzettelijk van haar vruchtbaarheid beroofde en daarmee van binnen uit onbetamelijke huwelijksdaad krachtens het geheel van een vruchtbaar huwelijksleven zou kunnen worden goedgevonden.

Paus Paulus VI zag in 1968 het zwerk drijven. Het groene licht voor de pil zou de deuren wijd open zetten voor Sodom en Gomorra. De encycliek is dan ook een vurig pleidooi voor het bevorderen van kuisheid en het tegengaan van een  verwildering van de zeden. In dat opzicht was deze encycliek al in de jaren zestig een oneigentijds document. Maar die constatering heeft ook een keerzijde. Als je tekst beziet in het licht van de huidige bezorgdheid over de toenemende seksualisering van de samenleving is hij in sommige opzichten ook opvallend actueel. Behoudens het woord ‘kuisheid’ zou de volgende passage ook uit de laatste nota van minister Plasterk gelicht kunnen zijn:

Wij grijpen de gelegenheid aan om de opvoeders en allen die verantwoordelijkheid dragen voor het algemeen welzijn van de maatschappij op de noodzaak te wijzen om een klimaat te scheppen dat gunstig is voor de kuisheid, dat wil zeggen voor de overwinning van de waarachtige vrijheid op de ongebondenheid door een volkomen eerbiediging van de morele orde.

De meest ongemakkelijke passage in de encycliek is ongetwijfeld de toekomstvisie die Paulus VI schetst voor het geval het gebruik van de pil onverhoopt wereldwijd zou worden ingevoerd. De vier waarschuwingen staan op zichzelf en behoren niet tot de feitelijke argumentatie. Ze zijn vaak geciteerd, omdat zij een orwelliaans beeld schetsen van een totalitair gecontroleerde samenleving waar de mens zijn individuele en morele vrijheid is kwijtgeraakt en het zedenverval wijd om zich heen heeft gegrepen. Het is tegenwoordig bon ton om in geweer te komen tegen het achterlijke standpunt van het Vaticaan inzake het condoomgebruik in relatie tot Aids. Meer dan vijftig katholieke organisaties hebben paus Benedictus XVI onlangs opgeroepen het verbod op het gebruik van kunstmatige voorbehoedsmiddelen op te heffen. Het is inderdaad hoog tijd dat dit onmenselijke en liefdeloze document over de menselijk liefde op de schroothoop van de geschiedenis belandt. Toch gebiedt de eerlijkheid te vermelden dat de Encycliek Humanae Vitae ook een profetische kant heeft gehad. Met zijn schrikbeeld van een volledig geseksualiseerde samenleving dat Paus Paulus VI in 1968 ver aan de horizon zag opdoemen, heeft hij in ieder geval de plank niet volledig mis geslagen. De letterlijk tekst van deze passage luidt als volgt:

Een weldenkend mens kan zich er nog beter van overtuigen, dat de leer die de Kerk op dit gebied voorstaat waar is, wanneer hij zijn aandacht richt op de gevolgen van de middelen en methoden ter kunstmatige geboorteregeling.
(1)    Laat hij op de eerste plaats eens overwegen, welk een brede en gemakkelijke weg deze handelwijze zou kunnen openstellen voor de huwelijksontrouw of voor het algemeen zedenverval. Er is werkelijk geen grote ervaring nodig om de menselijke zwakheid te kennen en om te begrijpen, dat de mensen – en vooral de jeugd, zo kwetsbaar op het punt van hartstochten – aansporing nodig hebben om aan de zedenwet trouw te blijven en dat het noodlottig is hun een gemakkelijke weg te wijzen om deze wet te overtreden.
(2)    Het valt ook te vrezen dat de man, wanneer hij aan het gebruik van deze anticonceptionele middelen gewend is geraakt, de eerbied voor zijn vrouw verliest, haar zonder zich om haar lichamelijk en geestelijk evenwicht te bekommeren tot een middel ter egoïstische bevrediging van zijn hartstocht maakt en haar niet meer als zijn geëerbiedigde en geliefde levensgezellin beschouwt.(
(3)    Laat hij er bovendien eens goed over nadenken , welk een gevaarlijk wapen men op die wijze in handen legt van een burgerlijke overheid die zich niets aan de voorschriften van de moraal gelegen zou laten liggen. Wie zou de regering kunnen veroordelen die ter oplossing van de nationale problemen het middel aangrijpt dat voor de echtgenoten als geoorloofd is erkend om hun gezinsproblemen op te lossen? Wie zou de burgerlijke overheid ervan kunnen weerhouden de meest doeltreffend gebleken anticonceptionele methode te bevorderen, ja voor allen verplichtend te stellen zo dikwijls zij dit noodzakelijk acht?
(4)    Door de moeilijkheden te willen ontlopen die individu, gezin en maatschappij bij het naleven van de goddelijke wet ontmoeten, zou men op die manier aan de willekeur van de burgerlijke overheid een vrijbrief geven om zich met de meest persoonlijke en intieme sfeer van de echtgenoten te bemoeien.

Paus Paulus VI, Encycliek Humanae Vitae, paragraaf 17