De toekomst van een valse mythe

‘Ergens in onze wereld van geld verdienen, hedonisme, verleidelijke technologie, schaamteloze welvaart en aan de andere kant morele betweterij, ondubbelzinnigheid en controle zou kunst een vrijplaats kunnen zijn van nutteloosheid, onbegrijpelijkheid, inzicht, ambivalentie, plezier en onbehagen.’ Aldus de filosoof Maarten Doorman (zie foto), die onlangs in een ingezonden stuk op de opiniepagina van de Volkskrant op hoge toon de autonomie van de hedendaagse kunst in bescherming nam. Kort na elkaar hadden de columnisten Max Pam en Gerrit Komrij schampere woorden geuit over de hedendaagse kunst. In de ogen van Doorman waren deze aanvallen uitingen van ontoelaatbaar populisme.

Maar zijn verweer ontkwam niet geheel aan een bekende cirkelredenering. Kunst is goed, omdat het moet, zo leek hij te willen zeggen. Nu de vanzelfsprekendheid van de avant-garde kunst verdwenen is en de identiteit van beeldende kunst onder druk is komen te staan, is het zaak de kunst van vandaag te verdedigen als vrijplaats voor het eindeloos voortwoekerend consumentisme. Het overdenken en opnieuw bepleiten van de autonomie van het esthetisch domein zou wel degelijk zin hebben, aldus Doorman, omdat de mythe van de kunst – ook als die niet waar  zou zijn – ons toch veel te bieden heeft. Wat heeft die mythe ons dan te bieden? zo vraag ik me af. Hoe kan een mythe, zelfs als die niet waar is, een vrijplaats zijn als verweer tegen hedonisme en consumentisme, die toch de hofleveranciers zijn van valse mythes?.

De directeur van het Stedelijk Museum gaf onlangs een opmerkelijke verklaring af: ‘In de toekomst zal Audi, zoals ook in het verleden al is gebeurd, innovatieve tentoonstellingen op het gebied van design financieel ondersteunen’. Daarmee is, lijkt mij, een limiet overschreden. Met de bevestiging van het einde van de geïdealiseerde, autonome kunst,  die nu geheel is ingekapseld in de bedrijfscultuur of de zakenwereld, hield de avant-garde op een functie te hebben. De ‘kritische autonomie van de kunst’ ligt nu binnen de economische structuren en de sector-overschrijdende strategieën van de culturele ondernemers. Dat zijn de voornaamste slagvelden van de toekomst. Het grote verhaal in de geschiedenis van de kunst heeft het posthistorische tijdperk bereiktt, waarin – mits gelegitimeerd – alles mogelijk is.  Zoals Arthur Danto heeft beweerd: ‘Het wordt alom duidelijk dat er geen stilistische of filosofische beperking meer is. Er is geen bijzondere reden meer, waarom kunst kunst moet zijn.’ Dat is het huidige en finale moment in het grote verhaal van de kunst. Kritische autonomie bestaat niet meer. De kunst zelf is een valse mythe geworden.

Ook Bourdieu bevestigde deze conclusie, als het gaat om het lot van de kritische autonomie. Er bestaat een economie van de culturele goederen, maar dat is een economie met een geheel eigen logica, die op zich zelf beschouwd moet worden. Daartoe moeten allereerst de voorwaarden worden vastgesteld, waaronder de gebruikers van die culturele goederen met al hun specifieke smaakpreferenties  worden voortgebracht. Tegelijk moeten de verschillende manieren worden beschreven, waarop men die goederen, die in gegeven tijdperk als ‘kunstwerken’ beschouwd worden, toe kan eigenen . Tenslotte moeten de maatschappelijke voorwaarden worden vastgesteld, waaronder een toe-eigeningswijze, die voor legitiem gehouden wordt, tot stand komt. In dat perspectief bezien verdwijnt de kritische functie van de autonomie op den duur volledig. Kunst wordt uiteindelijk alleen nog een hoogwaardig ruilmiddel op de markt van het culturele kapitaal. De kritische autonomie van de kunst verdwijnt in de windhandel die zich alleen nog richt op sociale distinctie.

We beleven tevens het tijdperk dat de kunst ten prooi valt aan de toeristische blik. De toerist zoekt naar authenticiteit die in moderne samenleving steeds meer wordt vervangen door verandering en mobiliteit. ‘Authentieke ervaring’ wordt gevonden in het cliché. De toerist is louter geïnteresseerd in oriëntaties van anderen, omdat hij zijn eigen vaste middelpunt verloren heeft. Landschap is decor geworden van eindeloze zelfbezichtiging en zelfbespiegeling. Zo gaat het ook met de kunst. Er ontstaat een nieuwe structuur waarin de kunstwereld geheel opgaat op in het toerisme en de bedrijfscultuur. Er zullen nieuwe Europese zones ontstaan, los van locale en nationale structuren, waar de kunst zich volledig uitlevert het toeristisch consumeren. De cultureel ondernemer heeft de toekomst.  Het circuit van galerie, curator, criticus verdwijnt. De consumptief geaarde en toeristisch gerichte, internationale kunstbeurs verdringt nu al de biënnales en documenta’s.  Kunst wordt onderdeel van verhandelbaar totaalpakket, samen met design, pop en lifestyle. De nieuwe kanalen van de kunst worden websites, jaarverslagen en bedrijfspartys. Dat is de toekomst van de valse mythe, die kunst wordt genoemd .