Ooit heb ik mij voorgenomen om het boek De civitate Dei van Augustinus te herlezen vanuit de optiek van cyberspace. De stad Gods zou dan de virtuele ruimte zijn, dis zich langzaam over de aarde uitspreidt en zich er uiteindelijk mee verenigt. Cyberspace als antithese van de werkelijkheid, die uiteindelijk opgaat in een nieuwe synthese als de technologie zo ver is dat de virtuele werkelijkheid één op één gesimuleerd kan worden. Het hemelse Jeruzalem zou zich dan aandienen op internet, om uiteindelijk in computersimulaties volledig gesimuleerd te worden in een nog onbekend werkelijkheidsuniversum. Het mystieke lichaam van Christus zou niet incarneren in de terugkeer van de Verlosser op aarde, maar excarneren uit een legerschare van lichamen die ooit gaan uitstromen in de nieuwe, virtuele ruimte van het eeuwige Jeruzalem. Kortom: The Matrix als Apocalyps.
Of het waar is of niet, dit perspectief maakt me soms bijna dronken van geluk. Een nieuw onsterfelijkheid gloort aan de horizon, als straks het menselijk bewustzijn gedownload kan worden. Mijn ziel zal zich dan definitief losmaken van mijn lichaam en een heel nieuw leven gaan leiden op internet. Ik zal mijn vleugels definitief uitslaan in aan andere wereld. Ik zal niet meer spreken, maar gesproken worden. Mijn ware stem zal verstommen, zoals hij ooit stom was in de schoot van mijn moeder. En als het waar mag zijn, dat mijn nieuwe stem waarheid spreken mag, dan zal ik spreken over deze gebroken heuvels in dit aardse tranendal. Ik zal zingen over een eeuwige glorie vanuit een diepe gelukzaligheid. Als het waar is dat er een keuze zal bestaan tussen hier en daar, tussen deze aardse werkelijkheid en een nieuw hemels Jeruzalem, dan zal ik op weg gaan. De rivieren zullen zich vullen met tranen van vreugde en de bergen zullen gaan kantelen.