Gisteren was ik weer eens met de fiets naar Drachten. Ik knap daar altijd ontzettend van op. Drachten heeft iets wat je nergens anders in Friesland vindt. Of beter gezegd: het heeft iets niet wat je overal elders wèl vindt. Drachten heeft geen pretentie. Je vindt er geen oude binnenstad. Geen opgelapte monumenten. Geen dagjesmensen. Geen Sneekweek-leut. Geen Harlinger kak. Geen Franeker PC-gekte. Kortom, Drachten heeft alles, juist omdat het niets heeft. Het is waarschijnlijk de lelijkste stad van Nederland, maar dat dondert niet. Ik hou van Drachten. Ik hou van al die uit zijn krachten gegroeide pleinen en parkeerplaatsen, die eindeloos groene plantsoenen, die suffe nieuwbouwwijken. Al die straatwanden in de binnenstad met alleen maar achterkanten van huizen. Al die onzinnige mega-winkelparadijzen. Ik geloof dat ze nu ook al een ‘cultuurpaleis’ willen. Kortom, Drachten heeft het niet en zal het ook nooit krijgen.
Maar Drachten heeft wel Jaap Bruintjes, de directeur van het mooist ingerichte museum van Friesland: het Museum Smallingerland. Dwalend door de kleine zalen van dit voormalige kloostergebouw, vroeg ik mij af waarom al die mooie kunstwerken niet in het Fries Museum zijn te zien. Friese kunst kun je zien in Drachten en in Oranjewoud, maar niet in Leeuwarden. Daar halen ze hun neus op voor Friese kunst. Nee, dan pakt Jaap Bruintjes het anders aan. Hij heeft een schitterende collectie opgebouwd, die voor een groot deel is aangekocht door de Vereniging Vrienden van het Museum Smallingerland. Soms vraag ik me af of ze bij de Gemeente Smallingerland wel weet hebben van die fraaie museale collectie die in hun eigen museum al jaren te zien is. Hoe moet dat straks in het Cultuurpaleis Drachten? In die Kunst-Hal die ze voor ogen hebben?
Het Museum Smallingerland toont het ontstaan van Drachten, het uit zijn krachten gegroeide provincieplaatsje, dat in de jaren na de oorlog werd voortgestuwd in de vaart der volken. Een van de mooiste zaaltjes in het museum laat de geschiedenis zien van de Philipsfabriek. Je ziet wel honderd scheerapparaten keurig uitgestald in glazen vitrines. Zo ontdek de morfologische evolutie ban de Philishave, waarin het DNA van een geniaal ontwerp zich door de jaren heen ontwikkelt volgens de tijdgebonden wetten van het design. Maar ook het werk Pier Pander is er te zien, Boele Bregman, Ids Wiersma, Jan Planting, Huug Pleysier, Gerrit Offringa en wie al niet. En niet te vergeten: een prachtige tentoonstelling over Dada in Dr88888, die straks voor een groot deel verhuist naar de Tate Galery in Londen.
In de tuin van het museum trof ik uiteindelijk Jaap Bruinjes, als een Ollie B. Bommel in zijn natuurlijke biotoop: de tuin van zijn kasteel. Ik heb hem wederom gecomplimenteerd met zijn fraaie museum, dat voor heel wat musea in Friesland als voorbeeld kan dienen, het Fries Museum niet in het minst. En onder het genot van een kopje thee hebben we daar genoeglijk geconverseerd over alles en nog wat, maar vooral over het Friese culturele leventje dat groeit en bloeit en ons altijd weer boeit. De lucht begon al aardig te betrekken, toen ik opnieuw op de fiets stapte en huiswaarts keerde, op weg naar de kultuerele haedstêd fan dizze provinsje. Zou Jannewietske wel aan Drachten denken? zo vroeg ik me af. Al die plannen voor de culturele hoofdstad van Europa gaan natuurlijk weer aan Drachten voorbij. Drachten behoort niet tot de Elf Steden. Gelukkig niet. Drachten is gewoon zichzelf, uniek en onvervangbaar. Drachten wil je meemaken!