De Friese Kurt Schwitters
Weißt Du es Anna, weißt Du es schon,
Man kann Dich auch von hinten lesen.
Und Du, Du Herrlichste von allen,
Du bist von hinten, wie von vorne:
A——N——N——A.
In vergelijking met gewone stervelingen is een kunstenaar ruimschoots bevoordeeld door moeder natuur. Wie met twee talenten is bedacht heeft voor velen iets teveel van het goede. Vandaar wellicht de gedachte dat een dubbeltalent nooit in twee kunstvormen tegelijk tot de absolute top kan behoren. Deze stelling wordt meestal met sprekende voorbeelden uit de praktijk onderbouwd. Zo krijgt het beeldend werk van Jan Wolkers bij kunstcritici doorgaans relatief weinig waardering. Jan Cremer maakt volgens menig kenner slechts commerciële behangkunst, die zich uitstekend leent voor de decoratie van treincoupés maar niet thuishoort in een museale collectie. Lucebert zou als Cobraschilder nooit het topniveau gehaald hebben dat hij als Vijftiger in zijn poëzie wist te bereiken. Kortom, menig literator, die zich op het steile pad van de beeldende kunst begeeft, komt in zwaar weer terecht.
Omgekeerd zijn schilders die gaan schrijven bijna bij voorbaat verdacht. De commotie, die in 1997 ontsond rond de afwijzing van een subsidieverzoek van Anne Feddema voor zijn dichtbundel Slapstickiepenbierings bij het Fonds voor de Letteren is in dit opzicht exemplarisch. De afwijzing trof hem in feite in de kern van zijn hoedanigheid als dubbeltalent. Na een bezwaarschrift kreeg hij uiteindelijk van hogerhand gelijk, wat bij een landelijk Fonds een hoogst uitzonderlijke gang van zaken is. Het is moeilijk om achteraf in de ziel van de Friese commissieleden te kijken, maar het heeft er alle schijn van dat een onuitgesproken vooroordeel tegen het verschijnsel dubbeltalent hen parten moet hebben gespeeld. Er zijn volkswijsheden die niet bevorderlijk werken voor de acceptatie van dit fenomeen. ‘Schoenmaker hou je bij je leest’, of erger nog: ‘Een dubbeltalent eet van twee walletjes’ – dat zijn kant en klare vooroordelen die niet zouden misstaan in Flaubert’s woordenboek van plasklare ideeën.
Zoals Feddema’s gedichten bol staan van alliteraties, neologismen, tautologieën, hyperbolen, pleonasmen, sotternieën en esbattementen, zo worden zijn schilderijen gekenmerkt door het manipuleren van vorm en structuur binnen een compleet repertoire van stijlfiguren. Anne is allerminst een prettig gestoorde troubadour, maar eerder een schilderende Rederijker bij wie een Bourgondische verbeeldingskracht niet wordt geremd door een minutieuze articulatie van stijl. Het visionaire, het zoeken naar verbintenissen van tegenstrijdige beelden. die – ook al liggen ze ver buiten de werkelijkheid – altijd van een innerlijke samenhang getuigen, heeft vooral in het dadaïsme en surrealisme opgang gemaakt. Ook in dat licht bezien schaart het werk van Feddema zich in een traditie, een onderstroom, die zowel in de poëzie en in de beeldende kunst van deze eeuw nooit is verdwenen. Verbanden zijn er ook met vroege expressionisten, het coloriet van Russische schilders uit de jaren twintig die evenals Feddema het schilderij naar hun hand wisten te zetten vanuit een heel geheel eigen, rijke verbeeldingswereld.
Maar nog afgezien van de vraag of hier wel sprake is van invloed of eerder van een herkenning achteraf, is de positie van Feddema ook volstrekt uniek. Niet alleen door zijn onalledaagse veelvoudig talent van schilder, musicus, dichter, columnist. poëzieperformer en imitator, maar vooral ook door de oorspronkelijke taal die hij zich heeft eigen gemaakt, zowel in de schilderkunst als in de poëzie. Het is een taal ook met subtiele verfijningen, perfecte nuances. onverwachte contrasten, onmogelijke tegenstellingen en even gedurfde plaatsingen van figuren in het vlak, als woorden in een zin. Uit de schilderingen spreekt een gevoel voor materialen en texturen, uit de gedichten een absoluut gehoor voor klanken en homoniemen. Maar in beide disciplines manifesteert zich een volmaakte beheersing van vorm en restvorm, volheid en leegte, klank en stilte. Zowel in de poëzie als in het beeldend werk komt een geheel eigen universum aan het licht, waarin zelfs meligheid en slapheid een elektrificerende en hilarische kracht kunnen krijgen. Anne Feddema is de enige nog levende dadaïst. Weet je het Anne, weet je het wel? Jij bent de Friese Kurt Schwitters!