Nazomer op de Veluwe

CIMG0563_2

Voor de ingang van het Nationaal Park de Hoge Veluwe in Otterlo stond opeens Rudi Fuchs achter me. Hij was geheel in het zwart gekleed en leunde op een stok. Hij was oud geworden. Even aarzelde ik of ik hem zou aanspreken. Hoewel ik hem talloze malen van dichtbij heb gezien, heb ik nooit het genoegen gehad, dat iemand mij aan hem voorstelde. Nu was het de kans, maar hoe doe je dat, staande aan de kassa van de Hoge Veluwe? ‘Gaat het weer een beetje, mijnheer Fuchs?’ Zoiets zou ongepast zijn. Iets neutraler dan: ‘Mooi weer vandaag, vindt u niet?’ Voordat ik mijn overwegingen had afgerond, was de oude meester al in de auto gestapt, waarin zijn vrouw kennelijk achter het stuur zat.

Een uurtje later zag ik Fuchs weer, maar nu leunend achter het spreekgestoelte in het auditorium van het museum. Hij hield een korte, maar fraaie toespraak – ogenschijnlijk voor de vuist weg –  over wat het betekent om met kunstwerken om te gaan. Zo herinnerde hij zich dat Penck altijd met zijn handen een beeld bevoelde als hij er over sprak. Alsof hij een blinde was die alleen op de tast over de plastische kwaliteiten van een sculptuur kon spreken. Fuchs haalde herinneringen op aan grote persoonlijkheden, zoals de voormalige directeuren van dit museum, Hammacher en Oxenaar, twee uitgesproken karakters, de een wat frivoler dan de ander, maar beiden met een duidelijke visie, waarvan de neerslag nog altijd zichtbaar is in de collectie. Dergelijke persoonlijkheden worden steeds zeldzamer in de museale wereld.

opening_Een_stoet_van_beelden

Opening Een stoet van beelden

De tentoonstelling, die Rudi Fuchs en Maarten Bertheux hebben samengesteld, is eigenlijk een stille aanklacht tegen het huidige museumbestel. Twee jaar geleden stuurde Fuchs een mailtje naar de huidige directeur Evert van Straaten. Hij wilde wel eens een tentoonstelling maken van een klein aantal wat oudere beeldhouwers, die een geheel eigen oeuvre hebben opgebouwd, maar die om uiteenlopende redenen wat buiten het zichtveld van het museale circuit zijn geraakt.  Ze zijn allen in of rondom de Tweede Wereldoorlog geboren en zijn dus nu vijftigers, zestigers en zeventigers. Hun werk wordt gekenmerkt door poëzie en intelligentie, aldus Fuchs. Door de jaren heen hebben ze hun eigen spoor gevolgd zonder acht te slaan op de waan van de dag.

En juist die waan van de dag is sterk aanwezig bij de hedendaagse musea. Fuchs zei het niet met zoveel woorden, maar de goede verstaander begreep waar hij op doelde. Hij prees het Museum Kröller-Müller, waar meer dan elders nog ruimte bestaat voor afstand en reflectie. De natuurlijke omgeving draagt hier bij aan een contemplatieve sfeer, waarin de kunst zelf optimaal tot zijn recht kan komen. Fuchs heeft de beelden in de zalen neergezet alsof ze er altijd al hebben gestaan. Telkens weer op de tast, zoekend naar de juiste combinatie in de ruimte, zodat de beelden een dialoog aangaan met het licht, de muren, het plafond en de bezoekers en niet te vergeten de andere beelden. Een stoet van beelden, zo heet de tentoonstelling ook. Niet meer en niet minder. Niks geen Engelse titel of ingewikkeld concept. Gewoon kunst om aandachtig naar te kijken.

CIMG0569_2

Jan Maaskant (rechts)

Ik moet eerlijk zeggen, dat het een verademing was om deze tentoonstelling te zien. In een van de zalen trof ik Jan Maaskant, de enige Friese beeldhouwer die door Fuchs was uitgekozen. Zijn werk kwam heel goed tot zijn recht in deze zorgvuldige presentatie. Ik vroeg Jan of het waar was – wat ik ooit als gerucht heb gehoord – dat hij in 1982 mee zou doen aan de Documenta in Kassel die door Fuchs werd samengesteld. Het was waar, Jan Maaskant heeft op de groslijst gestaan, maar viel uiteindelijk af omdat hij te weinig support kreeg vanuit de galeriewereld. Ook belangrijke galeriehouders hebben kennelijk een vinger in de pap bij het ingewikkelde proces dat aan een keuze voor de Documenta voorafgaat.

De kunstwereld is één grote verstrengeling van onzichtbare belangen, waarbij de kunst zelf niet zelden uit het zicht verdwijnt. Maar soms even niet. Dan lijkt alles te kloppen. Eenmaal weer buiten zag ik dat het zonlicht al weer begon te vergelen. De eerste herfstgeur maakte zich los uit het lover en overal lagen dennenappels op de grond. Het is al weer het naseizoen. De toeristen zijn weg en alleen bejaarden rijden hier nog rond in grote auto’s met twee dure fietsen achterop. Op de Hoge Veluwe is van een crisis niets te merken. Hotel De Kruller in Otterlo was tot de laatste kamer vol. Het is de grijze generatie in de laatste zomerdagen.