Anne Feddema als wandelaar

IMAGE0002

Rjochting Burdaard

De wyn op ‘e bealch
Hear ik fleagen oargelmuzyk
Stap fan ‘ e fyts ôf
It is Bach

Wachet auf!

Gjin tsjerke te sjen
Wol grienie fjilden fol
Skiep en kij

Muzyk én byld!

Sweltsjes sjitte
Troch ûneinich blau swurk

Oade oan my!

Ik bin net lid fan it Fryske Gea
Freon fan
Fûgel fisk
Of rôt

It Leauwen is my frjemd

Jimme!

Sjoch om my hinne!

Der komt mar ien tins op
Dit lân is gjin lân
Mar ik katedraal foar God

Anne Feddema

Een stoet van eenzame wandelaars trekt al jaren voorbij in het werk van Anne Feddema. 
Ze lijken hun eigen besognes te zijn ontvlucht of zomaar te zijn weggelopen uit een verre pruikentijd. Van Mozart tot Messiaen, van Kurt Schwitters tot Johann Wolfgang von Goethe 
 met een paar nietige lijntjes tekenen hun contouren zich af tegen de weidse uitgestrektheid 
van de natuur. Zij trekken de paden op en de lanen in. Ongestoord en ogenschijnlijk door 
iedereen vergeten, geven ze zich over aan de overpeinzingen van een eenzame wandelaar. Soms lijkt het schilderij puur een decor van verf geworden, een kleurrijk vlak, dat zich plot
seling verwijdt in een atmosferisch verschiet met een kleine torenspits in de verte, of ineens 
openbreekt in een wazige lichtkoepel, waarin zonnestralen tussen de bladeren vallen.

Dan 
weer sluit het vlak zich tot een platte collage van de meest wonderlijke picturale ontmoetingen. Om een paar voorbeelden te noemen. Het onderscheid tussen figuur en achtergrond 
vervaagt niet zelden in vreemde dubbelzinnigheden. Een scherp afgesneden vlak in de hoek 
of langs de rand van het beeldvlak kan de illusie van ruimte plotseling verbreken. Een 
virtuoos schildergebaar kan op brute wijze worden beantwoord met een spinazie-achtige 
brij van groene verf. Een vette klodder duikt zomaar op uit een schraal geschilderde partij. 
Een wit balkje op een witte ondergrond is alleen nog zichtbaar door een miniem verschil in textuur.

IMAGE0001

De schilder is er kennelijk niet op uit om de beschouwer te behagen. De laatste jaren is een 
eigenzinnig idioom ontstaan, een bijna a-muzikale organisatie van het vlak, vol merkwaardige syncopen, tegendraadse ritmes en onverwachte fraseringen. Al wekt et beeld op het 
eerste gezicht soms de indruk bijna uiteen te vallen, de compositie onthult altijd weer een moeilijk te vatten balans. Purper, turquoise en schetterend geel, alles valt uiteindelijk precies op zijn plaats. Elk schilderij lijkt een onderliggend patroon te hebben, dat onbenoembare magnetisch veld van Feddema, dat de chaos aan het oppervlak kennelijk in een 
oogwenk heeft geordend, als was het een soort ijzervijlsel. Wie zegt dat het niet de kunstenaar zelf is, die in steeds wisselende vermommingen door 
et bos loopt. Dat dwalen door de natuur lijkt haast een metafoor geworden voor het schil- 
eren zelf. Zoals de eenzame wandelaar zich verliest in overpeinzingen onder een bescherm
end dak van bladeren, zo dwaalt de kunstenaar buiten de vertrouwde wegen van de schilderkunst.

Stilistische contrasten worden door hem telkens weer tegen elkaar uitgespeeld: vlakheid en diepte, gesloten en open vorm, veelheid en eenheid, scherpte en vaagheid. Elk schilderij biedt een ’tour d’horizon’ van stijlprocédé’s. Caspar David Friedrich trekt 
voorbij met zijn eenzame gestalten in het Riesengebirge, maar ook Jacob van Ruisdael met 
zijn trage stapelwolken, die steeds wisselende patronen van licht en schaduw werpen op het vlakke, lege land. Alles heeft samenhang ook al kan die eigenlijk niet bestaan. Alsof de ruimte een ‘sound-
scape’ is, een omgeving van geluid. Vreemde kleurdissonanten voegen zich aaneen als 
’vogelgeluiden. Ook al wordt de stilte verstoord door de plotselinge roep van een ka, de wandelaar voelt zich voortdurend omsloten door een haast natuurlijk decor, dat wil zeggen de ongerepte harmonie in een schilderij van Anne Feddema. Al is het niet de natuur die hier de 
leermeester is, maar de kunstenaar zelf: Feddema artis magistra.