Om vijf voor twaalf vanochend stond Rimmer Mulder opeens bij mij op de stoep. Voordat hij naar zijn afscheidsreceptie in De Harmonie zou gaan, wilde hij nog even bij mij langs. Niet om iets goed te maken of zo, maar gewoon, zomaar, om nog even goeie dag te zeggen. Als twee ouwe gabbers hebben we gezellig zitten ouwehoeren onder het genot van een bakkie leut. Ik geloof het ook wel, Rimmer bedoelde het nooit kwaad. Het kwam alleen soms wel eens wat rottig zijn strot uit. Maar eind goed al goed. Het is volbracht. Waarom dan nu nog langer sikkeneuren. Ik wens je alle goeds toe, Rimmer, straks achter de geraniums daar in Goutum. Blijf niet teveel binnen zitten. Er is nog genoeg te doen. We moeten ons tuintje blijven wieden totdat de avond valt. Adieu, het ga je goed!
Rust nu maar uit, Rimmer, die baan was niet je leven
Je hebt het als een moedig krantenman gedaan
Wie kan de commentaren vatten die je hebt geschreven?
En wie kan voelen wat jij jezelf hebt aangedaan?
Rust nu maar uit – je taak is afgekomen
Twintig jaar heb jij de kroon op de LC gezet
Waar je met wapperende sjaal ooit binnen bent gekomen
De zin was af. De God van Friesland heeft een punt gezet
Maar ‘t valt ons moeilijk om de zin te vatten
van ‘t zwijgen van je laatste krantenkop
Misschien alleen maar dit: Die afgematte
hoofdredactie, nee Rimmer, die veert nooit meer op.