Het woord is spek geworden

De klok had al vier keer geslagen toen ik samen met Luuk Eisema gisteren aankwam bij het stadhuis van Bolsward. Te laat! dacht ik, we komen er niet meer in. Ik beklom de trap van het bordes en rammelde aan een dichte deur. Waarom zijn die houten balustrades nog steeds niet vervangen? De gouden leeuwen staan er wat súterich bij. En juist op dat moment kwam Jannewietske aanlopen met een pakketje in haar hand, waarin – zoals later zou blijken – een flink stuk spek voor Anne Feddema zat. De dood lust geen spek, maar Anne wel! Daar zal hij van de week van lusten. Eenmaal binnen snelden we de ronde trap op naar boven en daar kwam het officiële gevolg de gang in paraderen met juryvoorzitter Pieter de Groot voorop en Anne met familie er achteraan. Inge had zelfs hun mooie kleine jachthondje meegenomen die vol verwachting om zich heen keek. Anne maakte links en rechts wat grappen en grollen om de spanning te breken. Hij meende zelfs een echo van het schot van Balthasar Gerards op de oude trap van het stadhuis te hebben gehoord.

‘Pa op! Ik zal je naam niet noemen!’ riep hij mij in het voorbijgaan toe. ‘Nee, niét je naam!’ zei hij nog, toen hij de zaal betrad, die tot de nok toe was gevuld en waarin de temperatuur inmiddels tot tropische hoogte was opgelopen. De geest van Gysbert daalde neer over dit gezelschap van illustere genodigden. Ik zag Bert Looper, Geart de Vries, Ids Willemma, Zoltin Peeter,  Catrienus Spinder, Eddy Sikma, Horst Dijkstra, Yke Lichthart, Koos van der Sloot, Henk Deinum, Rein Hofstra, Eeltsje Hettinga, Elske Schotanus, Elmar Kuiper, kortom, teveel mensen om op te noemen. Natuurlijk ook Piter Boersma en Trinus Riemersma, beide oud-Gysbert laureaten. Abe de Vries schitterde door afwezigheid, want die zit al deze hele giftige simmer lang met zijn kop in de afvaloven van Harlingen. Maar voor de rest kon het feest nu echt beginnen. Leve Jannwietske! Het Friese volkslied ontbrak er nog aan.

Het juryrapport van Pieter de Groot was sober maar adequaat. Hij vermeed zorgvuldig om mijn naam te noemen en voldeed daarmee aan mijn uitdrukkelijk verzoek om mij vooral niet te citeren als het om de beschrijving van Anne’s multitalent gaat. Dat bijzondere talent leek gistermiddag opeens een politieke lading te krijgen. Verscheidene sprekers legden een verband tussen de ‘open houding’, die in poëzie van Anne te herkennen valt, en de woorden ‘finsters iepen’, die sinds kort de mantra vormen van het provinciale cultuurbeleid. ‘Finsters iepen en foar de mienskip!’ Er zit een rare paradox in die woorden en Anne lijkt de belichaming te zijn van die schijnbare tegenstrijdigheid. ‘De vleesgeworden cross-over,’ hoorde ik zelfs iemand zeggen. Nu is bij Anne heel wat vlees geworden de laatste jaren. Zelfs het woord lijkt bij hem vlees te worden, om niet te zeggen spek. Maar de ‘vleesgeworden cross-over’ komt op mij over als een contradictio in terminis. Of beter gezegd: als spek zonder vet.

Maar dat mocht de pret niet drukken. Iedereen was in een opperbest humeur en de sprekers getuigden daarvan, al gaat het maken van een grap de een wat beter af dan de ander. Die specialiteit kun je beter aan de meester zelf overlaten. Het dankwoord van Anne was ronduit briljant. Moeiteloos wisselde hij van register tussen de rol van stand-up-comedian en ontroerde laureaat. Bijna terloops liet hij zijn overleden vader, moeder en zuster de revue passeren, die hier maar al te graag bij hadden willen zijn, nu dat jochie van het Cambuursterpad de hoogste eer van literair Fryslân te beurt mocht vallen. Ontroering ontlaadde zich in een bevrijdende lach en onderwijl sprak deze charismatische spreker niet alleen in gelijkenissen, maar ook met vurige tong in alle talen die denkbaar zijn. Hij refereerde zelfs even aan deze fanatieke blogger – ‘wiens  naam ik niet zal noemen.’- en vertaalde het Latijnse nunc est bibendum in een geaf Fryske variant van ‘Nu moet er gezopen worden!’ en besloot met een ware filmquizz voor de zaal die nog werd opgelost ook: ‘Que la fête commence! ‘_____________________________________________

UPDATE 12.17 uur:

De dea mei gjin spek

Justerjûn stie de dea
Foar de doar
In swart gat
Mei in fleurich klotske op
En frege my om âld papier
Fan de dea allinne
Kin men net libje
Mar freoneklub Cambuur hie
De hiele boel al ophelle
It wie mar sneu
Ik sei: We ite pankoeken
Wolle jo ien?
No, wat graach!
Ik helle in pankoek
Mei spek en sjerp
En goaide it yn it gat
De tankbere dea gyng
Mar koarre efkes letter
Op it âld lantsje
By ús foar
Ik seach it en tocht
No, dat is dúdlik

De dea mei gjin spek!

*
Anne Feddema
Uit de bundel: Reidhintsje op’e Styx