De eerste psychiater van Reve

Dit is een handgeschreven opdracht van Gerard Reve op het schutblad van de eerste druk van De Avonden. Hij was bestemd voor dr. C.J. Schuurman, de eerste psychiater van Reve. De tekst luidt: ‘in dank voor onschatbare hulp. Van de schrijver, de eerste November 1947, te Amsterdam.‘ Het boek is een paar jaar geleden geveild voor 4250 Euro. Maar dan heb je ook wat.  Dit weekend las ik het onlangs verschenen boek van Theodor Holman, Gerardje, notities van een Reve-liefhebber (2009). Het is een prettig leesbare aanzet tot een biografie die vooral vanuit bewondering voor Reve is geschreven. Voor de Reve-kenner zal dit boek weinig nieuw informatie bieden, maar vooral over de vroege periode van Reve heeft Holman een paar interessante hoofdstukken geschreven. Een daarvan is gewijd aan dr. C.J. Schuurman, bij wie Reve van 1944 tot 1947 in behandeling is geweest. Dat is de periode dat Reve tussen 20 tot 24 jaar was, de levensfase van de adolescentie dus.

In zijn boek De levenstijdperken van de man (1938) onderscheidt de psychiater H.C. Rümke de adolescentie als de levensfase met als uiterste grenzen het 16de  en het 25ste levensjaar. Ikzelf ben van mijn 18de tot mijn 29ste jaar – met enkele tussenpozen –  bij een psychiater in behandeling geweest. Ook tijdens mijn adolescentie dus. Het belang van deze levensfase wordt nog al eens onderschat, omdat de aandacht doorgaans vooral uitgaat naar de puberteit, waarin de meeste levensproblemen zich aandienen. Rümke beschrijft de adolescentie als een fase die het karakter draagt van voorbereiding en voorlopigheid.  In deze jaren komt de adolescent los van het ouderlijk huis en wordt zelfstandig. Hij maakt elementaire keuzes wat betreft zijn beroep en kiest ook vaak een levenspartner. Maar het is vooral ook de fase van de eerste desillusies. Veel blijkt anders dan het in de kinderjaren en de puberteit bleek te zijn. De erotiek is in deze periode een zeer belangrijke levensfactor en brengt vaak problemen met zich mee die dringend om een oplossing vragen, en zo niet een leven lang tot last kunnen zijn.

Vaak wordt beweerd dat de behandeling van Reve werd beëindigd toen De Avonden was voltooid. Maar daarna is Reve weer naar Schuurman gegaan, evenals Hanny Michaelis, die hij in december 1947 leerde kennen en die zelf ook vier jaar bij Schuurman in behandeling is geweest. ‘Het heeft gemaakt dat ik weer kon schrijven,’ verklaarde zij in 1969 in een interview met Bibeb. Reve ging bij Schuurman in therapie, nadat hij last had gekregen van psychische problemen die eerder zelfs tot een zelfmoordpoging hadden geleid. Hij was in die tijd een wereldvreemde adolescent, die in boekentaal sprak en zomaar in een driftbui kon uitbarsten tegen een leeftijdsgenoot die hem pestte met zijn rare taalgebruik. Vaak wordt vermeld dat Schuurman ook Reve aan het schrijven heeft gezet. In zekere zin is dat ook zo, en Reve heeft dat ook meerdere keren beweerd, maar de feiten tonen aan, dat hij al aan het schrijven was voordat hij in therapie ging. Schuurman heeft hem wel gestimuleerd om over zijn eigen problemen te schrijven, zonder wellicht te weten welk uitzonderlijk talent hij hiermee stimuleerde.

In zijn boek schetst Holman een portret van deze psychiater, waarbij hij vooral put uit zijn autobiografie Uit mijn leven, die in 1982 postuum verscheen. Schuurman moet een spirituele man zijn geweest, die zijn ideeën vooral ontleende aan Jung en Krisnamurti. Hij was van huis uit bacterioloog en ging in 1936 psychiatrie studeren, nadat hij een paranormale ervaring had gehad in de trein van Cheribon naar Batavia. De coupé werd opeens gevuld door een groot licht en iemand maakte hem duidelijk dat hij een roeping had. Schuurman was waarschijnlijk niet onbekend met de vader van Reve, want beiden publiceerden kort na de oorlog in het tijdschrift De Vrije Katheder. Hij kwam voor de behandeling van Gerard in beeld, nadat hij een zwaar migrainegeval in de kennissenkring van de familie Van ’t Reve had weten te genezen.

Holman vermeldt nog wat eigenaardigheden, zoals het feit dat Schuurman zich in 1936 aan zijn penis liet opereren, omdat hij een fysieke afwijking had, waardoor hij bij elke erectie en pollutie zeer veel pijn had. Verder had Schuurman veel belangstelling voor astrologie en voorspelde hij de dood van zijn eigen vader, die hij kort na zijn dood ‘voelt maar niet ziet.’ Kortom, hij was een wat zweverig type psychiater, wiens ideeën in de new age hoek nadien nog belangstelling zouden wekken. Maar hij was wel zeer onderlegd vooral ook door zijn grote kennis van Jung, wiens ideeën over het onbewuste, de werking van het symbool en de teloorgang van transcendentie hij zeer goed had bestudeerd.

Schuurman woonde aan de Reinier Vinkelskade, waar hij ook praktijk hield. Als kind moet ik vaak langs zijn huis zijn gelopen, want het bevond zich in het stuk tussen de Banstraat en de Richard Holstraat, waar de Peeterschool zich bevond, de school waar ik mijn lager schooltijd doorbracht. Een paar huizen verderop aan de Reinier Vinkeleskade woonden de ouders van Jaap de Hoop Scheffer.  Mijn eigen psychiater had zijn praktijk in De Lairessestraat, twee straten verder om de hoek. Ik ken deze buurt als mijn broekzak, omdat ik er heel wat voetstappen heb liggen. Hier moet ook Reve dus vaak gelopen hebben, toen hij wekelijks of tweewekelijks bij Schuurman in therapie ging. Ik stel mij zo voor dat hij daar vooral zwijgend heeft gezeten, uitkijkend over de kade met de grote treurwilgen aan de overkant. Misschien liet Schuurman hem wel op een divan liggen, want dat was in die tijd nog heel gewoon.

Bij een psychiater lopen was niet zo gewoon in die dagen. In 1948 werd film The Snakepit uitgebracht, die internationaal tot nogal wat ophef leidde, omdat hierin aandacht werd gevraagd voor het stigma van de psychiatrische patiënt en de beroerde omstandigheden in psychiatrische inrichtingen. Toch was in het milieu, waarin Reve verkeerde, het raadplegen van een psychiater niet ongewoon. Zijn vriend Jan Erik Romein, die ook in De Avonden voorkomt, was ook in therapie bij Schuurman en met hem besprak Reve vaak zijn dromen, omdat Schuurman daar altijd alles van wilde weten. De meeste dromen die in De Avonden voorkomen zouden niet van Reve zelf, maar van Jan Erik Romein afkomstig zijn. Schuurman bestudeerde in die tijd het ‘dag en nacht bewustzijn’, en zijn ideeën daarover zette hij uiteen in het boek De taal van het onbewuste zielenleven.

Twee jaar geleden zag ik een zestal boeken van Schuurman bij De Slegte staan. Ik heb ze toen allemaal gekocht en vorig jaar heb ik ze ook gelezen. Dat is een hele opgave, want hij is geen begenadigd schrijver. Hij formuleert moeizaam en zijn ideeën zijn niet altijd even helder. Zo schreef Schuurman over ‘de bewustwording van de geactiveerde levensstroom’. De laatste oorzaak van de neurose is veelal dat de mens vervreemd raakt van zijn diepste zielenleven en te weinig luistert naar wat hij voelt en teveel afgaat op wat hij denkt. Maar het belangrijkste was Schuurmans opvatting dat de artistieke expressie heilzame uitwerking had op psychiatrische patiënten die in dat opzicht zelfs over extra mogelijkheden beschikten om zich creatief te uiten. Het motto  ‘an unhappy childhood is a writer’s gold mine’, dat Reve later zo vaak zou citeren, is in wezen terug te vinden in de ideeën van Schuurman.

Zijn leven lang heeft Reve een haat-liefde verhouding gehad met psychiaters, met uitzondering van Schuurnan die in hem, zoals hij zelf zei, de homo religiosus had herkend. Reve wantrouwde psychiaters, omdat zij hem herinnerden aan de materiële grondslag van de psyche, en bovendien alles weg kunnen redeneren, zelfs de criminaliteit. Zo schrijft hij in zijn laatste roman Het hijgend hert (1998): ‘Gevaarlijk volk, overigens, die zich noemende psychiaters die iedere roofmoordenaar in bescherming namen tegen de verdorven maatschappij die immers gegrondvest was op gewin, uitbuiting en het kneuzen van de ziel van het kansarme kind.’

Het is jammer dat Schuurman zelf  zich nooit over Reve heeft uitgelaten. Zijn medisch beroepsgeheim stond dat uiteraard in de weg. Toch moeten zich in zijn archief talloze aantekeningen hebben bevonden over het zielenleven van de adolescent Gerard Reve. Een goudmijn voor Reve-vorsers dus. Maar die aantekeningen moesten tien jaar na de behandeling vernietigd worden, zoals het voorschrift luidt. Alleen Reve zelf had er wellicht navraag naar kunnen doen, toen Schuurman nog leefde (hij overleed op 18 november 1979). Zelf ben ik wel op zoek gegaan naar mijn eigen goudmijn. Na veel gezoek vond ik uiteindelijk het adres van de psychiater, bij wie ik na mijn opname in Heiloo in behandeling ben geweest. Het was de zenuwarts dr. A. F. C. Overing, een leerling van Rümke, die ik in ruim dertig jaar niet meer heb gezien of gesproken. In augustus j.l. heb ik mijn moed bij elkaar geraapt en ben ik in de pen geklommen. Na twee weken kreeg ik antwoord. Het was een hartelijke, haast vaderlijke brief, waaruit ik de volgende woorden citeer:

‘Om een voor mij onduidelijke reden denk ik bij Uw naam Mous altijd Uw voornaam Huub erbij. Fragmentarisch kwam Uw naam wel eens naar
boven als in een of ander medium de bezetting van het Maagdenhuis om een of andere reden werd genoemd. De meest duidelijke herinnering aan U die bij mij boven komt is het feit dat U meedeed met
 de bezetting van het Maagdenhuis op het Spui. Ik vond dat toen
 niet zo prettig, omdat ik twijfelde aan Uw integratieve mogelijkheden bij de warrigheden die bij zo’n bezetting allemaal meespelen. Ik geloof dat alles goed is gegaan. Van Uw ‘ziektegeschiedenis’ toen weet ik niets meer, dat is weggezakt.

Ik herinner mij vaag dat U veel papieren bij U had; misschien met tekeningen. Of ik op enigerlei wijze U tot steun ben geweest, daar heb ik geen idee over. Ik hoop
vanzelfsprekend dat ons contact U van nut is geweest. Helaas kan ik U geen plezier doen ten aanzien van de tekst die 
U zo graag zoudt willen lezen. Ik heb tot mijn 71ste jaar gewerkt, 
dat was in 1992. Ik heb tien jaar, de tijd die daarvoor staat 
mijn patiëntenarchief bewaard en dit archief volledig aan de Firma Brantjes in Haarlem ter vernietiging gegeven. Ik bezit dus niets meer. Ik vind het erg jammer dat ik U niet van dienst kan zijn. Want het was een bijzondere tijd voor U. Ik denk heel zwaar, maar mogelijk toch 
ook met iets ‘rijks , wat je niet zo maar meemaakt. Ik hoop dat U met het gemis kan leven.‘