Schuurman en de ziekte van de tijd
In 1941 had Dr. C.J. Schuurman (zie foto) zijn ideeën over het verband tussen geestesziekte en de tijdgeest uiteengezet in zijn boek Perspectief der ziel, dat duidelijk op jungiaanse leest was geschoeid. In dit boek geeft Schuurmans blijk van de bedenkelijke opvattingen over volksaard en ras die in die dagen nog gemeengoed waren in de geesteswetenschappen. Ook maakte hij een wonderlijke vergelijking tussen wat zich afpeelt in het innerlijk en het schouwspel in een theater. Schuurman noemde het zielsproces een ‘innerlijk toneelspel’. Het stuk, dat wordt opgevoerd, vertolkt iets dat onbewust in het publiek, dat wil zeggen in het ‘ik’, leeft. Dit hele proces dient de bewustwording van de eigen aanleg. Wat als nieuw ontdekt wordt, moet echter ook in praktijk worden gebracht. Wie dat achterwege laat maakt het aanschouwen van toneelstukken tot doel in zichzelf. Dat is het proces , dat plaats vindt bij mensen die zelf alsmaar blijven ontleden en alles van zichzelf weten, maar de diepe samenhang niet begrijpen. Voor hen geldt, dat men beter niet kan weten dan half. In hun zelfbeschouwing en gespletenheid zijn ze als iemand, die in subtiele ijdelheid geboeid blijft in de schouwburg van zijn eigen spiegelbeeld.
Het was of Schuurman met deze typering het ziektebeeld van de patiënt, die hij een paar jaar later onder behandeling kreeg, al in grote lijnen had geschetst. Het eindeloze piekeren en prakkiseren van de adolescent Gerard Reve kwam mede tot uiting in het telkens weer bekijken van het eigen spiegelbeeld, zonder dat er een wisselwerking op gang kwam tussen het beeld en de werkelijkheid. Narcissus bleef gevangen in zijn spiegelpaleis. Voor Schuurman moet deze jonge patiënt zijn eigen opvattingen over neurotisch gedrag hebben bevestigd, zoals hij die in Perspectief der ziel uiteen had gezet. Opmerkelijk is ook het verband dat Schuurman in dit boek legt tussen een bepaald soort geestesziekte en het ‘accent van de tijdgeest’. Onder tijdgeest verstond hij ‘datgene wat in een bepaalde tijd het overheersend accent vormt in de psychische ontwikkeling van de mensheid’. Daarmee komt een mens niet rechtstreeks in aanraking, maar alleen ‘via de bijzondere wijze waarop het ras, de stam, de familie en bijzondere individuen deze tijdgeest verstaan en tot uiting brengen’.
Soms blijkt in de geschiedenis een enkel volk deze geest van de tijd veel beter te verstaan dan andere volken. Of ook, wat vaker voorkomt, er gevoeliger voor te zijn dan andere, zonder hem zelf te verstaan. Sommige neigingen worden dan bevorderd en ander geremd. Wie in een bepaalde periode van zijn leven de stuwing van de tijdgeest ondervindt, kan dan een bepaalde drang krijgen of daden gaan verrichten, waarvan hijzelf de herkomst niet begrijpt. De neurotische symptomen die zo ontstaan kunnen de uiting zijn van een onbewuste spanning die hij als een zwakte beschouwt, waarvoor hij zich schaamt en die hij voor de buitenwereld zal trachten te verbergen. Dat kunnen fobieën zijn, maar ook driftbuien en seksuele fantasieën. Toch zijn juist deze symptomen op te vatten als pogingen van het onbewuste om aan de buitenwereld de innerlijke onrust van deze mens te verraden. Een neurose is dus niet iets minderwaardigs, omdat wie er mee behept is juist blijk geeft gevoelig te zijn voor het nieuwe, dat wil doorbreken, en anderzijds karaktervastheid genoeg heeft, om geen willoos slachtoffer te zijn van een collectieve drang.
In een tijd, waarin het accent van de tijdgeest zich bezig is te verplaatsen, kon men dus meer neurosen verwachten, aldus Schuurman. Wie en patiënt echt wil begrijpen zal zich eerst moeten afvragen, welke diepe drang er in hem leeft, maar anderzijds ook welke weerstanden hij deze neurotisch drang in de weg legt en waarom hij dat doet. Pas wanneer hij zijn verzet opgeeft, kan hem de kans worden geboden tot een werkelijke diepe levensvernieuwing. Wat wil de tijdgeest dan? vraagt Schuurman zich af. Hoe kan het komen dat jeugdigen zich zelf verkeerd begrijpen en volwassen de verkeerde voorlichting geven. Daarvoor is het besef nodig, dat de tijdgeest voortkomt uit iets collectiefs, het zogenaamd ‘collectief onbewuste’, waarin bepaalde psychologische grondfactoren werkzaam zijn, archetypen genaamd, wier onderlinge verhouding zich voortdurend wijzigt.
En daarmee zijn we midden in het jungiaanse schema van de ziel beland, dat door Schuurman in één lange zin wordt samengevat: ’Terwijl de tijdgeest vijfhonderd jaar lang de leidende volken heeft gedreven tot het bestuderen van de natuurwetten, om de natuur te leren beheersen, tot analyse van de levensverschijnselen, om zich de samenstellende delen bewust te worden, tot rangschikking en catalogisering, om tot efficiënte organisaties te kunnen komen, m.a.w. tot mechanisering ten einde de levensverschijnselen naar eigen verkiezing te kunnen dwingen, als ware de natuur een machine, terwijl m.a.w de tijdgeest de mensheid ertoe gedreven heeft zelf te ondervinden wat het is, wanneer het koude intellect de boventoon voert, heeft het volslagen debacle, dat daarvan het gevolg is, de onmogelijkheid en levensvreemdheid van dit uitgangspunt aan het licht gebracht, en is een nieuwe tijdgeest bezig door te breken, die mensen oproept zich opnieuw ten opzichte van het volle leven te oriënteren, het gevoelsleven te bevrijden en in plaats van de faustische jacht om bevrediging te zoeken buiten zichzelf, te stellen de bezinning op hetgeen in hen leeft, om dat tot uitdrukking te brengen.’
Er gloorde dus hoop aan de horizon. Na een tijdperk van een ‘gigantische wereldabsorptie’ zou volgens Schuurman nu een tijd aanbreken van een ‘hernieuwde levensexpressie’. Na de dodende techniek kwam de levenwekkende kunst. Kortom, de neuroticus was de nieuwe kunstenaar. Hij was niet alleen de patiënt van een zieke tijd, maar ook de wegbereider van een gezonde toekomst. Uit het trauma van de tijd kwam zo een nieuwe zielsexpressie voort, zoals tien later ook A. M. Hammacher zou beweren. Dat Schuurmans dit idee ontvouwde in het eerste oorlogsjaar, is achteraf bezien opmerkelijk. In 1941 zat er nog weinig beweging aan het front. Hoe naïef het wereldbeeld van Schuurman ook was, zijn behandeling van patiënten had baat. Zo raadde in 1946 ook Reve aan om zijn verontrustende dagdromen en fantasieën niet te onderdrukken maar zijn gedachten op te schrijven. Deze wijze raad heeft uiteindelijk geleid tot het ontstaan van De Avonden dat in november 1947 als boek verscheen. Reve bleef Schuurman nog lang dankbaar. Dertig jaar lang stuurde hij hem trouw een exemplaar met opdracht van al zijn verschenen boeken. Vanuit Schuurmans ‘perspectief der ziel’ bezien komt het werk van Reve in een ander licht te staan. Alles wat bij Reve met ziekte, verwonding, religie en transcendentie van doen heeft, is dan niet af te doen als de problematiek van een psychiatrisch geval, maar vormt juist de kern waar het in dit werk om draait.
Het verband tussen een ziekte van de ziel en een vernieuwing van het religieuze symbool is van begin af aan in het werk van Reve aanwezig. De wortels daarvan zijn niet alleen terug te vinden in Reves ‘kapotte Romantiek’, zoals Jürgen Hillner het noemde, maar ook in de ideeën van Jung, die Reve op het spoor was gekomen in de behandelkamer van zijn eerste psychiater dr. Schuurman. Voor Reve was het schrijven niet alleen een therapeutische activiteit die noodzakelijk was om zijn geestelijk evenwicht te vinden en te bewaren, maar ook een aanhoudende poging om tot een eigentijdse vorm van religieuze openbaring te komen. Mede door de ideeën van Schuurman heeft Reve zich uiteindelijk kunnen bevrijden van het materialistische en positivistische wereldbeeld van zijn jeugd. Die bevrijding vergde een jarenlange worsteling. De definitieve omslag kwam pas rond zijn veertigste jaar, in 1962 dus, of zoals Reve het zelf formuleerde: ‘Ik ben pas later in de vorming van mijn wereldbeeld beïnvloed, eerst door William James, toen door Jung, en ook door Evelyn Underhill.