Mythe, seks en katholicisme

De laatste mythe in de wereld is de mythe zelf. Deze woorden heb ik ooit iemand horen zeggen – ik dacht dat het Adri van Hijum was – en sindsdien zijn ze in mijn kop blijven hangen. Ik vind het een intrigerende uitspraak. Ten eerste zet hij je aan het denken over wat met een mythe eigenlijk wordt bedoeld. Kennelijk moet je onderscheid maken tussen twee soorten mythen. Ten eerste heb je een mythe als een mythisch verhaal, een specifieke mythe dus. Maar daarnaast bestaat ook nog zoets als het fenomeen mythe in het algemeen, dat meer te maken heeft met een menselijke behoefte aan mythevorming. Als je alle mythen uit de wereld zou verwijderen, dan blijft die menselijke behoefte aan mythen bestaan en zullen er weldra nieuwe mythen zich aandienen. Zo ongeveer zou je bovengenoemde uitspraak kunnen interpreteren. Ik denk ook dat hij zo bedoeld is. De vraag is natuurlijk of dat ook werkelijk zo is.

Veel hangt af van de vraag wat je precies onder een mythe verstaat. De term mythe is geen eenduidig begrip. In het alledaagse taalgebruik kan alles zo’n beetje een mythe zijn. Een mythe staat dan voor een als waar aangenomen verzinsel. De mythe bijvoorbeeld dat blonde vrouwen dom zouden zijn. Maar ook beroemde personen kunnen uitgroeien tot een mythe. Het fenomeen Cruijff wordt ook wel en mythe genoemd. Of anders wel Prinses Diana of Marilyn Monroe. In het gewone taalgebruik is een mythe dus zowel iets dat niet waar is als iets dat boven alles uitgaat. De mythe als ‘onaanraakbare leugen’. Dat is de profane betekenis van de mythe die van zijn oorspronkelijk aureool is ontdaan. Oorspronkelijk was het woord mythe immers verbonden met het heilige. Het was en term die verwees naar een andere wereld, de wereld van de goden en halfgoden. Een mythe zei ooit iets over de geschiedenis van een volk, over zijn herkomst en godsdienst. Mythen gaven een verklaring voor de wereld in een tijd dat de wetenschap dat nog niet kon. De mythe was een spontane verklaring in termen van heiligheid voor iets dat in wereldse termen onverklaarbaar was.

Maar sinds de wetenschap het alleenrecht heeft verworven om verklaringen te bieden voor de wereld, is de mythe zelf ook een wetenschappelijke term geworden. Sindsdien is de mythe zowat alles gaan betekenen dat niet tot het domein van de wetenschap behoort. Een wetenschapper ziet een mythe als een als en als juist aanvaarde, maar irrationele rechtvaardiging van een bepaalde sociale orde of van het streven van een bepaalde groep. Vooral sociologen bedienen zich graag van het woord mythe. Zo kan het woord mythe verbonden raken met begrippen als identiteit en zelfbeeld.  De superioriteit van het eigen volk of ras kan gebaseerd zijn op een mythe of juist door een mythe in stand worden gehouden. Zelfs een wetenschap als de geschiedenis kan last hebben van mythen, omdat geschiedenis veel met het zelfbeeld van doen heeft, vooral als het vaderlandse geschiedenis betreft.

Binnen de sociale wetenschappen wordt ook een beperkter begrip mythe gebruikt. Dat is de mythe in de semiotische zin die verbonden is met het begrip ideologie, dat wil zeggen: het onzichtbare stelsel van regels en codes waardoor de burgerlijke samenleving gestructureerd is en die vaak verbonden zijn met instituties. De mythe in die zin opgevat fungeert als een bijzonder soort teken, waarmee mensen in samenlevingen allerlei collectieve begrippen aanduiden en beleven. In zijn boek Mythologieën (1956) heeft de Franse filosoof Roland Barthes een aantal van dat soort mythen beschreven. Je kunt ze herkennen in de reclame voor een nieuwe auto, in de wijze waarop reisgidsen worden geschreven of in de opmaak van een glossy tijdschrift. Ook hier is de mythe iets dat in feite niet waar is en tegelijk tot een andere orde behoort. Het kenmerk van de mythe is volgens Barthes zijn tijdloosheid. Het is een teken dat zich losrukt uit de tijd en een suggestie biedt van een eeuwige waarheid. Vandaar dat je mythen ook niet kunt bestrijden. Ze zijn resistent voor de logica.  Zelf zegt Barthes hier het volgende over:

Het blijkt dus erg moeilijk de mythe van binnenuit te vernietigen, want elke beweging die men maakt om zich ervan los te maken wordt op zijn beurt een prooi voor de mythe: de mythe kan altijd in laatste instantie de weerstand betekenen die men ertegen biedt. Eigenlijk is het beste wapen tegen de mythe haar op haar beurt in een mythe te verstrikken, een kunstmatige mythe te maken: de aldus gevormde mythe is een ware mythologie.

Kortom, de laatste mythe in de wereld is de mythe zelf. De mythe bestaat in een werkelijkheid waar wij met ons normale verstand eigenlijk geen toegang toe hebben. Als je denkt de mythe vernietigd te hebben, dan duikt hij weer op in een nieuwe gedaante. In die zin heeft de mythe ook wel iets weg van de religie in het algemeen. Ook de religie kun je niet zomaar afschaffen. Wie dat probeert ziet de religie weldra in een andere gedaante herrijzen. De Sovjet-Unie kregen in Lenin en Stalin hun eigen heiligen terug met alle semireligieuze rituelen die daar bij horen.  Het seculiere kapitalisme creëert zijn eigen idolen en rituelen. Als je de religie wilt afschaffen, dan moet je – om met Barthes te spreken –  de religie in een andere religie – in een pseudoreligie – verstrikken. Je moet dan een kunstmatige religie maken. Alleen dan verdwijnt de religie. In feite is dat proces ook gaande. Het gebeurt zonder dat we het in de gaten hebben. De spektakelmaatschappij heeft allang zijn eigen pseudoreligie gecreëerd met zijn eigen semitranscendente tijdsorde in een eeuwig nu dat overal gelijk is.

Een parallel van de onuitroeibaarheid van de mythe is te vinden in de seksualiteit. Wie de seksualiteit wil afschaffen ziet haar weldra opduiken in allerlei ongewenste gedaanten. De recente schandalen in de Rooms-katholieke kerk vormen een overtuigend bewijs van die stelling. Het Vaticaan had er goed aan gedaan om het verbod op de seksualiteit voor paters en priesters (het zogeheten celibaat) te verstrikken in een vorm van pseudoseksualiteit.  In feite waren ze daar ook al eeuwen mee bezig, want het celibaat had van oudsher zijn tegenpool in de focus van een persoonlijk beleefde spiritualiteit. Nu die focus stilaan wegvalt in een steeds meer seculariserende wereld werkt het procedé niet langer. Spiritualiteit is geen substituut meer voor seksualiteit. In die zin is het meest sacrale misschien wel verwant aan het meest scabreuze. Beide hebben hun verankering in het taboe.  Spiritualiteit doorbreekt de verboden grenslijn van de geestelijke extase. Seksualiteit doorbreekt de verboden grenslijn van de fysieke  extase.

Als de zekering van de spiritualiteit wegvalt zoekt de drang naar transgressie een uitweg in de verboden seks. Deze  eeuwige wet duidt op een homeostase van lichaam en geest die in de tijd van de middeleeuwse scholastiek al bekend was.  Seks en religie zijn nauw met elkaar verbonden in een stelsel van communicerende vaten. Net zomin al je religie kunt afschaffen kun je  de prostitutie uit de wereld verbannen. Beide fenomenen duiken altijd weer op. Ook Thomas van Aquino was een dergelijke mening toegedaan.  ‘Bordelen,’ zo schreef hij, ‘zijn als riolen. Als je ze weghaalt, dan verspreidt de stank zich over heel de stad.’ Precies zo is het met de religie en uiteindelijk ook met de mythe gesteld.  Haal de mythe uit de wereld en het fenomeen duikt overal op in nieuwe gedaanten. Seks, mythe en religie hebben dus veel met elkaar van doen. Het toppunt van kuisheid is even onmogelijk als een wereld zonder religie. Kortom, het bloed kruipt waar het niet gaan kan. De laatste mythe in de wereld is de mythe zelf.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)