Cohen en de kunst van het hakkelen

Met stijgende verbazing volg ik de verkiezingsdebatten op tv. De grote verrassing is voor mij niet Mark Rutte of Emile Roemer, maar Job Cohen. Hij heeft een geheel nieuwe debattechniek geïntroduceerd: het hakkelen.  Veel mensen kijken met kromme tenen toe hoe hij dat doet. Het begint met een vraag die feitelijke dossierkennis betreft. Dan zie je Cohen eerst enkele seconden verwilderd voor zich uit kijken. Vervolgens erkent hij ruiterlijk dat hij de betreffende gegevens niet paraat heeft. Een doodzonde in de debattechniek, want dat moet je nooit doen natuurlijk. Je hoort dan gewoon een heel ander verhaal af te steken dat helemaal niet aan de concrete vraag vraag beantwoordt, en dan en passant opmerken dat het wel ongeveer zus of zo zal zitten met die cijfers, maar dat dit niet de cruciale kwestie is waar het om draait. Maar Cohen is eerlijk. Veel te eerlijk als je het mij vraagt. En toch is deze wijze van opereren briljant te noemen. Want het echte wapen wordt door hem hierna pas in stelling gebracht. Als Cohen na zijn excuus voor zijn onwetendheid alsnog een antwoord gaat formuleren, doet hij iets nieuws, iets dat ongehoord is voor een doorgewinterd politicus. Hij gaat hakkelen. Heel Nederland houdt dan zijn adem in. We krijgen een hakkelende premier. Zoiets is nog nooit vertoond.

Want hoe je het ook wendt of keert, deze strategie werkt als een tierelier. Ik zelf was een paar weken geleden niet van plan om op de PvdA te stemmen. Zelfs toen Cohen zich kandidaat stelde voor het premierschap was ik beslist niet geïmponeerd. Ik heb Cohen altijd een aardige man gevonden, een goed bestuurder en bovendien een integer politicus. Maar ik vond hem altijd wat te soft. Dat beeld is nu wat mij betreft totaal veranderd. Ik vind Cohen een kanjer, niet omdat ik hem bewonder, maar puur uit medelijden. Zijn onvermogen in het debat heeft mij de schellen van de ogen doen vallen. Het gaat helemaal nergens meer over in dit soort televisiedebatten. Wat we nodig hebben is dus iemand die daar eigenlijk niet aan mee wil doen, iemand de faalangst krijgt tussen al dat onzinnig gekissebis. Dat is pas echt. De echtheid straalt er van af bij Cohen. Dat komt net door zijn aura of charisma, laat staan door imago dat door spindoctors is opgekrikt. Nee, het komt door zijn hakkelen. Dat gehakkel maakt Cohen tot een onweerstaanbare televisiepersoonlijkheid. Hij breekt wat je noemt dwars door het scherm heen rechtstreeks de huiskamer in.

Ik voorspel dat over een paar jaar door mediadeskundigen zal worden beweerd dat deze historische verschijning van een hakkelende premierskandidaat het begin van het einde heeft gemarkeerd van het verkiezingsdebat op tv. De formule werkt niet meer. In Amerika zijn ze ooit gaan denken dat je verkiezingen kunt winnen door een goede debatperfomance voor de tv-camera. Die mythe is dit jaar op de kop af een halve eeuw geleden ontstaan, toen John F. Kennedy de verkiezingen won van een gedoodverfd winnaar: Richard Nixon. Die overwinning werd voor het eerst in een live tv-debat behaald. Er is nadien een reeks van boeken verschenen over hoe dat debat is verlopen. Nixon zat te zweten en Kennedy niet. Nixon had zich niet geschminkt en Kennedy wèl. De Amerikanen luisterden helemaal niet wat deze beide heren zeiden, maar ze zagen hoe ze het zeiden. Het ging om het uiterlijk, niet om de inhoud. Dat was het begin van de mediacratie. Wie wint voor de camera is de winnaar. Job Cohen heeft deze wet omgekeerd. Hij gaat winnen omdat hij verliest voor de camera. Cohen heeft een nieuwe mediawet ontdekt: the loser takes it all.