De katholieke prinses

Leeuwarder Courant, 29 januari 1964

‘Moet je de krant nog even zien? Professor Hemelsoet nam de krant van Lambert S. Aan, bekeek de voorpagina, en wendde deze daarna naar mij toe. Bij een grootkoppig bericht, dat onze eigen prinses Irene katholiek was geworden, prijkte een grote foto, waarop Hare Koninklijk Hoogheid een ongeveer 25 centimeter hoog houten kruis op haar boezem torste. Bah’, zeide professor Hemelsoet en wierp de krant van zich af in een lege fauteuil.’

Aldus Gerard Reve in zijn boek Moeder en Zoon (1980). Wat Reve hier beschrijft klopt niet. De scene speelt zich af bij het zogeheten colloqium doctum theologicum, zijn toelatingsexamen tot de Rooms-Katholieke Kerk, dat hem werd afgenomen door professor Hemelsoet in het voorjaar van 1966. Het krantenbericht waar Reve naar verwijst dateert van 29 januari 1964. Twee jaar eerder dus. Ik moest er gisteren weer aan denken, toen ik het nieuws hoorde van het overlijden van Prins Carlos Hugo van Bourbon Parme. In mijn exemplaar van Moeder en Zoon staat een dikke streep naast deze passage. Het bericht, dat prinses Irene katholiek werd, staat in mijn geheugen gegrift. Ik zat toen in de vierde klas van het Ignatiuscollege en daar sloeg het nieuws in als een bom. Ik weet nog goed dat pater Lorié SJ op een ochtend ons klaslokaal binnen kwam. Lorié, bijgenaamd Lorre, was een wonderlijke man. Hij kon heel wreed zijn zelfs op het sadistische af. Wonderlijk genoeg kon ik het altijd goed met hem vinden. Lorié vond dat ik wel aardig kon formuleren en dan heb je het zelfs bij de meest excentrieke jezuïet al gauw gemaakt.

Lorié ging die ochtend voor de klas staan en keek ons indringend aan. ’Als jullie die schele nog willen trouwen, dan moet je wel opschieten!’ riep hij luidkeels. Hij had gelijk. Prinses Marijke was de enige die nog over was. Alle andere prinsessen waren inmiddels aan de man. Voor zover ik weet heeft niemand uit onze klas nadien ooit een poging gewaagd om op deze wijze door te dringen tot het Koninklijk Huis. Het wonderlijk is, dat Reve zich wat de datum van Irenes bekering betreft zo overduidelijk kon vergissen. Ook Nop Maas wijst op deze aperte fout op in het tweede deel van zijn biografie. Het bewijst maar weer eens dat Reve wel eens een loopje nam met de feiten. Vaak zijn feit en fictie bij hem moeilijk uit elkaar te houden. Zelfs zijn brieven zijn wat dat betreft niet echt betrouwbaar. Willem Bruno van Albada verklaarde ooit voor de camera van Omrop Fryslân dat Reve ook in zijn brieven de feiten wel eens verkeerd weergaf of opzettelijk naar zijn hand zette. Het het geheugen is een raar ding. We herinneren ons wat we ons willen herinneren. Zo schept ieder zich zijn eigen verleden en gaat de herinnering niet zelden met de waarheid aan de haal.