De rustificatie van het moderne

Dit schilderij is van Maurice Utrillo, een gezicht op Montmartre. Ik heb niet zoveel met deze schilder. Zijn werk doet me altijd denken aan al die amateuristische doekjes op schildersezels die je tegenkomt op het Place du Tertre. Utrillo heeft zowat zijn hele leven in Montmartre gewoond. Zijn werk is ermee vergroeid, zodanig zelfs dat zijn schilderijen het beeld van de werkelijkheid bijna hebben verdrongen. Ons beeld van Montmartre is bedolven geraakt onder de schilderijen van Utrillo. Hij is zo vaak geïmiteerd dat je niet alleen het origineel niet meer kunt zien, maar ook Montmartre zelf.

Een ‘Utrillo’ is bovendien heel makkelijk te imiteren, want als schilder was hij eigenlijk naïef, een soort gelikte zondagsschilder. Je hoeft niet eens echt te kunnen schilderen om hem te imiteren. Sterker nog, als je werkelijk talent hebt kun je niet eens schilderen zoals hij. Utrillo heeft zelf ook nooit op en academie gezeten en kreeg alleen wat schilderles van zijn moeder, het beroemde model Suzanne Valodon. Waarschijnlijk was zijn een beroemd schilder, maar dat is nooit opgehelderd. Al met al was Utrillo was een wat tragisch figuur, die een deel van zijn leven in psychiatrische inrichtingen verbleef. Een outsider dus, in alle opzichten.

Maar is dat wel zo? Ik ben momenteel een prachtig boek aan het lezen: Modernity and Nostalgia, art and politics in France between the wars (1995) van de Amerikaanse kunsthistorica Romy Golan. Zij laat een heel ander beeld zien van het modernisme in de jaren twintig en dertig. Natuurlijk is bekend dat na de Eerste Wereldoorlog de moderne kunst in een crisis belandde. Veel kunstenaars, zoals ook Picasso, wendden zich af van het kubisme of de abstractie en keerden terug naar meer traditionele vormen van realisme en naturalisme. Deze rappel à l’ordre wordt vaak als een tijdelijke terugval beschouwd in de ontwikkeling van de moderne kunst. De avant-garde zou zich uiteindelijk weer herstellen in zijn vlucht vooruit.

Romy Golan laat zien dat dit beeld niet klopt. Na de verschrikkingen van ‘de grote oorlog’, die zich grotendeels op het Franse platteland had afgepeeld, kwam er vooral in Frankrijk een diepgaande restauratie op gang. Het boerenleven werd voortaan geïdealiseerd, de landschapsschilderkunst raakte weer in de mode, de grote stad kwam in een kwaad daglicht te staan en het regionalisme vierde hoogtij, niet alleen in de kunst maar ook in de architectuur. Dat alles kreeg een sterk nationalistisch accent. Het eenvoudige gemeenschapsleven van het boerendorp werd als norm gesteld. De traditie en vooral de middeleeuwen werden andermaal herontdekt. Kortom, Frankrijk zag zich zelf als de bakermat van al dit goeds, dat door de moderniteit vernietigd dreigde te worden. Om dit alles goed in beeld te krijgen onderzocht Romy Golan vooral de populaire kunsttijdschriften die doorgaans genegeerd worden in het reguliere onderzoek van deze periode. Zo brengt zij het werk van halfvergeten schilders opnieuw aan het licht, Marcel Gromaire bijvoorbeeld, van wie ik nog nooit had gehoord.

Werk van meer bekende kunstenaars komt opeens in een heel ander licht te staan. Zo ook het oeuvre van Maurice Utrillo, die in 1923 doorbrak met een grote tentoonstelling in Parijs. Zijn blik op Montmartre paste precies in de heersende trend van die tijd, om het beeld van de moderne metropool te ontkennen of te verzachten. Men zag Parijs liever als een aaneenschakeling van arrondissementen, een soort lappendeken van dorpskernen. Zo werd ook Frankrijk als geheel liever gezien als verzameling van departementen met heel eigen tradities, gebruiken en kunstzinnige eigenaardigheden. Niet alleen in kunst en architectuur, maar ook in de literatuur kwam deze trend sterk naar voren. De streekroman beleefde in Frankrijk een bloeiperiode in die jaren tussen de wereldoorlogen.

Romy Golan heeft hier een mooi woord voor: rusticizing the modern. Je zou het kunnen vertalen met ‘de rustificatie van het moderne.’ Rustificatie is een woord dat in de architectuurhistorie een heel eigen betekenis heeft. Het duidt op het ruw en grof maken van steen-oppervlakken in gevels (rustica), een techniek die in renaissance-paleizen werd toegepast. In relatie tot het begrip moderniteit zou het begrip ‘rustificatie’ kunnen duiden op het ‘regionaliseren’, ‘provincialiseren’, ‘ver-landelijken’, ver-plattelanden’. Kortom, het moderne wordt van zijn scherpe kanten ontdaan door het te verzachten met elementen uit de traditie, het eigene, het collectieve. Dit zou een mooi sleutelbegrip kunnen zij om het modernisme in Friesland eens nader onder de loep te nemen en wellicht in een internationaal kader te plaatsen.

Vanuit het perspectief dat Romy Golan schetst, komt de strijd tussen moderniteit en regionalisme, die in de jaren dertig in Nederland hoog oplaaide (zie mijn log: regionalisme in de jaren dertig), in een ander licht te staan. Het was niet zo, dat alleen de kosmopolieten als Menno ter Braak, Theo van Doesburg en Arthur Lehning een internationale context hadden, maar ook het regionalisme paste in een veel bredere internationale trend. Je zou het de keerzijde van de moderniteit kunnen noemen. Het verlangen naar het verleden was misschien nog wel sterker dan de drang naar vooruitgang. Kortom, het modernisme van het interbellum heeft twee gezichten gekend. Moderniteit en nostalgie waren onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door de naoorlogse doorstart van de moderniteit is het beeld van het interbellum behoorlijk vertekend.