Onder neerlandici
Zo’n tachtig mensen waren gisteren komen opdagen bij symposium ‘De fascinatie voor Slauerhoff’, dat georganiseerd was door het Obe Postma Selskip. Ik was de eerste spreker en had 35 minuten om mijn verhaal te doen. Dat werden er iets meer, om het zacht te zeggen. Ik had begrepen dat mijn inleiding zo’n 8000 woorden mocht omvatten. Dat was ook zo, maar dat aantal had betrekking op de publicatie die na afloop gaat verschijnen. ‘s Ochtends vooraf merkte ik tot mijn schrik, dat ik met dit aantal ver buiten de oevers van mijn spreektijd zou gaan treden. In allerijl heb ik toen nog zo’n 1000 woorden geschrapt, maar wat overbleef was nog veel te veel. Na afloop voelde ik me een beetje ongemakkelijk, want het tijdschema van de dag lag door mijn optreden meteen al overhoop. De inleiding van Philippus Breuker werd verplaatst naar na de pauze. Ook hij bleef overigens te lang aan het woord, waardoor ik mij weer wat gemakkelijker voelde.
Gelukkig was Jaap Goedgebuure niet komen opdagen wegens griep. Zo kwam alles toch nog op zijn pootjes terecht. Na mij beklom Wim Hazeu het spreekgestoelte. Alvorens dat te doen schoof hij mij discreet een kaartje toe, waarmee hij mij erop attent maakte dat ik in mijn inleiding ‘Roel Houwink’ abusievelijk ‘Rob Houwink’ had genoemd. Ach ja, ik ben maar een eenvoudige kunsthistoricus en ook Slauerhoff was een sloddervos. Tussen al die geletterde neerlandici en betûfte Slauerhoffkenners voelde ik mij gisteren een beetje een als een kat in een vreemd pakhuis. Het etentje na afloop in Wouters was er overigens niet minder om. Het is een actieve club dat Obe Postma Selskip. De geest van ‘de Rimbaud fan Ljouwert‘ was gisteren weer even terug in zijn geboortestad.