1826 uitvinding fotografie1890 uitvinding film1919 eerste radio-uitzending in Nederland1936 uitvinding televisie1946 uitvinding computer1951 introductie tv in Nederland1957 ingebruikname zendmast Irnsum1960 90 % tv in VS, 29 % in Nederland1962 50 % tv in Nederland1965 uitvinding video (portapak)1967 kleuren-tv in Nederland, eerste mondiale live tv-uitzending1969 live tv-uitzending maanlandingJaren ’80 introductie PC (personal computer)1989 www (internet)1994 eerste tv-uitzending Omrop Fryslân
Ziedaar de geschiedenis van de moderne media in een notendop. Het eenparig versneld proces waarvan het einde nog lang niet in zicht is. Media veranderen de wereld, de cultuur en de mens, maar ook de regio. De media hebben ook Friesland veranderd. De impact die de invoering van de televisie op Friesland heeft gehad is lange tijd onderschat. In de Encyclopedie van het hedendaagse Friesland, die in 1975 verscheen, worden in maar liefst 22 inleidingen alle recente veranderingen in de Friese samenleving in beeld gebracht. Slechts één zin daarvan is gewijd aan de invloed van de televisie: ’Met name door de komst van massamedia, in casu de televisie, heeft zich een democratisering en nivellering voorgedaan.‘
Die zin was van Gerben Abma in zijn beschouwing over de Friese Letteren. Wat je noemt een understatement. In de bundel Friesland 1945-1970, die in 1970 verscheen onder redactie van J.J. Spahr van der Hoek en K. de Vries, komt het woord ‘televisie’ zelfs helemaal niet voor. Pas in de Geschiedenis van Friesland 1750-1995 die in 1995 verscheen onder redactie van Johan Frieswijk c.s. worden enkele regels aan de invloed van de televisie gewijd. Bovendien wordt hierin met een tabel aangetoond dat het aantal televisietoestellen in Friesland van 1956 tot 1962 steeg van 42 tot circa 24.000.
Friesland bleef in de jaren vijftig relatief lang in een tv-isolement, omdat de zender van Lopik een cirkel trok langs Zwolle en Lemmer en dus Friesland niet goed bereikte. Al op p 10 oktober 1951 was in Nederland gestart met experimentele televisie, In 1956 werd er een Fries comité van (ontevreden) televisiekijkers opgericht door burgemeester J.G. S. Bruinsma van Bolsward. Er bestonden plannen voor een grote zendmast in Appelscha, die driehonderd meter hoog zou worden, maar dat ging niet door. Na de ingebruikname van de hulpzender in Irnsum in mei 1957 kon de opmars van de TV in deze provincie pas goed beginnen.
In de Leeuwarder Courant verscheen een euforisch verslag van de eerste proefuitzending via Irnsum van de voetbalwedstrijd Nederland-Duitsland op 3 april 1957. Dat was de doorbraak. Eindelijk geen sneeuw in beeld of rollende strepen over het scherm. In de etalages van de radio- en televisie-zaken verdrongen de mensen elkaar om het wonder van techniek te aanschouwen. Een nieuw toestel was trouwens niet goedkoop. Je betaalde er tussen de 800 en 1200 gulden voor.
Maar hoe werd dit nieuwe medium beleefd? Op die vraag geven twee romans uit het begin van de jaren zestig een antwoord. In De oerwinning fan Bjinse Houtsma (1962) laat Anne Wadman zien, hoe de hoofdpersoon Hindrik Visser met de aanschaf van een televistoestel zijn slechte huwelijk met Wypkje Hempenius tracht te redden. Je stak er wellicht ook wat van op en met een goed toneelstuk of een aardige film kon je in die eenzame dorpstreken cultureel bijblijven, zo laat hij Hindrik zeggen. Als deze overspelige huisvader zich schuldig voelt, kijkt hij samen met zijn vrouw Wypkje gezellig naar tv en ziet een blauw schijnsel van door haast verslonden mannen met aktetassen in auto’s, die halsbrekend bochtenwerk verrichten… De televisie hoort in deze roman bij een ingedut huwelijk en een sukkelige vrouw.
Twee jaar later laat Trinus Riemersma de televisie een centrale rol vervullen in zijn roman Fabryk. De medewerkers van de fabriek,kunnen via hun werkgever goedkoop een tv-toestel aanschaffen, maar de ik-figuur van deze roman weigert mee te doen vanwege het dwingende karakter van deze actie. ‘Jim kinne yn’e stront sakje mei jim telefyzje!’ Ook hier is het vaak dat de vrouw van de werknemer voor de verleiding zwicht. ’t Wiif hie der wol sin oan.’ Prachtig zijn de scènes waarin Riemersma het nieuwe televisie-ritueel in de huiskamer van een arbeidersgezin beschrijft. Het is bijna een sacrale sfeer die dan ontstaat, met iedereen – zelfs het bezoek – om het toestel geschaard: ‘in houten bak mei in mat-griis glêzen each.’
Er werd gekeken naar een dans van twaalf vrouwen, allemaal hetzelfde gekleed met lange blote billen en een diadeem in het haar. Na afloop flikkerde het beeld helder op. In de kamer klonken drie zuchten en drie lichamen hesen zich in de stoel overeind. ‘Doe’t ik dat goed yn my omgean liet, waerd ik wé en lilk: it each fan God ljochtet, en yn tûzenen wenkeamers forskeuke safolle tûzen minsken op de stoel en litte in sucht hearre. Men soe hinnegean en slach dat each fyn en wâdzje dy hiele rotkast yninoar.’
Dankzij de media voltrokken culturele revoluties zich voortaan wereldwijd. De impact van popmuziek kon dankzij de media een transnationale generatie-samenhang creëren. De eerste wereldwijde live-uitzending per satelliet op 25 juni 1967 – waarbij de Beatles hun All you need is love lanceerden – staat gegrift het collectieve geheugen van een mondiale generatie van de babyboomers. Deze uitzending werd door 400 miljoen mensen in 26 landen gelijktijdig bekeken. De mondiale doorbraak van de televisie in de sixties manipuleerde de contemporaine beleving van tijd, maar ook de herinnering en de geschiedenis. Sterker nog, het beeld van de jaren zestig is voor een goot deel door de media geconstrueerd. In zijn boek De wereldwijde jaren zestig (2004)stelt Hans Rigthart een cruciale vraag over dit roerige decennium dat een groot deel van de wereld in gelijktijdig beroering bracht: ‘Zijn de media misschien de causa causans van het transnationaal karakter van de jaren zestig?’
Die ‘wereldwijde jaren zestig’ werden dankzij de tv ook een regionale jaren zestig. Er was geen uithoek meer – ook in Nederland niet – die buiten bereik bleef van de culturele transformatie die door de televisie in de ether te weeg werd gebracht. Kortom, er was geen houden meer aan. De doorbraak van de televisie in Nederland heeft bijgedragen aan wat men destijds noemde ‘de integratie van de gewesten.’ Op vergelijkbare wijze heeft drie decennia later de doorbraak van internet een definitieve bijdragen geleverd aan de integratie van de wereld. De wereld versplintert en wordt één. In de jaren zestig heeft televisie dat ingrijpend proces op zijn eigen wijze bevorderd, zowel mondiaal als regionaal. Friesland kon daarin niet achterblijven. Dat proces leidde uiteindelijk zelfs tot een eigen regionale tv-zender. In 1994 ging in Friesland de regionale televisie van start met de eerste uitzending van Omrop Fryslân.
Na de val van de Berlijnse Muur maakten de laatste restanten ideologie plaats de hegemonie van het individu. Van de weeromstuit groeide alom de behoefte aan vertrouwde vormen van samenhang en culturele identiteit. Zo riep het naderende elektronische werelddorp wonderlijke reacties op, die het oude dorpsplein in herinnering brachten. Nieuwe media zijn onze wereld aan het veranderen, sterker nog, ze zijn ons zelf aan het veranderen dat we daar altijd erg in hebben. Ze veranderen niet alleen onze blik op de wereld, maar ook ons bewustzijn en ons besef van tijd en ruimte. Alles is voortaan altijd en overal voor handen. Vroeger kon je nog wel eens zeggen dat je iets per ongeluk gemist had, maar dat kan niet meer. De technologie van de nieuwe media heeft elke vluchtweg afgesneden. Je kunt de telefoon niet meer uitzetten, want een e-mail komt altijd aan. Alleen lees je het bericht op een ander moment, zoals je ook een uitzending bekijkt op een tijdstip dat het je uitkomt.
De media doen aan ‘tijdspreiding’ met het gevolg dat er geen tijd meer resteert waarin niets meer gebeurt. De 24-uurs economie heeft elk uur productief gemaakt. De koopzondag heeft het shoppen tot een eeuwigdurende bezigheid getransformeerd. Alles gebeurt tegelijk, en nooit meer synchroon op één moment. De gelijktijdigheid van het ongelijktijdige splijt de wereld in een oneindig pluralisme. Er is niet meer één werkelijkheid, maar er zijn voortaan talloze werkelijkheden naast elkaar. Andermaal versplintert de wereld en wordt één elektronisch werelddorp. Dat is de vreemde paradox die ook de nieuwe media teweeg brengen.
Die schijnbare tegenstelling is misschien wel de grootste paradox van de laatste fase in de ontwikkeling van de media. Maar er is nog iets. Het perspectief van de verdwijnende Europese staatsgrenzen bracht in de jaren negentig menig voorvechter van een regionale cultuur in een jubelstemming. Deze plotselinge opwaardering van de regio werd gezien als een noodzakelijke ontwikkeling die zich alom aan het voltrekken was. Met het vervagen van de nationale staat als dominante cultuur zou de regionale cultuur als vanzelf alle aandacht opeisen. Ook voor minderheidstalen bood dit wenkend perspectief ongekende mogelijkheden. Zo kregen het Fries, Nedersaksisch en Limburgs ieder een vorm van Europese erkenning. Weldra zouden ook het Zeeuws en het Vlaams gaan volgen.
De tijd nadert dat nationale talen in dezelfde defensieve positie geraken als die van de huidige minderheidstalen. Zo wordt een spontaan defensief van onderop ingezet, niet alleen tegen de globalisering en het unificatieproces van de media, maar ook tegen een ongrijpbare ontwikkeling die van bovenaf op mondiaal niveau om zich heen grijpt. Regionale media versterken het thuisgevoel in een thuisloze wereld, parallel aan de imagined communities die de andere media aan het creëren zijn. De gemediatiseerde wereld van vandaag doet de ervaring van identiteit steeds sterker fragmenteren, maar de regio blijkt de ideale cultureel-geografische grootheid te zijn om het gevoel te behouden dat de wereld nog ergens een eenheid vormt.