Afscheid van Wim

Buiten was het een witte wereld, maar binnen was het zwart van de mensen, gisteren bij het afscheid van Wim Bors in het crematorium van Goutum. In de aula waren te weinig stoelen voorhanden om iedereen een plaats te geven. Er waren meerdere sprekers te horen, onder wie Wim’s vrouw Lucie en zijn dochter Eva – de laatste met een mooi gedicht van eigen hand. Daarnaast ook twee chansons van Leo Ferré: ‘Requiem’ en ‘Pépée’. Tot slot werd de video ‘Avec le Temps’ getoond, die Wim in 1989 heeft vervaardigd naar aanleiding van het gelijknamige chanson van Ferré. Al met al was het een indringend en emotioneel gebeuren, maar ook vol poëzie en tedere herinneringen. Het gaf een goed beeld van Wim als mens en kunstenaar. Als laatste spreker mocht ik zelf het woord doen.

***

Zolang ik in Friesland ben, heb ik Wim gekend. Twee jaar eerder dan ik, in 1975  kwam hij samen met Lucie hier naartoe, helemaal vanuit Scheveningen. Het was de tijd dat kunstenaars niet de hectiek van de grote stad zochten, maar de stad juist wilden ontvluchten. Ze verlangden naar een onbesmette horizon, een goedkoop huisje aan de dijk, in het land waar het leven goed was en de Beeldende-kunstenaarsregeling nog stipt werd toegepast. In die eerste jaren in Friesland sleepte Wim nog wel eens wat Friese kunstenaars mee de Afsluitdijk over om te exposeren bij Galerie Stahlecker of anders wel om door te zakken bij Pulchri of in zijn eigen stamkroeg in Den Haag. Toch zou het nog acht jaar duren voordat ik zelf  Wim werkelijk leerde kennen. Het was in het voorjaar van 1983 dat Wim samen met Gijs Winkelman de opdracht kreeg mee te helpen aan een tentoonstelling van alle kunstenaars in Friesland, die gebruik maakten van de BKR. Dat  waren er in die tijd maar liefst 81. Die tentoonstelling was  bedoeld als een protest tegen de aangekondigde bezuinigen en moest  zowel in het Fries Museum als het Princessehof in drie weken tijd worden ingericht. Ik wist bij God niet hoe je zo’n grote manifestatie in zo’n korte tijd aan moest pakken. Wim ook niet, geloof ik. Maar hij was rijkelijk gezegend met iets wat ik niet had: Haagse bluf vermengd met de Franse slag en bovendien een grote dosis humor.

Zo maakte ik voor het eerst kennis met zijn scherpe tong, zijn impulsieve karakter, zijn onnavolgbare improvisatietalent, zijn schaterende en soms hinnikende lach – niet zelden onderbroken door een wat astmatische hoest –  maar vooral ook zijn gouden hart, waarvan hij beslist geen moordkuil maakte. Integendeel, Wim ging door roeien en ruiten, vooral als een wat trage museumconservator niet precies deed wat hij van hem of haar verlangde. Niet te filmen man! riep hij als hij weer iets had geflikt, wat ons niet lukte.  Dat er ook wel eens wat mis ging, mocht de pret niet drukken. Waar gehakt wordt vallen spaanders. Zo zag ik een schilderij  krakend de goederenlift uitkomen om vervolgens compleet in barrels uit de lijst te breken. Dat was in het gebouw van de Fryske Academie, waar alle tentoon te stellen werken vooraf werden ingezameld. Wim loste het euvel binnen een kwartiertje op, door de betreffende kunstenaar uit zijn bed te bellen en hem vermanend toe te spreken over de belabberde wijze waarop hij zijn schilderijen placht in te lijsten. De tentoonstelling werd overigens een groot succes en na afloop  zaten Wim en Lucie tot diep in de nacht bij ons thuis in de tuin, nog niet beseffend dat zowel Lucie als Marijke – mijn vrouw – tegelijk zwanger waren van hun laatste kind, de een zoon, de ander een dochter.

Sindsdien liepen er meer dingen parallel in ons leven.  Wim en ik ontdekten dat we veel met elkaar gemeen hadden, hoezeer onze karakters ook verschilden, We deelden een liefde voor Frankrijk. Voor de poëzie van Baudelaire en  Rimbaud, maar vooral ook voor de chansons van Leo Ferré. Wim nam me mee naar tentoonstellingen en videomanifestaties elders in het land, hij deed me voor hoe je een busreis voor vijftig kunstenaars organiseerde, maar hij regelde ook een vrijkaartje voor het laatste concert van Leo Ferré in Vredenburg in Utrecht. Zelfs zorgde er voor dat de oude meester speciaal voor mij een handgeschreven opdracht schreef op één van zijn vele litho’s die Wim aan Ferré had gewijd. Les anarchistes, want dat vond ik de mooiste. ‘A toi Huub avec mes sentiments fraternels’, schreef Ferré. Want voor Wim deed zelfs de oude Ferré precies wat hij hem vroeg. Het zal niet zozeer zijn Haagse bluf zijn geweest, als wel een zielsverwantschap, die Ferré in Wim moet hebben herkend. Hij gaf hem in ieder geval zijn volledig vertrouwen om al zijn  teksten te gebruiken en het vriendschappelijk contact tussen die twee bleef bestaan tot de dood van Ferré in ‘93.

Ferré hield ook van mensen die het hart op de tong hebben, die de moed hebben hun eigen weg te gaan en zich door niets en niemand laten weerhouden. Want zo was Wim. Evenals Ferré was hij diep in zijn hart een soort anarchist. Door de jaren heen liet hij zich niet alleen kennen als een
 eigenzinnig kunstenaar, maar ook als een gedreven organisator die de kunst verstond om dingen van de grond te tillen, zelfs hier in Friesland, waar alles vaak wat trager gaat dan destijds in Den Haag, waar hij – als het moest – het hele Kurhaus op zijn kop kon zetten, of in no time tien piano’s regelde voor een concert. Zo tilde Wim ook het Internationaal Videofestival Friesland van de grond, dat later – mede door zijn dochter Nadine – uitgroeide tot het huidige Media Art Festival. Wim verstond de kunst om anderen enthousiast te maken voor zijn ideeën. De periode, waarin hij geïnspireerd werd door Leo Ferré, blijkt achteraf in fase te 
zijn geweest in een proces van een veel langere adem. Zijn 
fotografie, zijn kwaliteiten als graficus. zijn hang naar 
poëzie, zijn voorliefde voor bibliofiele uitgaven, dat alles bij elkaar heeft door de jaren heen geleid tot een indrukwekkende 
productie.

In augustus hoorde ik van Lucie het trieste bericht dat Wim ongeneeslijk ziek was en niet lang meer te leven had. Het was op een mooie nazomerdag dat ik de fiets pakte voor een tocht naar zijn huisje aan de dijk. Ik fietste door weidse landschap van ‘t Bildt met zijn hoge luchten boven eindeloze vlaktes, het licht waar Wim zo van hield, dat hij zo graag fotografeerde en dat hem aan het licht van Noord-Franse kust deed denken. Wim en spraken die middag over van alles en nog wat, maar vooral ook over het al het moois dat wij samen hebben beleefd, en wat hij mij zo vaak liet beleven, als kunstenaar, maar vooral ook als levenskunstenaar, want dat was hij.

Toen ik aanstalten maakte om op te stappen, hield hij mij tegen. ‘Wacht even,’ zei hij en verdween in het achterhuis, om kort daarop terug te keren met een mooie fes wijn, die hij in mijn fietstas stopte.

– ‘Zie je dat licht’, zei ik, ‘dat is jouw licht!’

– ‘Ja, niet te filmen man’, zei Wim.

Ik reed weg en zwaaide nog.

– ‘Dag Wim!’

Hij was een bijzonder mens. Een mens om van te houden.