Aggiornamento in Friesland
Men bisocht aItiten wer as stipe foar minsklike wetten it alge miene, it ieuwige en dus godlike to finen. It “God wol it” rolle mannichien maklik út de mûle. Ek in de drokke dis kusjes tsjintwurdich oer evolusje en aggiornamento oppe nearje harren in soad Friezen mei: “alles bêst, mar hoe is ’t nou?”, “hwat is de wierheit?” Dit longerjen op it echte en wiere neamde pater Titus Brandsma in typysk eigenskip fan de Friezen. Nou kin men nei de sin fan Plato en de Skoalastyk wol miene dat it winliks wiere it algemiene is en dé realiteit, de existentieel-fielende minsken fine soks krekt irreëel, in flecht út de brede konkrete wurklikheit wei. Goudgravers digerje wol, mar net fier. Harren wrâld is lyts. Nou soe men jinsels freegje kinne oft soms de Fryske ka tholiken troch harren kontakt mei de universele tsjerke dy forlytsing net hwat keare kind hiene. Och, fan dat kearen koe fansels net folle op’e hispel komme. Harren inbreng in de magistratuer, yn it tsjerklikke en kulturele libben, wie langere jierren net mear as in pypfol.
Aldus Pater Sybrand Galama OFM in zijn artikel Hwannear is Friso goed by de tiid?, dat is opgenomen in de Feestjefte Fyftich jier Roomsk Frysk Boun – de organisatie die in 1917 opgericht door Titus Brandsma – de katholieke zijtak van de Friese beweging, dat wil zeggen: een roomse Frieszinnige beweging die in de jaren zestig pleitte voor een liturgie in de Friese taal. We schrijven 1967. De situatie die Galama schetste was kenmerkend voor de grote ommekeer in het Rijke Roomse Leven in Friesland. Een keerpunt ook in de jaren zestig. Gods Koninkrijk, dat niet van deze wereld was, leek opeens werelds te worden. Het gewone werd bijzonder. Het persoonlijke werd politiek. Blasfemie werd heilig. Kortom, alles werd op zijn kop gezet. Het Tweede Vaticaans Concilie was net achter de rug en het Pastoraal Concilie stond voor de deur. Daarna zou alles anders worden. Iedereen sprak in die tijd in termen van ‘het concilie’, anders gezegd: het aggiornamento, het ‘bij de tijd brengen’ van een verstarde geloofsleer. Zelfs de Provo’s hielden een concilie in het Limburgse Borgharen.
Ook het Roomse Fryslân ging op de schop. De tijd van onveranderlijke waarheden – ‘God wol it‘ – was voorbij, een onzekere toekomst van ‘existentieel zoeken en tasten’ stond voor de deur. De voorbesprekingen voor het Pastoraal Concilie zouden overal in het land plaatsvonden. Het was een soort brede maatschappelijke discussie in katholiek Nederland. In Friesland zou het katholieke vormingscentrum Vinea Domini (letterlijk: ‘de wijngaard des heren’) in Witmarsum voor deze discussie als podium gaan dienen. Daar werden wel vaker lezingen en debatten georganiseerd. Gerard Reve gaf hier in die tijd een lezing over de mystiek-religieuze achtergrond van zijn werk. Dat was een bijeenkomst voor het katholiek theologendispuut Corona, waarbij ook Laurens ten Cate aanwezig was. Dr. Marinus Agterberg sprak bij die gelegenheid vanuit een katholiek engagement met de wereld over ”Rome wereldkerk of wereld-kerk”.
Marinus Agterberg was – evenals Laurens Ten Cate – in Friesland een markant figuur in die tijd. Hij was theoloog en kwam in 1964 naar Witmarsum, waar de Augustijnen sinds het begin van de vorige eeuw een klooster hadden. Marinus Agterberg werd hier theologisch staflid van het katholiek vormingscentrum Vinea Domini, dat in de jaren zestig behalve cursussen, ook zeilvakanties voor astmatische jongeren organiseerde in een aparte zeilschool aan de Oudegaaster Brekken. In 1970 zou Marinus Agterberg lid worden van de Friese Provinciale Staten. Hij kwam uit voor de PPR, de partij waar hij mede-oprichter van was. Hij maakte dus de stap van de theologie naar de linkse politiek, een weg die veel progressieve katholieken eind jaren zestig insloegen. In 1973 zou hij zelfs voor de PPR zijn intrede doen in de Haagse politiek. Dat was de omgekeerde wereld. Terwijl in de KVP fracties al lang geen priesters meer zaten, werden voor de PPR in 1973 twee monniken gekozen: pater Michel van Winkel OSB in de Tweede Kamer en pater Marinus Agterberg OSA in de Eerste Kamer.
In die nadagen van de verzuiling had je vier vormingscentra in Friesland: het Hervormde centrum De Oorsprong Sint Nicolaasga de Algemene Volkshogeschool Allardsoog te Bakkeveen, het christen-socialistische Woodbrookerhuis te Kortehemmen en Vinea Domini – dat misschien nog wel meer dan de drie andere bloeide als nooit te voren. Het jaar 1969 zou zelfs een topjaar worden met 1759 deelnemers die deelnamen aan het cursuswerk. Vinea Domini werd ook de thuisbasis van de Friese voorronde voor het Pastoraal Concilie in dat van 1967 tot 1970 in Noordwijkerhout werd gehouden. Een van de deelnemers aan de discussies in Witmarsum was Gerard Reve. Hij nam deel aan het ‘Weekend Pastoraal Concilie’ dat op 10 en 11 december 1966 in Vinea Domini werd gehouden, zo weet Nop Maas te melden. Ook bij een tweede weekend op 28 en 29 januari 1967 gaf Reve acte de présence. Hij zou zelfs afgevaardigd worden naar Pastoraal Concilie in Noordwijkerhout, zoals hij in een brief van 13 december 1966 aan Josine M. liet weten: ‘Over Geest gesproken: ik neem deel aan het Pastortaal Concilie van de rooms-katholieke kerk, en bemerk dat ik vergeleken met de meeste ander deelnemers nogal konservatief ben.’ En op 19 december schrijft hij:
‘Het Concilie vergadert maar drie keer. Het is meer een peiling van de mening der gelovigen, dan en synode die bindende besluiten neemt. Theologisch gezag hebben onze uitkomsten niet, maar ze ontstaan wel op democratische wijze & tenslotte is ook elk rooms katoliek dogma een weergave van iets, dat al minstens een paar eeuwen geloofd werd ( behalve dat ellendige dogma der pauselijke onfeilbaarheid, dat een onding is, al geldt die onfeilbaarheid alleen wanner hij ex cathedra spreekt, om een geloofsartikel af te kondigen).
Dat was het begin van de grote ommezwaai van Reve. Aan het Pastoraal Concilie in Noorwijkerhout heeft hij nooit deelgenomen, voor zover ik weet (zie ook: Hoe God verdween uit Nederland). In de tweede helft van de jaren zestig leek de democratisering van het hiërarchische roomse bolwerk juist in Nederland een aanvang te nemen. Er ontstond een open klimaat, waarin alles ter discussie kon staan. Door de vrijmoedigheid, waarmee verschillende thema’s besproken konden worden, trok het Pastoraal Concilie Noordwijkerhout ook veel aandacht in het buitenland. Katholiek Nederland was hot in die tijd. Geregeld werden er cameraploegen van CNN op Schiphol ingevlogen om verslag te doen van de ontwikkelingen. Misschien is het juist wel die grote media-exposure geweest die de aandacht afleidde van het werkelijke probleem dat aan de orde was..
In een brief aan Josine M. van 10 januari 1969 laat hij weten dat hij zich hier in dit veranderend klimaat allesbehalve thuis voelde: ‘...mijn Kerk lijkt wel een stervende kerk, zonder bezieling: men neemt de dogmaas letterlijk, of men wil ze met de vuilnisman meegeven, maar begrijpen, beleven & in vervoering vertolken, daar zie of hoor ik, behalve tijdens Vader K. zijn missen, nooit ook maar iets.’ Kortom, het katholicisme was vier eeuwen na Reformatie en Contrareformatie snel aan het evolueren. Steeds meer spreekt hij zich uit voor de restauratie van een conservatief katholicisme. De Katholieke Kerk werd in zijn ogen in toenemende mate aangetast door opvattingen van pseudomenselijkheid en maatschappelijke betrokkenheid. Marxistische gedachten, die hij van huis uit zo verafschuwde, sijpelden stilaan binnen bij progressieve katholieken. Dit katholicisme werd in zijn ogen ‘volslagen halfzacht, kleurloos, a-religieus en kunstvijandig.’
Met het vormingscentrum Vinea Domini in Witmarsum ging het ook bergafwaarts. In 1974 werd het klooster gesloten bij gebrek aan nieuwe aanwas. Alleen Pater Amatus van Straaten bleef als directeur van het vormingscentrum achter. Hij was het niet eens met de koers en stapte in 1976 op. Vinea Domini was toen al niet meer een uitsluitend rooms-katholiek centrum. Met Pater Marinus Agterberg liep het ook niet goed af. Hij overleed in 1977 na een korte ziekte op 52-jarige leeftijd in het Sint Antonius Ziekenhuis in Sneek. Hij moet een inspirerende man zijn geweest die veel mensen kende en ook contacten onderhield met beeldend kunstenaars. Met Fritz Rahmann bijvoorbeeld, die in januari 1969 in Vinea Domini exposeerde en met wie hij diepgaande gesprekken voerde over de overeenkomsten tussen kunst, christendom en zenboeddhisme en wat al niet…’Gij, die koning zijt, dit en dat, wat niet al, ja ja, kom er eens om. Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat? Fritz Rahmann woonde in die in die tijd samen met Silvia Steiger in Hichtum, vlak boven Bolsward, op nog geen vijf kilometer van Witmarsum, het epicentrum van het Friese aggiormamento.