In 1991 was ik twee keer in Praag. In april privé en in juni voor de zaak. Die laatste reis was een een groepsreis met het LOPIK (Landelijk Overlag Instellingen Provinciale Cultuur). Marco Leeflang had het georganiseerd. Hij wist erg veel van Praag en was er al 26 keer geweest. We kregen overal toegang, zelfs bij de minister van cultuur. Havel was nog maar net aan het bewind. Er hing een sfeer van alles is mogelijk. We kregen ook speciale rondleidingen en lezingen, zelfs van professoren. Kortom, we kwamen overal, ook bij kunstenaars op het atelier. Iedereen moest een cadeautje meenemen om weg te geven aan iemand die ons had toegesproken. Wie dat zou zijn was elke dag weer een verrassing. Mijn collega uit Noord-Holland, Loek van der Molen, die later de eerste directeur werd van het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam en in 2001 op 51-jarige leeftijd te vroeg zou overlijden, had een prent meegenomen met een gedicht, die samen gewijd waren aan de stad Naarden. Ze kwamen uit de serie Prent en Poëzie, waarin zowat alle steden van Noord-Holland waren opgenomen. Hij had er lukraak één meegenomen, van een stad waar nog veel van de oplage over was. Die van Naarden dus. Op een goeie dag kregen we een lezing van een professor over de geschiedenis van Tsjecho-Slowakije. Het gebeuren vond plaats op een historische plek: de koepelzaal in het Natuurhistorisch Museum op het Wencezlasplein. De professor bouwde zijn lezing op aan de hand van de muurschilderingen die om ons heen en in de koepel waren te zien. Zo wees hij op een tafereel boven in de koepel, waar de zeventiende eeuwse skyline van Naarden was te zien. Loek, die toevallig aan de de beurt was met het cadeautje geven, zat naast mij. Hij viel zowat van zijn stoel. We hoorden het verhaal over Comenius en zijn verblijf in Naarden, waar hij ook begraven ligt. De ‘prent en het gedicht’ van Loek werden een geschenk uit de hemel. Later dat jaar kocht ik mijn eerste CD van REM met een heel mooi nummer: Shiny happy people.