Terry Eagleton geldt momenteel als een van de belangrijkste literatuurtheoretici in Engeland. Hij schreef een standaardwerk over literatuurtheorie en verdiepte zich vooral in de relatie tussen literatuur en ideologie. In de jaren zestig keerde hij zich tegen de formele literatuurkritiek van de ‘new criticism’. In zijn zijn boek The New Left Church (1966) combineert hij literaire kritiek, marxistische analyses en katholieke theologie in een poging het rooms-katholicisme te verzoenen met het socialistisch humanisme. Dat is een wijze van benaderen die mij bijzonder interesseert. Je zou het ‘de onvoltooide revolutie van de jaren zestig’ kunnen noemen.
De Ier Terry Eagleton was rooms-katholiek van huis uit. Hij raakte enthousiast door de liberale hervormingsgedachten van paus Johannes XXIII en het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965). In die tijd was hij mede-oprichter van een links georiënteerd, katholiek opinieblad. Rond 1970 kreeg Eagleton in de gaten dat de machtstructuren van het Vaticaan onwrikbaar vast lagen en verliet hij de kerk. Maar de belangstelling voor religie, als een maatschappijkritische factor, heeft hij altijd behouden. Onlangs nog nam hij de handschoen op in een fel debat met Richard Dawkins over zijn boek The God Delusion. In 2007 verscheen van Eagleton het boek The meaning of life, dat inmiddels ook in het Nederlands is vertaald als De zin van het leven. Waarom kent Nederland zo weinig van dit soort filosofen? Lucide, humoristisch en niet behept met een seculier fundamentalisme.
De hernieuwde belangstelling voor de religie is niet van de een op de andere dag ontstaan. De terreuraanslagen van 9/11 zijn achteraf bezien duidelijk een keerpunt geweest. Ik kan nog goed herinneren hoe deze dramatische gebeurtenis op mij zelf heeft ingewerkt. In augustus 2001 had ik juist mijn essay Adieu/à DIeu geschreven en ik dacht alles redelijk op een rij te hebben. De aanslagen in Amerika brachten mij in grote verwarring en ik besefte instinctief dat er iets fundamenteels zou gaan veranderen. Nog geen zes weken na 9/11 koos ik als thema voor een lezing bij de Fryske Akademy Kunst na 11 september. Mijn gedachtegang in Adieu/à Dieu kreeg voor mij een nieuwe betekenis. Op deze lijn wilde ik mij verder gaan verdiepen in de filosofie, waarbij ik steeds meer geïnteresseerd raakte in de klassieke bronnen. Allerlei vragen spookten door mijn hoofd.
Hoe is het mogelijk dat in de moderne tijd begrippen als ‘God’ en ‘ziel’ ondenkbaar zijn geworden. Waar ligt de barrière in ons denken? Is het soms mogelijk dat er sprake is van een soort eclips? Verhindert het moderne wereldbeeld, dat in de tijd van de Verlichting is ontstaan, ons om überhaupt de transcendentie nog te kunnen denken? Wat is de relatie tussen terreur en de teloorgang van transcendentie? Ik ging De ziel van Aristoteles lezen en De stad van God van Augustinus. Ik raakte steeds meer geïnteresseerd in de geschiedenis van de theologie, niet alleen de geschriften van de oude kerkvaders, maar ook de theologie van de nieuwere tijd van mensen als Schleiermacher, Otto, Barth, Bultmann, Bonhoeffer, Tillich en Robinson.
In 2003 wed ik getroffen door een ‘burn out’. Vier maanden lang gaf mij dat de gelegenheid om heel veel te lezen. Ik heb me in die tijd vooral verdiept in de theologie, een wonderlijke tak van wetenschap die ik opeens met heel andere ogen ging zien. Meer vanuit een historisch perspectief. Maar ook als een discipline die meer verwant is aan de esthetica dan welke andere vorm van wetenschap. Zo kwam het dat ik in de herfst van 2004 een blok van acht gastcolleges heb gegeven aan Academie Minerva in Groningen over het onderwerp ‘Kunst na de dood van God’. Het jaar daarop volgde een tweede reeks met als onderwerp Kunst in tijden van terreur.
De belangstelling van studenten voor deze thema’s was enorm. Nog steeds ontvang ik reacties hierover van ex-studenten die er iets mee gedaan hebben. In die tijd had ik het idee dat weinig kunstcritici met deze problematiek bezig waren. Ik moest mijn literatuur overal vandaan sprokkelen. Zo las ik de Sloveense filosoof Slavoi Žižek en de Belg Frank Vande Veire, maar ook Franse filosofen als Badiou, Marion, Nancy en de Italianen Vattimo en Agamben en de Canadees Charles Taylor. In maart 2004 nodigde ik Frank Vande Veire uit voor een debat in Leeuwarden. En een paar maanden later, op 23 september 2004, de Nederlandse filosoof Jos de Mul naar aanleiding van zijn artikel in de NRC – Kunstzinnige kruistochten – en ook omdat hij bezig was met een boek Echo’s van een laatste God, voorbij het einde van de kunst, dat overigens nog steeds niet verschenen is. Het zal – zoals ik inmiddels begrepen heb – deze maand gaan verschijnen.