Een openingswoord van een tentoonstelling heeft zijn eigen regels en wetten. Zo is het raadzaam dat de spreker zijn gehoor eerst meedeelt waar hij het over gaat hebben, vervolgens zegt wat hij te zeggen heeft en tenslotte nog eens kort samenvat wat hij heeft willen beweren. Alle goede dingen gaan immers in drieën: hoofd, romp en staart. Met andere woorden: een zekere mate van orde in de opbouw van het vertoog bevordert de bevattelijkheid. Een chaotische aaneenschakeling van zinnen kan wellicht even de aandacht vasthouden maar nooit leiden tot en zinnige ouverture.
Nu vormt een openingswoord in meerdere opzichten een verhaal apart omdat van de spreker zelden wordt verwacht dat hij iets zinnigs te berde brengt. De taak van een openaar is immers van voorbijgaande aard. Hij is de voorganger in een sociale ceremonie. Zijn woorden zijn dan ook te beschouwen als een vorm van hedendaagse liturgie, een rituele taaldaad gericht op het opschorten van drank en borrelhapjes, een tijdelijk verwijlen in een niemandsland waar alles gezegd kan worden en niets er toe doet. Kortom: een verzameling van zinnen die vrijelijk kunnen variëren tussen orde en chaos, behalve de laatste zeven woorden: “Hiermee verklaar ik deze tentoonstelling voor geopend.”
In dit kunstmatige universum van woorden, waar zin en betekenis geen noodzakelijke vereiste zijn, zou ik als spreker de illusie kunnen koesteren dat alles wat ik zeg al eens eerder is gezegd. De woorden rijgen zich immers als vanzelf aaneen, ze ontsnappen aan het gedruis van mijn mond en voegen zich in een gesloten systeem dat ook wel taal wordt genoemd. Ook dit systeem van de taal is er al. Het is een onvoorstelbare ruimte van klank en structuur die zich uitstrekt tot in onpeilbare diepten ergens onder uw schedeldak, een verzegeld domein tussen trommelvlies en cortex, waar tekens worden gekoppeld aan betekenissen, die ijlings van onbekende schappen worden weggetrokken, vervolgens van een beeld worden voorzien, waarna bij u een gewaarwording ontstaat van ‘Dit begrijp ik ‘ of ‘Dit begrijp ik niet’ ‘Dit is zinnig’ of ‘Dit is onzin’. ‘Dit is orde’ of ’Dit is chaos.’
Het verschil tussen deze twee begrippen orde en chaos is niet aan te geven met één lijn, een grens die twee sectoren duidelijk van elkaar gescheiden houdt. Voor sommigen van u heeft dit vertoog die grens wellicht allang overschreden en grijpt de onzin thans vrijelijk om zich heen in een chaotisch woordenspel. Anderen geven zin en betekenis wellicht nog een kans, of op zijn minst het voordeel van de twijfel, en laten in afwachting van mijn verlossende slotzin ruimte open voor een mogelijke ophanden zijnde onthulling. Eén enkele zin kan immers voldoende zijn om het kwartje te doen vallen – of misschien één woord, dat als een entkristal opeens een glasheldere structuur doet ontstaan in de ondoorzichtige troebele vloeistof van een oververzadigde oplossing.
‘In het hier en nu
Tussen de gewaarwording aan de uiteinden van de zenuwbanen
en de aankomst van informatie in hersenschors
ontglipt de tijd
Vandaar, elke keer dat wij elkaar raken
we dat deden in het verleden….’
Tussen wrijving en verwondering.
Deze woorden gebruikte ik als motto voor een tekst op een vouwblad dat bestemd was voor een tentoonstelling van Henk van Gerner. Die tentoonstelling mocht ik openen op 6 februari 1987. Dat is vandaag op de dag af 24 jaar geleden. Henk had voor die gelegenheid de hele ruimte van deze Galerij in bezit genomen met een installatie van staande, ijzeren V-vormen. Het was een spiraal van staketsels, die in wankel evenwicht balanceerde en maar een klein stootje van een bezoeker nodig had om met donderend gekletter in elkaar te storten. Krachten en tegenkrachten hielden het geheel in balans. De vorm van het geheel vloeide voort uit de werking van onzichtbare krachten. Er is meer in deze wereld dan wat wij met onze waarneming kunnen zien, zo leek dit kunstwerk te willen zeggen. Wat wij in de werkelijkheid menen waar te nemen zit in feite tussen de oren, tussen netvlies en cortex. Maar wat er werkelijk gebeurt zien we niet. Tussen de gewaarwording van de zenuwbanen en de aankomst van informatie in de hersenschors ontglipt de tijd. ‘Elke keer dat wij elkaar raken, deden we dat in het verleden….Tussen wrijving en verwondering.’ Die woorden gelden nog steeds.
Al bladerend in de tientallen teksten die ik in de afgelopen decennia schreef, voor tentoonstellingen niet alleen van Henk van Gerner, maar ook van Anke Kuypers, en bovendien voor al die keren dat zij samen exposeerden, alleen of in groter verband bijvoorbeeld in de groep Procedure x11 die in de jaren tachtig actief was, werd mijn aandacht gevangen door juist deze tekst. Ik heb even overwogen om die tekst van 24 jaar geleden vandaag gewoon opnieuw voor te lezen om te zien wat er dan gebeurt Elke zin die ik wegpluk uit het verleden krijgt in het heden een nieuwe betekenis . Deze bijvoorbeeld, die ik vond in een ander tekst over het werk van Henk van Gerner:
‘Wat je zoekt vind je maar zelden, en wat je vindt bleek er al tijden te zijn, het zat verscholen in een uithoek, in datgene wat overbodig leek, was afgedankt of bijna weggegooid. In de met zorg gekweekte tulpen bijvoorbeeld, die – nog koud uit de grond – door een bloemkweker terzijde werden gelegd omdat e door ziekte zijn aangetast, en dan op de kale planken van een kar – althans voor wie er oog voor heeft om te zien – opeens een regelmatig patroon prijsgeven. ‘
Als ik die woorden herlees lijkt er iets rond te tollen in de tijd. Zoals ook iets op die opening van 24 jaar geleden vandaag lijkt terug te keren. Er was toen iets raars aan de hand. Er zinderde iets in deze ruimte, niet alleen door de hachelijke situatie die was ontstaan door de wankele installatie die door Henk van Gerner op scherp was gezet, maar ook door een merkwaardig voorval dat zich kort voor de opening van die tentoonstelling bij mijn thuis had voorgedaan. Een week tevoren was Luciano Harms, die destijds als de voorganger van Erica Vos, als de coördinator beeldende kunst bij de Lawei werkzaam was, samen met zijn vrienden Tjitte en Gertie bij ons thuis komen eten. Luciano was een onverbeterlijk liefhebber van een alledaagse kunstvorm die vandaag de dag helaas wat in onbruik raakt, de practical joke. Zo hij had gemeend er goed aan te doen het gezamenlijk etentje op te vrolijken door een reeks grappen en grollen die met behulp van artikelen uit plaatselijke feestwinkel in werking werden gezet. Zo bleek er opeens een vlieg in de koffie te drijven die in een suikerklontje verstopt had gezeten. Het brandgat het tafelkleed, waar Luciano met ontzetting op wees, bleek nep te zijn en zelfs het geluid van een scheetkussen bleef ons tussen de gangen van dit diner niet bespaard.
Mijn vrouw Marijke was uit op wraak en had een week later voor de opening van de tentoonstelling van Henk van Gerner een hard gekookt ei meegenomen, dat zij bij het zien van Luciano plotseling uit haar tas haalde en in zijn richting wierp. ‘Hier Luciano vangen!’ Waarop de als altijd smaakvol geklede beheerder van de Lawei verschrikt probeerde dit ei te vangen om zo verschoond blijven van fluim eigeel op zijn rood geruite colbert dat hij kort tevoren in een boetiek in Amsterdam had aangeschaft. Van schrik liet hij een blad met lege glazen vallen en de scherven daarvan belandden samen met het hardgekookte ei in een plastic zak, die bij nader inzien van Geert Schaap bleek te zijn, maar dat kwam pas aan het licht toen deze thuis gekomen vol verwondering tussen zijn eigen spullen het ei tussen de glasscherven gewaar werd.
‘In het hier en nu
Tussen de gewaarwording aan de uiteinden van de zenuwbanen
en de aankomst van informatie in hersenschors
ontglipt de tijd
Vandaar, elke keer dat wij elkaar raken
we dat deden in het verleden….’
Tussen wrijving en verwondering.