Op weg naar het beloofde land

In zijn boek Nieuw Babylon in aanbouw (1995) beweert James Kennedy, dat niet de rebelse jeugd verantwoordelijk was voor de grote veranderingen van de jaren zestig, maar de ouderen. De ware architecten van het Nieuwe Babylon waren de behoudende regenten die ruim baan gaven aan de nieuwe ontwikkelingen. Dat was een vrij heterogene groep behoudzuchtige gezagsdragers. Overtuigd dat de veranderingen niet meer waren tegen te houden, boden zij uiteindelijk niet of nauwelijks weerstand. Men wilde vooral ‘met de tijd meegaan’ en begrip tonen voor de jeugd van tegenwoordig die het toch al zo moeilijk had. Achteraf kun je je afvragen of het problematisch karakter van de jongeren, die na de oorlog opgroeiden, hen niet werd aangepraat, niet alleen door hun ouders, onderwijzers en leraren, maar vooral ook door de beoefenaars van de menswetenschappen die ‘de jeugd van tegenwoordig’ als  een nieuw object van onderzoek hadden ontdekt. Men sprak over ‘massajeugd’, ‘ongrijpbaren,’ of ‘asfaltjeugd’.

Het cultuurpessimisme van deze onderzoekers stamde nog van voor de oorlog en het is niet ondenkbaar dat zij hun eigen pessimisme klakkeloos projecteerden op de nieuw ontdekte ‘asfaltjeugd’, die in hun ogen niet opgewassen bleek tegen de eisen die een snel veranderde industriële samenleving aan hen stelde. Hoe dan ook, het teveel aan begrip en meegaandheid van de elite leidde tot een radicale culturele omwenteling. Geen enkel land, uitgezonderd Italië, veranderde in de jaren zestig meer dan Nederland. Het waren de rebelse katholieken en de provo’s die het lont in het kruitvat staken, met een kettingreactie als gevolg. Maar dat alles verliep uiteindelijk in een redelijk vreedzaam proces. Er viel geen enkele dode, als je die ene bouwvakker niet meetelt, die bij de rellen in Amsterdam in juni 1966 aan een hartaanval overleed.

Volgens Erik Duivenvoorden, de biograaf van Robert Jasper Grootveld, kreeg het gemak, waarmee de Nederlandse elite in de jaren zestig plaats maakte voor een revolutionaire omwenteling, een vervolg in een actuele ontwikkeling. Ook tegenwoordig biedt de elite in Nederland met groot gemak ruimte voor een snelle omwenteling. Alleen is die qua richting tegengesteld aan die van de jaren zestig. Het populisme van Geert Wilders kun je zien als tegenbeeld van de culturele revolutie van toen. Opnieuw loopt Nederland voorop, maar nu aan de andere kant van de weg. Het zou kunnen zijn, dat deze radicale omslag elders in Europa veel meer weerstand gaat oproepen dan hier. De jaren zestig zijn allang voorbij, maar de buigzame elite van destijds bestaat nog steeds in Nederland.

Als het waar is – wat Heinrich Heine beweerde – dat in Nederland alles altijd vijftig jaar later gebeurt, dan geldt dat niet voor Gods Koninkrijk, dat hier al in de jaren zestig in aantocht was, inmiddels een halve eeuw geleden. Het messianisme is eigen aan het ‘gidsland Nederland’. Dat was zo in het progressieve klimaat van de jaren zestig, maar evenzeer in het reactionaire klimaat dat in de jaren negentig, toen het failliet van de multiculturele samenleving voor het eerst openlijk aan het licht kwam. ‘Ik ben gereed. U ook? Op weg naar het beloofde land!’ Zo luidde de slotzin van het boek De verweesde samenleving (1995) van Pim Fortuyn, de babyboomer, die als geen ander afrekende met de jaren zestig, waarvan hij zelf bij uitstek de verpersoonlijking was. De aanslagen van 11 september 2001 deden de rest. Het beloofde land werd het domein van de angst.

Populisme werd de opvolger van de provobeweging. Het kenmerk van beide is het koppelen van een tegendraads ideaal aan een magische vorm van pragmatisme. ‘Om de geest van de verslaving te kunnen verslaan, moeten we ‘de geest der publiciteit’ oproepen, riep Robert Japser Grootveld bij  bij zijn anti-rook-happenings: ‘Publicity, publicity, publicity…’

Robert Jasper Grootveld kan beschouwd worden als de grondlegger van de provobeweging. Zijn activiteiten begonnen al eind jaren vijftig, toen hij op een klein vlot rond peddelde door de Amsterdamse grachten. De beelden daarvan gingen destijds de hele wereld over. Grootveld wilde beroemd worden en daarin slaagde hij wonderwel in het tot dan toe saaie en burgerlijke Amsterdam. Zijn optredens als anti-rookmagiër bij het beeld van Het Lieverdje in Amsterdam trokken veel bekijks. Hij deed dat elke week op zaterdagavond bij de overgang van de sabbat naar de zondag. Volgens zijn biograaf Erik van Duivenvoorden had hij een primitief soort geloof ontwikkeld. Grootveld zag zichzelf als een profeet die waarschuwt dat het niet goed gaat met de wereld. Hij was een Zwarte Piet, die komst aankondigde van een nieuw soort Verlosser: Klaas. ‘Klaas komt!’ werd een gevleugelde uitspraak bij zijn happenings.

Hij bleek ook inderdaad over profetische gaven te beschikken. Zo verkondigde hij dat Amsterdam een Magisch Centrum zou worden dat bezoekers uit de hele wereld zou trekken. Een paar jaar later was dat inderdaad het geval. Naast Londen en San Francisco werd Amsterdam ‘the place to in the sixties’. Grootveld was gefascineerd geraakt door een figuur als Lou de Palingboer, die verkondigd had dat hij onsterfelijk was. Hij wees ook op charismatische figuren als John F. Kennedy en paus Johannes XXIII, die bakens van hoop waren geweest en die node werden gemist. Het volk had leiding nodig, profeten van nieuwe tijd die in aankomst was. Grootveld koos het Spui als locatie van zijn happenings, omdat hij geboeid was geraakt door het fenomeen van de Stille Omgang juist op het Begijnhof zijn begin en einde kende. Zo’n krachtig ritueel wilde hij ook. Een nieuw geloof dat mensen in de ziel zou raken: Klaas komt! Tijdens zijn happenings op het Spui las Grootveld voor uit een theologisch boek, een verhandeling over de zondagsrust van de theoloog K. H. Miskotte:  In de ruimte gezet. Overdenkingen van de zin van de zondag (1941)

De wijze waarop Grootveld zich manifesteerde als aankondiger van een nieuwe Messias kan niet los werden gezien van de eschatologische heilsverwachting die midden jaren zestig op tal van manieren in Amsterdam de kop op stak. De terugkeer van de Verlosser leek nabij. Het valt moeilijk vast te stellen hoelang deze heilsverwachting heeft geduurd, maar vijf jaar later speelde  Roel van Duyn nog steeds met het idee van een nieuwe Messias, al moest hij niet veel hebben van een charismatische eenling die zich zelf tot Verlosser uitroept. In zijn Panies Dagboek (1971) schrijft hij: ‘Ik ben het alleen, ik ben de eenling. Dat verafschuw ik gelijkelijk in Jezus Christus, Jan van Leyden, Hitler, Mao-tse-toeng en Lou de Palingboer, om aan aantal van de mest uiteenlopende Messiassen te noemen.’  De messiasfiguur  noemde hij ‘waanzinnig inspirerend. Toch zag Van Duyn zichzelf niet as als een nieuwe Messias. Evenals Robert Jasper Grootveld ging zijn voorkeur uit naar de rol  van Johannes de Doper die de komst van Verlosser aankondigt.

Maar waarom zouden we niet allemaal Messias zijn? Waarom zouden we deze heerlijke rol laten monopoliseren door iemand die onderwerping vraagt? Van Duyn bepleitte in feite een nieuwe soort ‘pan-messianisme’. Ieder wordt zijn eigen Messias. Het zou de ideale  synthese worden tussen het toppunt van democratisering en het hoogste wat een mens kan bereiken, mens zijn en God tegelijk. Niet One man, One Vote, maar One man, One Messias. Dat was het absurde omslagpunt van de sixties. ‘Jeder Mensch ein Künstler!’ riep Joseph Beush. Andy Warhol voorspelde de het op vergelijkbare manier, toen hij zei dat iedereen weldra zijn ‘eigen kwartiertje beroemdheid’ zou krijgen. En de Amerikaanse kunstcriticus Clement Greenberg zag de keerzijde van dit hoogtepunt in absolute de nivellering van de avant-garde: ‘When everybody becomes revolutionary, the revolution is over.’ Zo keerde hoogtepunt om om in een dieptepunt. Maar het heimwee naar ‘de eindeloze jaren zestig’ bleef bestaan, al was het maar bij de generatie van babyboomers die door eigen stomme schuld de afslag miste naar Gods Koninkrijk kop aarde. Did’nt we almost had it all….

Van Duyn was tot zijn bespiegeling over het messianisme gekomen naar aanleiding van het boek  van Orman Cohn, The persuit of the millennium, Revolutionaty messianism in medieval and Reformation Europe and its bearings on modern totalitarian movements (1961). Dat is  een historisch overzicht van messianistisch bewegingen door de eeuwen heen, beginnend met de strijd van de Joden tegen de Romeinen en eindigend bij Thomas Müntzer en de de strijd van de Wederdopers. Cohn probeerde aan te tonen dat messianistische bewegingen verwant waren aan het moderne fascisme en communisme. Dat was niet de weg die Van Duyn voor zich zag. Maar welk messianisme dan wel? ‘In welk op zicht kunnen wij ons met hen vergelijken wen welke fouten van hen kunnen wij vermijden, aangenomen dat zij en wij ons subjectief in zeer overeenkomstige situatie bevinden,’ zo orakelde hij, terwijl hij apocalyptische vergezichten zag opdoemen.

Van Duyn analyseerde de mythe van het de ‘Gouden tijd’ die aanbreekt na een Laatste Oordeel waarin het kaf van het koren gescheiden wordt. De uitverkorenen zouden voortleven alle heerlijkheid in het Koninkrijk der Hemelen. Die mythe had zijn vaste stramien met Het Beest, De Duivel, de valse profeet en de Antichrist, uitmondend in de post-revolutionaire terreur van vergelding en guillotine. Maar het was van belang om ‘het Beest en zijn  valse profeten’ niet gelijk te stellen met personen. Dat was in de geschiedenis immers al zo vaak gebeurd.

De komst van nieuwe Koninkrijk was onverbrekelijk verbonden met de ondergang van de westerse beschaving. Maar dat Koninkrijk zou niet kunnen zegevieren zonder dat wij niets anders voor hoefden te doen dan het 
vermijden van wat zonden. In die zin was Van Duyn het eens met de klassieke eschatologie: ‘Wij kunnen het Koninkrijk der Hemelen alleen 
deelachtig worden door te proberen deze ondergang te voor
komen en op aarde het Koninkrijk te stichten. In onze ziel, in 
onze geest, in ons lichaam, in de maatschappij, in onze omgeving. Waarom zouden wij nu onze rivieren vies als riolen maken, 
als zij volgens Johannes in het Nieuwe Jeruzalem helder als 
kristal zijn? ‘

Van Duyn verwierp dan ook het idee dat in de derde eeuw was verkondigd door de kerkvader Origenes, dat 
het Koninkrijk der Hemelen niet in tijd of ruimte gedacht moet 
worden, maar dat het alleen iets is wat plaatsvindt in de zielen van de gelovigen. Zo’n Koninkrijk der Hemelen zou niets anders kunnen zijn dan een ‘een onbeduidende trip’ die alleen voor bepaalde  mensen was weggelegd, terwijl de dictatuur over degene die niet waren uitverkoren gewoon zou doorgaan. Nee, het Koninkrijk der Hemelen dat van Duyn zag aanbreken was totaal. En juist daar zat zijn blinde vlek voor het totalitaire dat eigen is aan elke eschatologie. De totale eclips van het visioen voltrok zich op het moment suprême waarop de hemel op aarde onder handbereik lag.  Als het beloofde land voor iedereen is weggelegd, dan is het voor niemand weggelegd. Het Nieuwe Koninkrijk, zo profeteerde Van Duyn, was voor Jan en 
alleman: ‘….voor de poezen, voor de krokodillen, de rivieren evengoed als voor de verworpenen der aarde, de ongelovigen, de zondaars, de patat-eters, de vleesverslinders, de verslaafde consumenten, de autoriteiten, de militaristen, de zon, 
de maan en de sterren.’

Hij bepleitte een relatieve armoede als een politieke en ecologische noodzaak. En zo schetste hij de contouren van een nieuwe hemel op aarde. Zijn seculiere messianisme mondde uit in een ecologisch manifest voor de redding van de wereld van zijn naderende ondergang. Die ondergang werd niet toegejuicht zoals de eerste christenen dat deden, maar moest juist tot elke prijs voorkomen worden:

‘Het is een essentieel verschil tussen de oude voorbereiders 
van het Koninkrijk der Hemelen en de nieuwe dat de oude de ondergang van de wereld als een verlossing van den boze zagen, 
terwijl de nieuwe het als een helse ramp beschouwen. De enige 
manier waarop het Koninkrijk der Hemelen voorbereid kan worden is door het verhoeden van deze ondergang, want het ver 
hoeden daarvan is niet alleen een manier van leven die verzet 
tegen de bestaande orde impliceert, maar vooral ook een over
gave aan de goddelijke orde waarmee de bestaande orde in de 
mensenmaatschappij nu kennelijk in conflict komt. Dit ve
rhoeden, deze overgave is het leven in het Koninkrijk der Hemelen, waarvan we ons beslist geen zoetige voorstelling moeten 
maken.‘