Gisteren kreeg ik van mijn zoon Jurriaan het nieuwste nummer van het blad ‘Great Place to Live’ in mijn handen gedrukt. Het gaat over ‘De schoonheid van [1]* en al haar schitterende (on)mogelijkheden’. [1}* dient men in dit geval te lezen als ‘geld’. Geld maakt niet gelukkig, zo luidt het oude gezegde. Toch draait de hele wereldeconomie om geld. Volgens de makers van deze krant sterft het fenomeen geld langzaamaan uit. ‘Wij zijn de Maslov-piramide voorbij’, zo lees ik, ‘de nieuwe economie bestaat uit relaties van waarde die aan elkaar worden gekoppeld, de netwerksamenleving ‘pur sang’ met ‘aandacht’ als nieuwe olie. De krant lijkt een neerslag te zijn van een nieuwe trend die al enige tijd te bespeuren valt. Het kapitalisme is op zoek naar een menselijke maat. Het idee van Adam Smith dat ‘een onzichtbare hand’ van het systeem de optelsom van alle individuele vormen van hebzucht uiteindelijk in goede banen zal leiden heeft zijn langste tijd gehad. Mensen zijn op zoek naar meer altruïstische alternatieven.
Duurzaam ondernemen, een meer humane bedrijfsvoering, hoop en samenhorigheid als bindende factor in de politiek. Het is het Obama-verlangen naar verandering dat al langer in de lucht hangt. Wereldwijd kun je zien tot wat voor rampen het radicale kapitalisme heeft geleid. De economische euforie van de jaren negentig is voorgoed voorbij. Een spoor van ellende sleept het globaliseringsproces over de aardbol achter zich aan, met overal dezelfde rampzalige effecten: sociale ontwrichting, extreme verschillen tussen een kleine puissant rijke elite en een massaal groeiende armoede, en een plundering van de locale delfstoffen. ‘Gated communities’, Fort Europa… overal sluit men zich op in het eigen veilige bastion tegen de vloedstroom van migranten die als thuisloze nomaden over de wereld trekken.
Geld als drijfveer zal de wereld uiteindelijke ten gronde richten in een oplopende spiraal van een exponentieel versnellende economische groei en een toenemende massa van kansloze mensen waarom niemand zich meer bekommert. Is het dan totaal onmogelijk om het systeem anders te programmeren? Om andere waarden als geluk en gezamenlijk welbevinden voorop te stellen. ‘Geluk’, zo lees ik in ‘Great place to live’, ‘is meetbaar’. Het bestaat uit vier componenten: (1) Autonomie (het gevoel dat je kunt doen wat je wilt); (2) competentie (het gevoel dat je effectief bent); (3) betrokkenheid (het gevoel dat je dicht bij anderen staat en (4) zelfwaardering (het gevoel dat je de moeite waard bent). Zo kun je zelfs modellen ontwikkelen om het geluk wereldwijd te meten. Waar zijn de mensen het meest gelukkig en waar het minst?. De uitkomsten geeft je een kleur in een oplopende schaal van gradaties tussen licht geel en diep rood. Adrian White van de Universiteit van Leicester heeft in 2006 een dergelijke wereldkaart samengesteld (zie foto boven).
Die kaart laat zien dat geld toch een heel belangrijke factor is voor het gevoel van welbevinden. Maar niet altijd. Zo zijn rijke landen als Canada, Amerika, Nederland, Ierland, Scandinavië, Zwitserland, Oostenrijk. Oman en Australië op de kaart diep rood gekleurd. Maar ook landen als Venezuela, Costa Rica en Maleisië zijn heel gelukkig. Opvallend is dat Zuid Amerika over het algemeen veel gelukkiger is dan Afrika. Japan blijft relatief achter in het geluk, evenals Europese landen als Portugal en Albanië. Dat het Rusland en Siberië moeilijk is om gelukkig te worden is niet zo moeilijk te begrijpen, maar waarom zijn in Afrika landen als Tunesië, Ghana en Namibië nog relatief gelukkig? Hoe dan ook, geluk blijkt niet één op één afhankelijk te zijn van het BNP (Bruto Nationaal Product). Er zijn kennelijk ook factoren in het spel die niet direct in geld zijn uit te drukken.
Ik heb gefascineerd naar deze kaart zitten kijken. Ongemerkt gebeuren er dingen in je hoofd als je je blik vanuit deze optiek over de aardbol laat glijden. Ten eerste de verbazing dat je hier in Nederland op een klein eiland van geluk woont. Maar dat niet alleen. De wereld is veel groter dan Nederland. Eigenlijk zou elke Nederlander deze kaart moeten inlijsten en boven zijn bed moeten hangen. Vooral voor populistische politici zou deze kaart verplichte kost moeten zijn. Waar zeuren we hier eigenlijk over? En tegelijk: hoe komt het toch dat zoveel mensen op de wereld kennelijk diep ongelukkig zijn?
Onlangs heb ik me proberen te verdiepen in de economisch wetten van het mondiale kapitalisme door het lezen van het boek ‘De shockdoctrine’ van Noami Klein. Zij beschrijft een proces dat al decennialang in de wereld gaande is. Amerika probeert de effecten van de shocktherapie, die eind jaren veertig in de psychiatrie werd ontdekt, toe te passen op de wereldeconomie. Vrijhandel, vrijheid en democratie worden hierbij telkens als een totaalpakket gepresenteerd na de gevolgen van een ramp of grote kalamiteit. Landen die zich dreigen te onttrekken aan de wetten van wereldwijde vrijhandel worden zo in een staat van shock gebracht. Dat kan gebeuren door een geregisseerde staatsgreep, een vernietigende oorlog of een radicale omwenteling, waarbij politieke tegenstanders niet zelden worden geëlimineerd door marteling, hersenspoeling of gewoon door moord.
Ook een natuurramp kan worden aangegrepen om van de shock te profiteren. In de korte periode van hevige verwarring, die na de shock volgt, worden de hoofdprincipes van de econoom Milton Friedmanop radicale wijze doorgevoerd. Alle locale structuren worden vernietigd en een nieuwe economische structuur wordt hardhandig geïmplementeerd. Dat betekent radicale privatisering, onteigening van nationale grondstoffen en het wegnemen van alle belemmeringen die de vrije wereldhandel in de weg staan. De recente annexatie van de oliebronnen in Irak door de westerse oliemaatschappijen is het laatste wapenfeit van het rampenkapitalisme. Eerst de shock en dan de onteigening.
De vrije markt is zoiets als de vrije natuur, zo stelde Milton Friedman. De overheid moet worden teruggebracht tot een ‘lege onderneming’, zodat de multinationals de volle winst kunnen opstrijken, vooral bij het proces van wederopbouw. Niet het communisme is de grootste tegenstander van het rampenkapitalisme, maar het meer gematigde socialisme, dat de aan de overheid een sturende rol toekent. Volgens Friedman kun je immers nooit iets goed doen met andermans geld. Als je de gevolgen van dit ‘rampenkapitalisme’ projecteert op de ‘wereldkaart van het geluk’, dan zijn er allerlei conclusies te trekken.
Naomi Klein beschrijft de slagvelden van de shockdoctrine in chronologische volgorde, Zuid-Amerika, het Chili van Allende, Het Engeland van Thatcher, Polen, China, Rusland, de economische crisis in Zuid-Oost Azië, de binnenlandse crisis in de VS (na de ‘war on terror’). de oorlog in Irak, het leegplunderen van de Aziatische kuststrook na de gevolgen van de tsunami, het opgeven van de vrede door Israël. Kortom, het is een moedeloos makend verhaal als al die kapitalistische ellende tot je door laat dringen. Je zou er bijna terrorist van worden. De globalisering van de economie lijkt zo bezien een fataal natuurlijk systeem dat niet te keren is.
Milton Friedman had misschien wel gelijk. De natuur moet zijn loop hebben. De wereld wordt uiteindelijk één groot laboratorium van ‘laissez faire’. Er is nooit een einde gekomen aan het tijdperk van de grote verhalen en ideologieën. Er is gewoon één ideologie die overblijft in de ‘struggle for life’. De wereldwijde vrijhandel met zo min mogelijk belemmeringen van nationale overheden. Wie niet mee kan komen moet afhaken of met een shocktherapie behandeld worden. Dat levert van de weeromstuit zorgwekkende tegenkrachten op. Trotse volken die zichzelf door buitenlandse krachten vernederd voelen proberen hun nationale trots te herwinnen door de meest kwetsbaren in hun midden als doelwit te nemen. De wereldwijd groeiende discriminatie van etnische en seksuele minderheden is wat dat betreft een teken aan de wand
En toch, de ‘wereldkaart van geluk’ stemt ook tot enige hoop. Naomi Klein concludeert in haar korte slothoofdstuk dat de shockdoctrine het minst effectief is in landen waar hij al eens eerder is beproefd. Mensen worden uiteindelijke resistent tegen de intimidaties van het kapitalistisch systeem. De redelijk rode kleur van Zuid Amerika lijkt haar enige hoopvolle conclusie enigszins te bevestigen, maar het is nog wel een hele lange weg naar een wereld als ‘a great place to live’