Schaf de Fryske Akademy af !

‘Het onderzoek sluit aan bij de actuele discussies betreffende de eigenheid van regio’s en minoriteiten in heden en verleden. Ook sluit het aan bij vigerende thema’s als staatsvorming, modernisering van bestuur, geloofsbeleving, Reformatie, conflictbeheersing, landschapsgeschiedenis, filosofische en intellectuele stromingen, bezitsverhoudingen, arbeidersbeweging, dynamiek van identiteit en cultuur.’

Mooie woorden die staan te lezen op de site van de Fryske Akademy. Maar wat is dat, dynamiek van identiteit en cultuur? Wat is eigenlijk Friese identiteit? Hebben we daar een instituut voor nodig dat jaarlijks miljoenen kost? Wie wil spreken over Friese identiteit als inspiratiebron voor de toekomst – en uit blijft gaan van een opvatting van identiteit die sterk verbinden is met het verleden –  moet om te beginnen een draai van 180 graden maken. Zo’n abrupte en extreme beweging kan  een pijnlijke vorm van kramp veroorzaken. Je moet immers vooruit kijken en tegelijk achterom. Je moet het nieuwe kunnen waarderen zonder het oude uit het oog te verliezen. Je moet het ene doen zonder het andere te laten. Er wordt in Friesland altijd lang geaarzeld om onomkeerbare keuzes te maken.

Het gevolg is, dat er hier opvallend vaak wordt gedacht in termen van enerzijds en anderzijds. Zelden wordt uit alle macht geprobeerd iets te veranderen. Altijd sluimert het gevaar om iets voorgoed te verliezen. Op deze wijze lijkt Friesland vast te zetten in de pijnlijke kramp van een wat al te lang volgehouden spagaat, met andere woorden, een zeer onnatuurlijke houding van waaruit je moeilijk overeind kunt komen. Het is de spagaat tussen verleden en toekomst, tussen stad en platteland, tussen globalisering en regionalisering, kortom: tussen vooruitgang en het behoud van eigen identiteit.

Dit bijna dwangmatige spagaat-denken is ook kenmerkend voor de scenario’s die telkens weer worden bedacht voor de toekomst van Friesland. De dilemma’s lijken structureel onoplosbaar. Friesland moet veranderen, wil het in economisch opzicht niet hopeloos achterop raken. Aan de andere kant dienen specifieke kwaliteiten behouden te blijven, dat wil zeggen , een schoon milieu, een fraai landschap, de maatschappelijke cohesie en last but not least: een eigen taal. Denkend aan het Friesland van de komende eeuw zien politici telkens weer twee doemscenario’s opdoemen.

Het eerste is een soort Albanië van het noorden met veel natuurschoon en restanten van eeuwenoude cultuur, maar ook met extreem hoge werkloosheidcijfers, behalve dan in de dienstverlenende sector van et cultuur-  en massatoerisme. Het andere is een met urban villa’s volgebouwde slaapstad voor de Randstad, compleet ondertunneld voor de hogesnelheidstreinen, waarin managers, rustend in zacht leren kussens, als sluimerende forensen heen en weer zoeven tussen woonstulp aan het water en de luchthaven in de Flevopolder.

In zijn studie The global paradox heeft de Amerikaanse socioloog John Nasbitt voorspeld dat het belang van de nationale staat in de 21ste eeuw sterk zal gaan afnemen. Het totaal aantal staten zal volgens hem in de komende decennia toenemen van de tegenwoordige tweehonderd tot een aantal dat waarschijnlijk de duizend gaat benaderden. Tegelijk zal het proces van regionalisering binnen die staten, alsook de globalisering daarbuiten,  steeds verder voortgang vinden. De wereldburger van de 21ste eeuw zal zijn gevoel van identiteit steeds meer gaan spreiden over stad, regio, federatie, werelddeel of de mensheid als geheel.

Kortom identiteit wordt een breed scala aan wisselende opties binnen het vaste kader van een mondiale cultuur. Als die voorspelling een kern van waarheid bevat, dan ligt daarin voor Friesland niet alleen een bedreiging besloten, maar ook een hoopvolle gedachte. De Friese cultuur zou als regionale variant ook in de 21ste eeuw blijven voortbestaan, misschien wel op een veel meer ontspannen wijze dan in het huidige Nederlandse staatsbestel mogelijk is. Alleen het begrip identiteit als zodanig zal veel van zijn traditionele zwaarte verliezen. Het wordt een alternatief identificatiemodel, iets dat tegelijkertijd bestaat naast allerlei andere modellen waarin mensen zichzelf voor even kunnen herkennen.

De mythe van de Friese identiteit bevat een geheim dat voor buitenstaanders moeilijk te vatten is. Soms heeft die mythe iets weg van een brandkast die al eeuwenlang op slot zit. Een meer dynamische en pluriforme opvatting van identiteit lijkt mij dan ook alleen mogelijk, als die eeuwenoude brandkast eindelijk eens wordt opengebroken. Niet met een koevoet wel te verstaan, maar met beleid. Het slot van die brandkast kent immers een ingewikkelde code die alleen ontcijferd kan worden met concentratie en de beheersing van een volleerd inbreker.

Het  in wezen onbenoembare karakter van de Friese identiteit maakt het voor mij moeilijk een beeld te vormen hoe het als inspiratiebron kan dienen voor de toekomst, tenzij dit streven een meer concreet doel wordt gegeven, zoals meer bestuurlijke verzelfstandiging of uiteindelijke autonomie. Zo niet, dan blijft er van de Friese identiteit als politiek adagium niet veel meer over dan een mythisch en onweersproken geloof in naar binnen gekeerde waarden, die vooral op het verleden betrekking hebben en uiteindelijk het gevaar opleveren als blokkade te fungeren voor een onbevangen visie op de toekomst. Friesland is gebaat bij een meer ontspannen kijk op zichzelf. Geen Januskop, waarin somber doemdenken haar keerzijde vindt in een euforisch navelstaren, maar een meer pragmatische en postmoderne overlevingsdrang, een soort zappen tussen de zelfbeelden.

Ik wil er dan ook voor pleiten dit benauwde denken af te schaffen. Ik wil pleiten voor een meer pluriforme en dynamische opvatting van het begrip Friese identiteit. In feite pleit ik ervoor om het begrip ‘identiteit’ uit het Friese woordenboek te schrappen. Wat mij betreft kan dat hele Friese woordenboek geschrapt worden, waar al decennia lang aan gewerkt wordt door een geldverslindend instituut als de Fryske Akademy. Weg met de Fryske Akademy dus, de Fort Knox van de Friese navelstaarderij. Dat geld kunnen we wel beter gebruiken in deze tijden van bezuiniging. Voor echte cultuur bijvoorbeeld, voor kunst en literatuur, en niet dat eeuwig gevlooi in kaartenbakken. Johan Huizinga zei het al: ‘Wie cultuur wil behouden, moet cultuur scheppen!’