Gisteren sloeg ik de I-Tjing open. De I-Tjing is het ‘Boek van de Veranderingen’ en met veranderingen moet je altijd oppassen, al was het maar omdat hun belangrijkste eigenschap is – het woord zegt het al – dat ze veranderen. Het raadplegen van de I-Tjing moet daarom met een zekere prudentie geschieden. Wie niet open staat voor de verandering zal de verandering ook niet waarnemen, zelfs niet in de I -Tjing. Wat je in de I- Tjing leest zit uiteindelijk in je zelf. In die zin zijn de tekens van de I- Tjing niet anders dan alle andere tekens of woorden. Of zoals de I Tjing ons laat weten:
‘Kijk eerst de woorden aan
Bezin je, wat ze beduiden,
Dan komen de vaste regels aan het licht.
Doch ben je niet de rechte man,
Dan openbaart zich aan jou niet de zin.’
Maar het rare was – en dat had ik niet vermeld – bij het openslaan van de I-Tjing viel er een foto uit, een polaroidfoto. Er zat ook een tekst bij: ‘Notities uit een doordeweekse dag’. Ik had ze daar heel lang geleden ingestopt en nooit meer teruggezien. Die foto is genomen op 30 mei 1985. Dat weet ik zo precies, omdat de dag daarvoor het drama in het Heizelstadion in Brussel had plaatsgevonden. De dag daarop nam ik deel aan een symposium in het vormingscentrum van de Woodbrookers in Kortehemmen. Dat ging het over kunst en cultuur in de toekomst, een nogal vaag onderwerp, waar destijds met grote stelligheid over gedebatteerd werd door allerlei mensen, die – net als ik – op het terrein van de kunst en cultuur werkzaam waren.
Ik herinner mij een professor met een punthoofd die met een wonderlijk project bezig was, waarin de toekomst werd gesimuleerd in een groot spel. Het was een virtuele wereld, die in een gigantisch rollenspel gegenereerd werd door echte mensen in het hier en nu. Zo verscheen er elke week een krant, waarin je kon lezen hoe de wereld er in de toekomst er voor zou staan. Ik begreep er destijds niet zoveel van. Wel weet ik dat wij een portretfoto op de muur moesten prikken, zodat iedereen kon zien wie je was.
De jongeman op de foto, die gisteren uit de I Tjing viel, ben ikzelf. Ik ben 37 jaar en kijk de toekomst in, maar dat weet ik op dat moment nog niet. Kennelijk heb ik mijn foto net van de muur geplukt, want achter me kun je de andere polaroidfoto’s nog zien hangen op een groot prikbord, met de naam van de betreffende congresganger eronder. Je ziet dus foto’s in een foto, maar terwijl ik dat schrijf bedenk ik mij dat deze veronderstelling niet klopt.
Als deze foto daar ook op het prikbord heeft gehangen, dan hadden die andere er niet opgestaan. Of is het misschien zo, dat deze foto bij binnenkomst is genomen en daarna naast de andere gehangen is? Ik neem niet aan dat van iedereen bij het weggaan nog een tweede foto is genomen die de betreffende persoon dan mee naar huis mocht nemen. Dat zou een beetje dubbel op zijn. Hij had immers al een foto. Die had hij immers net van het prikbord afgehaald.
Bij het symposium in Kortehemmen op 30 mei 1985 moest ik ook een korte tekst schrijven. Het onderwerp was een vraag: hoe ziet een doordeweekse dag er voor mij uit over 15 jaar? Op 30 mei 2000 dus. Dat is inmiddels al weer 11 jaar geleden. Wonderlijk dat je naar een verleden kunt kijken dat destijds nog vóór je lag. Dit is wat je noemt ‘de toekomst van gisteren’. Tijd is een illusie, zoiets heb ik altijd al vermoed. Het ‘nu’, dat almaar voorbijtrekt, is een glimp van een grote rivier die ik niet kan zien, maar die allang bestaat, allang heeft bestaan en zal bestaan. Alles is er al en staat staat stil. Alles wat stil staat verdwijnt. Veranderingen bestaan niet. Ook wat je in de I- Tjing leest zit al in je zelf. Ik ben het, die de tijd voortduwt en de woorden, die er al waren, opnieuw achter elkaar plaatst. Mijn tekst van destijds luidde als volgt:
NOTITIES UIT EEN DOORDEWEEKSE DAG
30 mei 2000
Ik heb vandaag een vrije dag, Ik ben 52 jaar en sinds enige tijd werkzaam als docent aan een kunstacademie, waar ik met 20 uur lesgeven een redelijk belegde boterham verdien. Ik heb mijn dag besteed met lezen in de tuin. Eerst ‘De wereld gaat aan vlijt ten onder’ van Max Dendermonde voor de vierde maal herlezen, daarna de ochtendkrant, 150 pagina’s dik met 5 dagelijkse bijlagen over sport, toerisme, huis en tuin, cultuur en boeken. De sportpagina is geheel gewijd aan een reportage over de sloop van ene van de laatste voetbalstadions, 15 jaar na de ramp in Brussel worden sportevenementen alleen nog maar rechtstreeks op tv uitgezonden op een apart net dat 24 uur beschikbaar is. Op pagina 32 van de krant staat een kort bericht da voor de 6de keer in 15 jaar een overstroming in Bangladesh circa 40.000 mensenlevens heeft gekost. Het Nederlands Ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking bestaat niet meer. Alleen op Europees niveau wordt hier nog iets aan gedaan en alleen direct gekoppeld aan exportbevordering. Een internationaal plan dat voorziet in migratie van de bevolking van het deltagebied van Bangladesh naar het noorden, en een verbetering van de economische infrastructuur van Noord-Bangladesh is nog nooit van de grond gekomen dor het ontbreken van politieke wil en financiële middelen bij de drie wereldmogendheden. In de toeristenbijlage wordt een goedkoop 14-daags arrangement naar Bali besproken. Mijn vakantiegeld biedt geen ruimte voor een dergelijke wereldreis. Ik zal mijn vakantie deze zomer doorbrengen op Rottumerplaat. In de bijlage ‘Huis en Tuin’ staat een uitgebreid artikel over het, met behulp van de home-computer, kweken en veredelen van orchideeën. De cultuurbijlage is gewijd aan de ’roaring sixteis’ , een golf van jeugdsentiment en nostalgie die zich sinds kort uit in mode, reclame en bekentenisliteratuur. De boekenbijlage tenslotte besteedt aandacht aan een trend die geheel verdwenen lijkt: literatuur en maatschappelijk engagement.